3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1959, is per 1 september 2017 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [werkgever] . De functiebenaming is Hoofd Financiën met een salaris van € 4.757,62, te vermeerderen met vakantiebijslag. Voorafgaand aan
1 september 2017 is [werknemer] gedurende ongeveer 8 maanden op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam geweest bij [werkgever] .
Op 20 maart 2018 heeft het eerste beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Op dat moment voerde [werknemer] nog niet het volledige takenpakket dat bij de functie behoort, uit.
Op 15 november 2018 heeft er een tussentijds beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Daarbij zijn doelstellingen gesteld voor 2018/2019.
Op 15 april 2019 heeft [werkgever] in een gesprek met [werknemer] te kennen gegeven dat zijn functioneren ter discussie staat en is afgesproken dat [werknemer] een verbeterplan zou aandragen. Het functioneren van [werknemer] zou gedurende drie maanden worden gemonitord, tot 17 juli 2019.
Partijen hebben op 24 mei, 27 mei en 17 juni 2019 gesproken over de inhoud van dit verbeterplan. [werkgever] heeft het plan aangevuld.
Op 21 juni 2019 zou [werknemer] hierop reageren maar de dag ervoor heeft hij zich ziek gemeld.
De bedrijfsarts heeft [werknemer] gezien op 27 juni 2019 en geconstateerd dat er sprake is van beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren waarbij de oorzaak voornamelijk niet werkgerelateerd was.
De bedrijfsarts heeft geadviseerd tot mediation om de communicatieproblemen op te lossen. Hij heeft voorts geadviseerd tot het langzaam opstarten en opbouwen van aangepaste werkzaamheden
Op 27 augustus 2019 heeft [werkgever] een voorstel aan gedaan om te komen tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Dit voorstel heeft [werknemer] niet geaccepteerd.
[werknemer] is ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog arbeidsongeschikt. In het kader van spoor 2 werkte hij op dat moment enige uren per week ter vervanging van een zieke werknemer bij een ander bedrijf. Hij is daarin begeleid door een coach.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [werkgever] in eerste aanleg verzocht om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden. Aan dit verzoek heeft zij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er sprake is van disfunctioneren en er geen mogelijkheid bestaat om [werknemer] te herplaatsen. Subsidiair is er, aldus [werkgever] , sprake van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie en meer subsidiair doet zij een beroep op de zogenaamde cumulatiegrond.
3.2.2.[werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.In de bestreden beschikking van 29 mei 2020 heeft de kantonrechter, na een telefonisch gehouden behandeling, de verzoeken afgewezen en de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.