ECLI:NL:GHSHE:2021:2488

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
200.291.918_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 december 2020. De vader verzoekt om vernietiging van de beschikking en toewijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling van zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], voor de duur van twaalf maanden. De kinderen zijn geboren in 2006 en 2009 en wonen bij de moeder. De vader stelt dat het gebrek aan contact met de kinderen hun ontwikkeling ernstig bedreigt en dat er sprake is van oudervervreemding door de moeder. De moeder en de Raad voor de Kinderbescherming verzetten zich tegen het verzoek van de vader en stellen dat de kinderen zelf de keuze maken om geen contact met de vader te willen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 zijn de vader, de moeder en de vertegenwoordiger van de Raad gehoord. De vader heeft zijn zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen en het gebrek aan contact, terwijl de moeder en de Raad benadrukken dat de kinderen momenteel geen behoefte hebben aan contact met de vader en dat een ondertoezichtstelling niet in hun belang zou zijn. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen en de situatie van de kinderen.

Het hof concludeert dat, gezien de benoeming van een bijzondere curator in een andere zaak, een ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft en mogelijk zelfs averechts kan werken. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 5 augustus 2021
Zaaknummer : 200.291.918/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/377547 / JE RK 20-1966
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.J.M. van Campen.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op
[geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] , verzoeker in eerste aanleg (hierna te noemen: de raad);
  • [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2021, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 31 mei 2021, heeft de moeder verzocht de vader in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren en zijn grieven af te wijzen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 juni 2021, heeft de raad gereageerd op het beroepschrift van de vader.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Campen;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van der Sprong.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is op 23 juni 2021 buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden door middel van videobellen gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 november 2020;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen op 30 juni 2021;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 30 juni 2021.
2.7.
Gelet op de onderlinge samenhang van onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer 200.291.922/01 ingeschreven zaak, heeft het hof deze zaken gelijktijdig behandeld. Het hof heeft in de onder nummer 200.291.922/01 ter griffie ingeschreven zaak evenwel bij afzonderlijke beschikking d.d. 5 augustus 2021 beslist.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 23 december 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder meer bepaald dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar zonder concrete invulling, waarbij er pas contact plaatsvindt op het moment dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daartoe zelf initiatief nemen. De beslissing op het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten, is door de rechtbank aangehouden tot december 2021.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, kort samengevat, het volgende aan.
Doordat er sinds oktober 2018 geen contact is tussen de vader en de kinderen, worden de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De strijd tussen partijen is de strijd van de kinderen geworden. Zij wijzen de vader volledig af. Bij de kinderen is sprake van schijnrust en zij zullen geen rust ervaren zo lang er geen contact is met de vader. Voor de verdere identiteitsontwikkeling van de kinderen is het van belang dat hun negatieve vaderbeeld verandert en zij een eigen beeld vormen. Zonder gedegen onderzoek kan niet worden geoordeeld dat hetgeen de kinderen zeggen hun authentieke stem betreft. Er is sprake van bewuste beïnvloeding door de moeder en dus van oudervervreemding, nu er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vader een inadequate opvoeder was. De moeder stimuleert de kinderen niet om het contact met de vader aan te gaan. Zij doet niets om de negatieve gedachten van de kinderen over de vader om te zetten in positieve. In het vrijwillig kader komt de hulpverlening niet van de grond. De schade die de ouderonthechting bij de kinderen veroorzaakt is wellicht veel groter dan de kinderen met hulpverlening in het gedwongen kader proberen te helpen. Alleen door een ondertoezichtstelling kan de ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen worden weggenomen. In dat kader kan onderzoek worden gedaan naar de eigen behoeften van de kinderen zonder dat zij dwang voelen dat er contact met de vader moet komen. De gezinsvoogd kan de neutrale basis vormen die de kinderen nodig hebben. Een bijzondere curator met een gedragswetenschappelijke achtergrond zou ook helpend kunnen zijn.
In aanvulling op het beroepschrift voert de vader tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.
De kinderen hebben nooit zijn kant van het verhaal gehoord. De vader en de kinderen kunnen nergens hun verhaal kwijt doordat elk contact met hulpverlening wordt tegengehouden en er nooit onderzoek is gedaan. De vader heeft overal aan meegewerkt. Hij vraagt zich af hoe hij verantwoordelijk kan zijn voor een situatie waarop hij geen invloed kan uitoefenen.
Bij ouderverstoting kan rust voor de kinderen juist een averechts effect hebben. De verantwoordelijkheid voor het contact tussen de vader en de kinderen mag niet bij de kinderen worden neergelegd. Het lukt de ouders samen niet om het te regelen en tot een gesprek te komen. De ondertoezichtstelling kan hierbij helpend zijn. De gezinsvoogd kan de ouders dan ondersteunen in hun onderlinge communicatie. Ook kan de gezinsvoogd het gesprek tussen de vader en de kinderen begeleiden waarin de kinderen de mogelijkheid krijgen om tegen de vader te vertellen wat hen dwars zit en de vader de mogelijkheid krijgt om hierop te reageren. Dat is nog niet geprobeerd. Doordat de vader niet weet wat de kinderen dwars zit, is het voor hem lastig om een stap te zetten. Vanuit dit eerste gesprek kan het contact dan verder worden opgebouwd.
3.6.
De raad voert in verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
De raad vraagt zich af welke stappen de ouders hebben gezet om te leren om op ouderniveau met elkaar te communiceren. Wanneer de kinderen niet openlijk loyaal kunnen zijn aan beide ouders en het contact met de vader uitblijft, heeft de raad zorgen over de ontwikkeling van de kinderen op de langere termijn. Het is de vraag of de kinderen de consequenties voor hun ontwikkeling overzien. De rust die de kinderen hopen te krijgen is vooral een relatieve rust, op korte termijn. De scheidingsproblematiek wordt niet aangepakt terwijl dit mogelijk samenhangt met de problemen die [minderjarige 2] laat zien.
Voor de raad is het een dilemma wat het meest passend en in het belang van de kinderen is. De raad vraagt zich af of binnen het vrijwillig kader aan de echtscheidings- en communicatieproblematiek wordt gewerkt. Een ondertoezichtstelling kan zorgen voor een lange termijn oplossing en uiteindelijke rust voor de kinderen. Aan de andere kant is er veel weerstand bij de kinderen tegen zowel contact met de vader als een ondertoezichtstelling. Hierdoor is het de vraag of met een ondertoezichtstelling resultaat wordt bereikt of dat het juist voor meer onrust gaat zorgen. Een nieuw raadsonderzoek of de inzet van een bijzondere curator is niet in het belang van de kinderen.
De raad hoopt dat de ouders de strijdbijl kunnen begraven en gaan werken aan hun communicatieproblemen. Hierna komt er waarschijnlijk weer ruimte bij de kinderen om een vorm van contact met de vader aan te gaan en openlijk loyaal te zijn aan beide ouders.
In aanvulling op het verweerschrift voert de raad tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.
De kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd. Zij hebben een rustmoment nodig waarin geen druk op hen wordt gelegd, maar dat betekent niet dat de ouders achterover kunnen gaan leunen. Er is nu sprake van een schijnrust en dat levert de kinderen niets op. De periode van rust die de rechtbank heeft ingebouwd door de beslissing met betrekking tot het gezag aan te houden, hadden de ouders moeten benutten om aan de slag te gaan om hun verstandhouding te verbeteren, maar dat is niet gebeurd. Daarom denkt de raad dat een ondertoezichtstelling wel nodig is. Het contact aan de kinderen overlaten, zoals de rechtbank heeft gedaan, kan alleen als de ouders aan de slag gaan. Indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, worden de kinderen nog even met rust gelaten doordat stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI) niet direct aan de slag zal gaan.
Het gevoel van de kinderen en hun verzet tegen enig contact met de vader zijn inmiddels echt authentiek. Door de strijd tussen de ouders zijn zij in de overlevingsmodus gegaan en hebben ervoor gekozen het contact met één van de ouders te verbreken. De ouders zijn hier samen verantwoordelijk voor en zij moeten aan de slag. Voor de ontwikkeling van de kinderen is het van belang dat hun beeld wordt genormaliseerd, zodat zij ook zien wat er leuk was. Wat hulpverlening betreft is er nog niet veel ingezet voor de kinderen, behalve een gesprek met Sterk Huis. Onder begeleiding van een professional moet er een gesprek plaatsvinden tussen de vader en de kinderen, waarbij de kinderen kunnen aangeven wat hen dwars zit, maar waarbij het niet de bedoeling is dat de vader zijn kant van het verhaal gaat vertellen. Deze professional moet de vader ook ondersteuning bieden. Het is niet de bedoeling dat er naast dit gesprek ook nog contact wordt afgedwongen, want dat acht de raad niet in het belang van de kinderen. Het laten plaatsvinden van dit gesprek onder begeleiding gaat niet lukken zonder een ondertoezichtstelling.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
Het uitblijven van contact met de vader betekent niet per definitie dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Tot oktober 2018 hebben zij normaal contact met de vader gehad. De kinderen laten een enorme weerstand zien ten opzichte van (contact met) de vader. Zij wijzen de vader zelf af. Zij hebben ook een zodanige leeftijd dat zij zich niet meer laten dwingen naar de vader te gaan. De vader geeft er geen blijk van dat zijn gedragingen en reacties bijdragen aan de weerstand van de kinderen. De rechter heeft met de kinderen gesproken. Waarom zou aan een bijzondere curator meer gewicht moeten worden toegekend. Overigens heeft de moeder eerder ook voorgesteld een bijzondere curator in te zetten.
In aanvulling op het verweerschrift voert de moeder tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.
Bij een ondertoezichtstelling puur voor contactherstel moet de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen hiermee verband houden en dat is niet het geval. Het gaat nu goed met de kinderen. Bij [minderjarige 2] is er rust gekomen nadat hij gewisseld is van school.
De moeder is niet hulp vermijdend. Zij heeft eerder verzocht om een psycholoog of bijzondere curator in te zetten, maar dat wilde de vader destijds niet en nu is dat een gepasseerd station. De kinderen hebben gesprekken op school gehad. De moeder heeft de gesprekken van de kinderen bij Sterk Huis niet tegengehouden. Zij communiceert en probeert tot oplossingen te komen, maar vanuit de vader komt er niets. Sterk Huis heeft niet vastgesteld dat sprake is van ouderverstoting.
Vanwege de huidige situatie bij de GI en omdat de kinderen niet met een ondertoezichtstelling belast willen worden en rust willen, is deze maatregel niet zinvol. Als de kinderen voelen dat er geen druk meer op zit, dan komt het contact op een gegeven moment wel. [minderjarige 1] geeft ook aan dat hij hier in de toekomst ruimte voor voelt, maar nu nog niet. Zo lang er procedures lopen, er een ondertoezichtstelling is of Sterk Huis dan wel de raad in beeld is, blijft het een strijd.
De moeder staat het contact tussen de kinderen en de vader niet in de weg. Wel voorziet zij veel problemen met de kinderen indien een contactregeling wordt vastgesteld. De moeder moet het aan de kinderen vertellen waardoor zij een stukje vertrouwen bij de kinderen verliest. Voor de kinderen voelt het als dwang. Bij de kinderen zit het probleem niet in de oudercommunicatie maar in hun weerstand ten aanzien van de relatie met de vader. Het zijn geen onwillige pubers die niet willen, maar kinderen die een serieuze en doordachte keuze hebben gemaakt. Een gesprek waarin de kinderen worden overladen met verdriet en verwijten is schadelijk voor de kinderen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Gelet op de beslissing d.d. 5 augustus 2021 in voormelde ter griffie onder nummer 200.291.922/01 ingeschreven zaak, waarbij een bijzondere curator wordt benoemd is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft. Sterker nog, het hof verwacht dat het ook nog instellen van de maatregel van ondertoezichtstelling juist een averechts effect zal hebben, gelet op de bij de kinderen aanwezige weerstand ten opzichte van hulpverlening. Een ondertoezichtstelling betekent immers dat er naast de bijzondere curator nog een hulpverleningsinstantie betrokken zal zijn. Met behulp van de bijzondere curator zal de stem van de kinderen in de procedure worden meegenomen.
3.9.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. De Beij, C.D.M. Lamers en A.M. van Riemsdijk en is op 5 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.