ECLI:NL:GHSHE:2021:2538

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
200.277.680_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake non-conformiteit van dressuurpaard op Grand Prix niveau

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een professioneel dressuuramazone uit Japan, die een dressuurpaard heeft gekocht van de Spaanse vennootschap Agropecuaria Fornalis S.L. Het paard, dat op Grand Prix-niveau zou moeten presteren, vertoonde na de aankoop gezondheidsproblemen. De appellante, hierna aangeduid als [appellante], heeft het paard op 12 april 2018 gekocht voor € 1.150.000, maar na verschillende medische problemen heeft zij de koopovereenkomst willen ontbinden. De rechtbank Oost-Brabant heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellante] afgewezen, waarna zij in hoger beroep is gegaan.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak op 3 augustus 2021 behandeld. De kern van het geschil draait om de vraag of het paard non-conform was, dat wil zeggen of het paard voldeed aan de verwachtingen die [appellante] op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] een professioneel dressuuramazone is en dat zij het paard heeft aangeschaft in het kader van haar onderneming. Dit heeft gevolgen voor de toepasselijkheid van consumentenbescherming.

Het hof heeft de bewijsvoering van [appellante] over de ongeschiktheid van het paard als dressuurpaard op Grand Prix-niveau in twijfel getrokken. Het hof heeft besloten dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de feitelijke ongeschiktheid van het paard te beoordelen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan beide partijen, waarbij het hof de verdere beslissing aanhoudt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.680/01
arrest van 3 augustus 2021
in de zaak van
[appellante] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] (Japan) en zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen,
tegen
de vennootschap naar Spaans recht
Agropecuaria Fornalis S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Spanje),
geïntimeerde,
hierna: Agro,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te ‘s-Hertogenbosch,
op het bij dagvaardingsexploot van 29 april 2020 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 4 maart 2020 tussen [appellante] als eiseres in het incident en eiseres in conventie/verweerster in voorwaardelijke reconventie en Agro als verweerster in het incident en gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (nummer C/01/339499/HA ZA 18-705)

Hiervoor verwijst het hof naar voornoemd vonnis en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen van 13 februari 2019 en 21 augustus 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voornoemde dagvaardingsexploot van [appellante] ;
  • de memorie van grieven van [appellante] met een productie;
  • de memorie van antwoord van Agro met producties.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en die van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Beknopt feitenoverzicht
3.1
In dit geding gaat het in de kern om het volgende.
[appellante] is een professioneel dressuuramazone (paardensport) die Japan op Grand Prix dressuurniveau vertegenwoordigt. [appellante] pleegt haar paarden bij [Academy] te [vestigingsplaats] (hierna: [Academy] ) te trainen en te stallen.
Sinds Agro in 2014 de op [geboortedatum] geboren merrie [naam paard] in eigendom verkreeg, is [naam paard] door met name Spaanse en Portugese ruiters als dressuurpaard op Grand Prix niveau uitgebracht.
Bij de zoektocht naar een opvolger voor haar toenmalige dressuurpaard op Grand Prix niveau, kreeg [appellante] belangstelling voor [naam paard] . In het kader van een mogelijke aankoop van [naam paard] heeft [appellante] zich laten bijstaan door de aan [Academy] verbonden [medewerker Academy] . [appellante] heeft [naam paard] in maart 2018 zelf bezichtigd en bereden en in haar opdracht heeft de aan Veterinair Centrum [plaats] verbonden dierenarts [dierenarts 1] op 3 april 2018 in [plaats] (Portugal) de aankoopkeuring verricht.
Nadat [appellante] [naam paard] op 12 april 2018 had gekocht en de overeengekomen koopprijs van € 1.150.000,-- aan Agro had betaald, heeft Agro de destijds in Portugal gestalde [naam paard] op 20 april 2018 aan [appellante] afgeleverd. [appellante] heeft [naam paard] vervolgens naar Nederland laten transporteren, alwaar [naam paard] op 22 april 2018 bij de stallen van [Academy] is aangekomen.
Op 25 april 2018 heeft [appellante] [naam paard] vanwege een onregelmatig geachte loop naar Dierenkliniek [dierenkliniek] te [vestigingsplaats] laten brengen. In verband met de aldaar door de dierenartsen [dierenarts 2] en [dierenarts 3] opgedane bevindingen, is in de periode van 25 tot en met 27 april 2018 meermalen door [medewerker Academy] en [appellante] tegenover Agro aangegeven dat [appellante] van de koopovereenkomst af wil.
Vanwege op 23 mei 2018 geconstateerde koorts heeft [appellante] [naam paard] voor behandeling over laten brengen naar dierenartsenpraktijk Paardenartsen Brabant te [vestigingsplaats] . Na op 26 mei 2018 bij [naam paard] geconstateerde koliek, werd [naam paard] op 27 mei 2018 in Veterinair Centrum [plaats] geopereerd. Tijdens de operatie heeft [appellante] [naam paard] -na advies van de dierenarts- laten inslapen. Het kadaver is niet meer beschikbaar.
Relevante vordering(en) en beslissingen uit de eerste aanleg
3.2
In dit door [appellante] met de dagvaarding van 17 juli 2018 ingeleide geding heeft de rechtbank in de voorafgaande tussenvonnissen zowel in de hoofdzaak als in het (later opgeworpen) incident een comparitievonnis gewezen.
3.3
Bij het beroepen eindvonnis heeft de rechtbank afgewezen de
vorderingen van [appellante], samengevat:
A.
in het incident:
om op verbeurte van een dwangsom over te gaan tot afgifte van (een afschrift van) het volledige veterinaire dossier van [naam paard] bij Dierenkliniek [dierenkliniek] en met veroordeling van Agro in de proces- en nakosten van het incident, te vermeerderen met wettelijke rente;
B.
in de hoofdzaak in conventie:
I. om te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst per 26 of 27 april 2018 althans per heden is of wordt
- primair: vernietigd,
- subsidiair: ontbonden;
II. om Agro te veroordelen tot betaling van:
a. € 1.150.000,-- aan betaalde koopprijs, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2018;
b. € 19.330,65 aan voor [naam paard] gemaakte kosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2018;
c. de volledige proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de uitspraak.
Voor het geval dat de rechtbank in de hoofdzaak in conventie de vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst mocht uitspreken, had Agro in de hoofdzaak in reconventie een (tegen)vordering ingesteld. Omdat de voorwaarde waaronder Agro die vordering had ingesteld niet was vervuld, heeft de rechtbank echter uiteindelijk niet beslist op die
vordering van Agro, samengevat:
C.
in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie:
III. a. om te verklaren voor recht dat [appellante] niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft
gehandeld althans toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om [naam paard] terug te geven en om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van
€ 1.150.000,-- aan daardoor geleden schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de uitspraak;
b. om [appellante] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de uitspraak.
Vordering(en) in hoger beroep
3.4
In hoger beroep formuleert [appellante] acht grieven en concludeert [appellante] in de kern dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en haar (in rov. 3.3 onder B. genoemde) vorderingen I en II alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Agro in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep.
3.5
Onder weerspreking van het hoger beroep concludeert Agro in hoofdlijn dat het hof
- primair: het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk of ongegrond zal verklaren;
- subsidiair, voor het geval het hoger beroep van [appellante] alsnog tot een toewijzing van de
vorderingen I en/of II mocht leiden: haar (in rov. 3.3 onder C. genoemde) voorwaardelijke
vordering III alsnog zal toewijzen,
- primair en subsidiair: met veroordeling van Agro in de proces- en nakosten, te
vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de uitspraak.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.6
Dit geschil heeft internationale aspecten omdat [appellante] in Japan woont, Agro een in Spanje gevestigde Spaanse vennootschap is en [naam paard] op het moment van de (ver)koop en aflevering in Portugal verbleef.
Het hof overweegt dat de tussen partijen opgemaakte en op 12 april 2018 ondertekende schriftelijke overeenkomst (hierna: de akte) in artikel 11 vermeldt:
“This Agreement is subject to Dutch law with the exclusion of the Vienna Sales Convention. The District Court of East Brabant has jurisdiction to hear disputes by virtue of this Purchase Agreement.”
De rechtbank heeft dan ook terecht en onbestreden de Nederlandse rechter bevoegd geoordeeld. Onbestreden is bovendien de toepasselijkheid van Nederlands recht met de uitsluiting van het Weens Koopverdrag. Bij gebreke van partijdebat hierover behoeft dit in hoger beroep geen verdere bespreking.
Geschil en partijdebat in hoger beroep
3.7
Met grief 1 komt [appellante] op tegen het door de rechtbank vastgestelde feit dat [naam paard] van 2014 tot april 2018 jarenlang succesvol is uitgebracht op Grand Prix niveau.
Met grief 2 keert [appellante] zich tegen het door de rechtbank vastgestelde feit dat [naam paard] na het eind 2017 veranderde hoefbeslag geen tekenen van kreupelheid meer vertoonde.
Dat [appellante] de feitenvaststelling door de rechtbank in zoverre onjuist acht, kan hier onbesproken blijven omdat het hof de relevante feiten zelf zal onderzoeken. Het hof zal steeds aangeven van welke relevante feiten in dit beroep (als gesteld en niet of onvoldoende betwist dan wel om een andere reden) wordt uitgegaan. De grieven 1 en 2 stuiten hierop af.
3.8
De grieven 3 tot en met 8 lenen zich voor gezamenlijke behandeling en spitsen zich toe op de (door de rechtbank afgewezen) vorderingen I en II van [appellante] . Mede gezien haar toelichting grondt [appellante] deze vorderingen er in de kern op dat:
- primair: [appellante] bij het sluiten van de overeenkomst heeft gedwaald;
- subsidiair: sprake is van non-conformiteit en Agro tekort is geschoten door de aflevering
van [naam paard] die niet aan haar verwachtingen voldeed.
o
verwachte eigenschappen van [naam paard]
3.1
Omdat Agro die dwaling of non-conformiteit weerspreekt, zal het hof eerst onderzoeken wat [appellante] op grond van de overeenkomst precies mocht verwachten. Hierbij geldt dat de eventuele dwaling en non-conformiteit wel naar verschillende peildata zullen moeten worden beoordeeld. Als relevant peilmoment voor de primair ingeroepen dwaling geldt immers het moment waarop [appellante] de overeenkomst heeft gesloten, dus: 12 april 2018. Als relevant peilmoment voor de subsidiair ingeroepen non-conformiteit geldt (als moment waarop [naam paard] aan de overeenkomst moest beantwoorden) het moment van de aflevering, dus: 20 april 2018.
3.11.1
Als gesteld en niet of onvoldoende betwist staat vast dat [appellante] een professioneel dressuuramazone (paardensport) is die Japan op Grand Prix dressuurniveau vertegenwoordigt. Als zodanig staat ook vast dat [appellante] destijds bij de zoektocht naar een opvolger voor haar toenmalige dressuurpaard op Grand Prix niveau genaamd [dressuurpaard] , belangstelling kreeg voor de in eigendom aan Agro toebehorende [naam paard] , die door andere ruiters al meermalen als dressuurpaard op Grand Prix niveau was uitgebracht.
Dat [naam paard] door Agro werd verkocht en door [appellante] werd gekocht als dressuurpaard op Grand Prix niveau, volgt ook uit de voor [naam paard] overeengekomen koopprijs in combinatie met de (overige) inhoud van de akte, met name de artikelen 7 en 10 ervan.
3.11.2
Zo vermeldt de akte in artikel 10:
“The Buyer declares to be buying the Horse with the intention of riding or having ridden the Horse in dressage in the future. The Seller declares to have taken not of the intentions of the Buyer described above and declares that the Horse is suitable for this.”
Agro werpt tegen dat [appellante] [naam paard] heeft aanvaard in de feitelijke staat zoals zij was met alle eventuele zichtbare en onzichtbare gebreken en risico’s en Agro betoogt onder verwijzing naar artikel 9 van de akte dat partijen een mogelijke onjuiste voorstelling van zaken in zoverre in de overeenkomst hebben verdisconteerd. Het hof volgt Agro hierin echter niet. Artikel 9 van de akte vermeldt:
“The Buyer declares to accept the Horse upon delivery in the condition in which it is found at the time of delivery. The Seller provides no guarantee with respect to the Horse's future sporting abilities or state of health. Any risks in this respect are the sole responsibility of the Buyer.”
Bij gebreke van concrete feiten voor een andere uitleg, volgt uit dit artikel 9 dat [naam paard] vanaf de aflevering in beginsel voor risico van [appellante] komt en dat Agro niet instaat voor met name de toekomstige gezondheid of het toekomstige sportgebruik van [naam paard] . Dit laat echter onverlet dat Agro [naam paard] als dressuurpaard op Grand Prix niveau aan [appellante] heeft verkocht en daarom op basis van voornoemd artikel 10 voor de geschiktheid van [naam paard] daartoe reeds heeft in te staan.
3.11.3
Dat Agro op grond van de overeenkomst voor de geschiktheid van [naam paard] als dressuurpaard op Grand Prix niveau instaat, vindt ook bevestiging in het feit dat Agro nadrukkelijk als dressuurpaard op Grand Prix niveau heeft verkocht en daarvoor bovendien een koopprijs van € 1.150.000,-- is overeengekomen. In aanvulling op die reeds aanzienlijke koopprijs vermeldt de akte in artikel 7 ten gunste van Agro zelfs nog:
“If the Buyer and the Horse are selected for the Olympic Japanese Dressage team, [plaats] 2020, the Seller receives a subsequent payment of € 100.000,-.”
Reeds het voorgaande doet het hof concluderen dat [appellante] op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat [naam paard] (de eigenschappen bezat om te kunnen functioneren en dus) geschikt was als dressuurpaard op Grand Prix niveau.
3.12.1
Ter weerspreking dat zij voor de geschiktheid van [naam paard] als dressuurpaard op Grand Prix niveau moet instaat, betoogt Agro dat [appellante] vooraf nadrukkelijk de gelegenheid is geboden voor onderzoek, keuring en inzage in het volledige veterinaire dossier van [naam paard] . Agro benadrukt dat [appellante] zich bij de aankoop heeft laten bijstaan door [medewerker Academy] en dierenarts [dierenarts 1] . Volgens Agro is [medewerker Academy] een professional op het gebied van aan- en verkoop van paarden die voor [appellante] niet alleen de akte heeft opgesteld, maar die in maart 2017 als commissionair ook een andere potentiële koper van [naam paard] -zelfs bij de toenmalige positieve aankoopkeuring- heeft bijgestaan. Wat dierenarts [dierenarts 1] betreft, benadrukt Agro dat deze voor [appellante] de aankoopkeuring heeft verricht in het bijzijn van onder meer [medewerker Academy] en [dierenarts 4] . Volgens Agro heeft deze [dierenarts 4] als toenmalige vaste dierenarts van [naam paard] meermalen nadrukkelijk de aandacht gevraagd voor recente MRI-onderzoeken en zelfs aangeboden om deze aan [dierenarts 1] toe te sturen. Dierenarts [dierenarts 4] heeft hierover zelf op 17 februari 2019 schriftelijk verklaard:
“Previous MRI studies were offered for consultation to [dierenarts 1] and repeatedly rejected because in his opinion “they wouldn’t make sense on a sound horse.”
3.12.2
Het hof verwerpt ook dit betoog van Agro. In het geval dat [naam paard] op de relevante peildata niet ongeschikt was als dressuurpaard op Grand Prix niveau, kan van de door [appellante] ingeroepen dwaling of non-conformiteit uiteraard helemaal geen sprake zijn geweest zodat dit betoog van Agro in die situatie verder niet relevant is. In het geval dat [naam paard] op de relevante peildata ongeschikt was als dressuurpaard op Grand Prix niveau, was Agro daarentegen verplicht om -rekening houdend met de gerechtvaardigde belangen van haar contracterende wederpartij- [appellante] naar behoren te informeren. Bij gebreke van enige relevante vermelding daaromtrent en over (onbestreden vaststaand) eerder in november 2017 door Dierenkliniek [dierenkliniek] verricht onderzoek naar (tekenen van) kreupelheid aan het rechter voorbeen en met name de rechter voorvoet, zou Agro in die situatie haar mededelingsplicht hebben geschonden waardoor Agro dan ter ontkenning van aansprakelijkheid aan [appellante] niet de schending van een eigen onderzoeksplicht mag tegenwerpen. Uiteraard kan Agro moeilijk een geschonden mededelingsplicht worden verweten als zij van die aanwezige afwijking destijds zelf feitelijk niet op de hoogte was, maar die situatie doet zich hier in ieder geval niet voor. Zoals zij ook aan [appellante] tegenwerpt, had Agro dan op basis van alle voorhanden feiten en omstandigheden immers van die (in dat scenario relevante) afwijking in het rechter voorbeen van [naam paard] op de hoogte kunnen en moeten zijn. Voor zover Agro benadrukt dat dierenarts [dierenarts 4] bij de aankoopkeuring meermalen nadrukkelijk aandacht heeft gevraagd voor nog toe te zenden recente MRI-onderzoeken maar dat steeds werd afgewezen, volstaan een dergelijke aandachtsvestiging en zo’n aanbod niet ter nakoming van een dergelijke mededelingsplicht. Zelfs als de bedoelde stukken ook nog ter kennisneming aan dierenarts [dierenarts 1] werden toegestuurd, kan dat niet gelden als voldoening aan zo’n veel verstrekkender mededelingsplicht.
o
feitelijke (on)geschiktheid van [naam paard] als Grand Prix dressuurpaard
3.13
[appellante] legt aan zowel de primair ingeroepen dwaling als de subsidiair ingeroepen non-conformiteit in de kern ten grondslag dat [naam paard] door afwijkingen in het rechter voorbeen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard.
Nu Agro die feitelijke ongeschiktheid betwist, rust op [appellante] de stelplicht en eventuele bewijslast (van feiten waaruit volgt) dat [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 door afwijkingen in het rechter voorbeen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard.
3.14
Deze bewijslastverdeling ondervindt geen invloed van de door [appellante] nadrukkelijk ingeroepen bijzondere consumentenbeschermende regelingen. Er was namelijk geen sprake van een consumentenkoop. [appellante] is immers een professioneel dressuuramazone (paardensport) die volgens eigen stellingen vanwege haar ambitie om deel te nemen aan de in 2020 voorziene Olympische Spelen in [plaats] , destijds op zoek was naar een opvolger van haar te oud geachte toenmalige dressuurpaard [dressuurpaard] , die in 2016 nog was uitgebracht op de Olympische Spelen in [plaats] . Zoals Agro ook wist, meende [appellante] die opvolger gevonden te hebben in [naam paard] . Hieruit kan al worden afgeleid dat [appellante] de koopovereenkomst van [naam paard] heeft gesloten in het kader van haar onderneming, die zij bij de Kamer van Koophandel als haar eenmanszaak, gevestigd op het adres van [Academy] , had laten inschrijven onder de handelsnaam
“ [handelsnaam] ”met als ondernemingsactiviteiten:
“(…) Groothandel in levend vee
Opleiden en trainen van dressuurpaarden, in combinatie met handel en topsport”.
Daarbij komt nog dat [appellante] in de door [medewerker Academy] opgestelde akte als kopende partij heeft laten vermelden:
[handelsnaam], registered in Chamber of Commerce (…) legally represented bij [appellante] (…)”.
Ook heeft [appellante] Agro de factuur voor € 1.150.000,-- op naam van haar onderneming laten stellen. Omstandigheden die de aanschaf van [naam paard] in het kader van [appellante] ’s onderneming zo beperkt kunnen maken dat het in de globale context van de overeenkomst duidelijk ondergeschikt is aan een particulier aspect, ontbreken.
Alles bij elkaar concludeert het hof dat [appellante] de overeenkomst in het kader van haar ondernemingsactiviteiten heeft gesloten zodat [appellante] geen consumentenbescherming toekomt en ook hierdoor geen verandering wordt gebracht in de op [appellante] rustende stelplicht en eventuele bewijslast dat [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 door afwijkingen in het rechter voorbeen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard.
3.15.1
Waar niet is gesteld dat de bij [naam paard] eind mei 2018 geconstateerde koorts, koliek en ingezette operatie in relevant verband staan met eventueel op 12 en/of 20 april 2018 aanwezige afwijkingen in het rechter voorbeen van [naam paard] , lijken voor die eventuele afwijkingen vooral relevant de door [appellante] ingeroepen bevindingen die:
  • dierenarts [dierenarts 2] bij onderzoek op 25 april 2018 heeft gedaan en dierenarts [dierenarts 3] op 26 april 2018 schriftelijk heeft gerapporteerd;
  • dierenarts [dierenarts 5] op basis van verricht onderzoek in zijn email van 17 mei 2018 heeft beschreven;
  • de aan Veterinair Centrum [plaats] verbonden dierenarts [dierenarts 6] op basis van een op 25 april 2018 gemaakte MRI op 9 mei 2018 heeft beschreven (met een op 14 mei 2018 gedateerde vertaling en samenvatting door zijn directe collega [dierenarts 1] );
  • de aan [paardenkliniek] te [vestigingsplaats] verbonden [paardenarts 1] op 25 mei 2020 heeft geschreven;
en de door Agro daartegen ingebrachte bevindingen die vooral:
  • de aan de Universiteitskliniek in [plaats] verbonden dierenarts [dierenarts 7] op basis van verricht MRI-onderzoek op 12 februari 2018 heeft gerapporteerd;
  • de aan Sporthouse Medical Diagnostic Centre verbonden [naam 1] op basis van bevindingen van specialist radioloog [radioloog] en eigen dossierstudie heeft beschreven;
  • [naam 2] op 12 augustus 2020 heeft geschreven.
Van de overige ingebrachte stukken lijken daarvoor met name relevant:
  • een op 29 november 2017 gedateerd schrijven van de aan Dierenkliniek [dierenkliniek] verbonden paardenchirurg [paardenchirurg] ;
  • het door dierenarts [dierenarts 1] op 3 april 2018 geschreven keuringsrapport;
  • een door paardenarts [paardenarts 2] op 13 augustus 2019 op basis van dossierstudie geschreven verklaring;
  • een op 5 augustus 2019 gedateerde schriftelijke reactie van dierenarts [dierenarts 2] ;
  • een op 26 augustus 2019 gedateerde schriftelijke reactie van dierenarts [dierenarts 4] ;
  • een op 1 september 2019 gedateerde schriftelijke reactie van dierenarts [dierenarts 5] ;
  • een op 31 augustus 2019 gedateerde schriftelijke reactie van de aan Sporthouse Medical Diagnostic Centre verbonden [naam 2] ;
3.15.2
Met name in het licht van de voornoemde stukken stelt het hof vast dat partijen ieder hun (over en weer tegengestelde) standpunt over de kernvraag (of en) in hoeverre [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 door afwijkingen in het rechter voorbeen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard, voldoende hebben gemotiveerd en met ingebrachte stukken hebben gestaafd. Uit al die stukken en gegevens blijkt voor het hof voorshands niet (voldoende) of en in hoeverre op 12 en/of 20 april 2018 sprake was van afwijkingen in het rechter voorbeen waardoor [naam paard] toen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard. De bevindingen en conclusies van de verschillende dierenartsen lopen daarvoor te ver uiteen en bieden het hof daarvoor bovendien onvoldoende aanknopingspunten.
3.15.3
Bij dit laatste neemt het hof mede in aanmerking dat [naam paard] in de jaren vóór de koop nog meermalen als dressuurpaard op Grand Prix niveau is uitgebracht, ook nog na het eerder in november 2017 door Dierenkliniek [dierenkliniek] verrichte onderzoek naar (tekenen van) kreupelheid aan de bewuste rechtervoorbeen. Bovendien heeft de Spaanse ruiter [ruiter] met [naam paard] als dressuurpaard op een Grand Prix in [plaats] (België) zelfs in maart 2018 nog een 1e en een 2e plaats behaald. Daarna heeft [appellante] zelf [naam paard] op 22 maart 2018 nog bezichtigd en bereden op de trainingslocatie van het Spaanse nationale team in [plaats] (Spanje), alwaar [naam paard] toen stond gestald. Ook heeft dierenarts [dierenarts 1] op basis van de bevindingen bij de verrichte aankoopkeuring -bij welke gelegenheid onder meer echo’s en 41 röntgenbeelden zijn gemaakt- in het op 3 april 2018 gedateerde rapport wel enkele radiologisch gefundeerde bemerkingen gemaakt, maar met het oog op de aankoop van [naam paard] als beoogd dressuurpaard op Grand Prix niveau uiteindelijk nog wel geconcludeerd:
“Clinical sound horse. Radiological see protocol. Positive advice”.
3.16
Alles bij elkaar acht het hof het op [appellante] rustende bewijs dat [naam paard] door afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard, niet voorshands al geleverd en ziet het hof ook geen enkele aanleiding voor een omkering van bewijslast. Wel acht het hof een deskundigenonderzoek in dit verband noodzakelijk. Hoewel een onderzoek van (het kadaver van) [naam paard] niet meer mogelijk is, zal een te benoemen deskundige op basis van de vele ingebrachte stukken en beelden waarschijnlijk in staat zijn tot het beantwoorden van de daartoe te stellen vragen.
Het hof is voornemens aan de deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
Kunt u gemotiveerd aangeven of en welke afwijkingen in het rechter voorbeen [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 had?
Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre [naam paard] door die afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
Partijen zullen zich (gelijktijdig) bij akte kunnen uitlaten over de deskundigheid en -bij voorkeur eensluidend- het aantal en de perso(o)n(en) van te benoemen deskundige(n) en kunnen eventuele suggesties doen omtrent de voorgestelde vraagstelling.
Het hof is voornemens om de kosten van de deskundige(n) voorlopig ten laste te brengen van [appellante] die volgens artikel 195 Rv als oorspronkelijk eisende partij in beginsel met het voorschot hoort te worden belast. Bovendien rust op [appellante] de bewijslast van te onderzoeken feiten. Het hof gaat ervan uit dat partijen de deskundige(n) desverlangd zullen machtigen om relevante gegevens op te vragen bij (dieren)artsen of instanties.
Op grond van het voorgaande zal het hof de zaak nu eerst naar de rol verwijzen zodat beide partijen gelijktijdig een akte kunnen nemen om zich over het voorgaande uit te laten, waarna geen gelegenheid voor antwoordaktes zal hoeven worden gegeven. Het hof houdt daartoe iedere verdere beslissing aan en beslist nu als volgt.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 31 augustus 2021 voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig voor het in rov. 3.16 vermelde doel, waarna geen gelegenheid voor antwoordaktes zal hoeven worden gegeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 augustus 2021.
griffier rolraadsheer