ECLI:NL:GHSHE:2021:2490
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige en de beoordeling van de schending van artikel 8 EVRM
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in Hongarije, die sinds oktober 2020 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 januari 2021 aangevochten, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder betwist de noodzaak van de uithuisplaatsing en stelt dat er geen zwaarwegende redenen zijn voor deze maatregel. Ze voert aan dat de situatie in het gezin niet problematisch was en dat de vader, die betrokken was bij seksueel misbruik, niet meer thuis woont. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de uithuisplaatsing aangevraagd, en de GI heeft in het verweerschrift gesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de minderjarige haar mening kenbaar gemaakt, en het hof heeft vastgesteld dat zij zich thuis niet veilig voelt. De vader heeft het seksueel misbruik bekend, en de minderjarige is gediagnosticeerd met PTSS type II. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is en dat er geen schending van artikel 8 EVRM plaatsvindt. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het verzoek van de moeder af om de uithuisplaatsing te verkorten.