In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 augustus 2021, betreft het een incident dat is ingeleid door [appellante] tegen [geïntimeerde] op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [appellante] vorderde inzage in stukken die door [geïntimeerde] met zijn bierleverancier waren gesloten, met als doel inzicht te krijgen in de bonussen en kortingen die [geïntimeerde] ontving bij bierafname. Het hof oordeelde dat [appellante] geen rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken, omdat de gestelde afspraak over de bonussen en kortingen niet voldoende was onderbouwd. Het hof wees de incidentele vordering van [appellante] af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident, begroot op € 1.114,00. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].