Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
2.Beheersmaatschappij [beheersmaatschappij] B.V.,
[failliet],
kantoorhoudende te Sittard, Gemeente Sittard – Geleen ,
hierna te noemen de curator.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- appellanten, bijgestaan door mr. Lamers;
- [failliet] en
- mr. J. de Ree (kantoorgenoot van mr. Van Baar), namens de curator.
3.De beoordeling
Dit heeft voor het hof tot een nader ambtshalve onderzoek geleid, als bedoeld in artikel 153 lid 3 Fw. Het hof is allereerst van oordeel dat de brief van 8 januari 2021 niet voldoende duidelijk maakt dat het daarin gedane aanbod het uiterste is waartoe [failliet] financieel in staat moeten worden geacht. Volgens deze brief heeft [failliet] een derde bereid gevonden een bedrag van € 20.000,00 ter beschikking te stellen voor een faillissementsakkoord. In de brief staat echter geen onderbouwing van de verdiencapaciteit van [failliet] . Desgevraagd is vervolgens namens de curator het openbaar faillissementsverslag (cumulatief, nummer 13) overgelegd. Uit dit verslag en daarbij horende bijlagen blijkt, alsook uit wat door mr. De Ree en [failliet] naar voren is gebracht tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, dat [failliet] op meerdere momenten de afgelopen jaren in de Ziektewet heeft gezeten, thans werkzaam is op uitzendbasis en dat hij op dit moment circa € 700,00 (of meer) per maand aan de boedel afdraagt, maar dat dit bedrag wisselend is geweest de afgelopen vijf jaar en geen sprake is van een contract voor onbepaalde tijd, waardoor het dus in zekere mate een onzekere factor vormt. Rekening houdend met het salaris van de bewindvoerder en gebruikelijk te maken kosten (o.m. griffierecht uitdelingslijst) in geval van een op het faillissement volgende wettelijke schuldsanering, valt naar het oordeel van het hof in de schuldsanering gedurende de gebruikelijke termijn van drie jaar uiteindelijk – ook rekening houdend met de mogelijkheid van inkomstenterugval of ontslag - niet substantieel meer te verwachten voor crediteuren dan het aangeboden voorstel. Zonder de hiervoor genoemde risico’s zou in een schuldsanering/WSNP die wel de gebruikelijke drie jaar duurt en indien [failliet] zijn werk houdt 36 maal € 700,00 is € 25.200,00 beschikbaar komen, waarop de hiervoor genoemde kosten nog in mindering komen. Bij het thans aangeboden akkoord is nu en in één keer een bedrag van € 20.000,00 beschikbaar zonder de hiervoor geschetste risico’s. Het hof is dan ook van oordeel dat het huidige voorstel een redelijk voorstel is dat in redelijkheid als maximaal haalbaar kan worden gekwalificeerd.