ECLI:NL:GHSHE:2021:2485

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
200.287.059_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en ouderlijk gezag van minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is vastgesteld. De moeder verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen, vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding van de minderjarige op een basisschool in haar woonplaats, en om alleen belast te worden met het ouderlijk gezag. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en heeft incidenteel appel ingesteld om de contactregeling te wijzigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 1 juli 2021, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord. De moeder stelt dat haar verhuizing noodzakelijk was vanwege mishandeling door de vader en dat de minderjarige zich goed kan aanpassen aan een nieuwe omgeving. De vader betwist deze claims en stelt dat de minderjarige goed gedijt in zijn huidige situatie.

Het hof oordeelt dat het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten niet ontvankelijk is, omdat dit onderwerp onvoldoende connexiteit vertoont met de eerdere verzoeken. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader blijft, en dat de huidige contactregeling voorlopig gehandhaafd blijft. Tevens wordt er een jeugdhulptraject voorgesteld om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en het belang van de minderjarige centraal te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 augustus 2021
Zaaknummer: 200.287.059/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/268798 / FA RK 19-3332
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.L. Smits-Emons.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift tevens houdende aanvullende verzoeken met producties, ingekomen ter griffie op 14 december 2020, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder te bepalen;
  • aan de moeder vervangende toestemming te verlenen tot aanmelding van [minderjarige] op basisschool [school] aan de [adres] te [woonplaats moeder];
  • te bepalen dat de moeder voortaan alleen zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], met uitsluiting van de vader;
  • een vakantieregeling tussen partijen vast te stellen conform de door de moeder gedane voorstellen vanaf kalenderjaar 2021;
  • voorwaardelijk, voor het geval de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal blijven, een contactregeling vast te stellen inhoudende dat [minderjarige] bij de moeder verblijft alle weekenden van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag op school zal ophalen en de vader [minderjarige] op zondag bij de moeder zal ophalen;
  • voorwaardelijk, voor het geval de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal blijven te bepalen dat op woensdag tussen 18.00 uur en 20.00 uur buiten de aanwezigheid van de vader een telefonisch contactmoment plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige], waarbij de vader een dwangsom verbeurt van € 500,-- per keer en voor iedere keer dat hij in strijd met deze vaststelling tijdens dat telefonisch contactmoment aanwezig is;
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 maart 2021, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de afwijzing van de overige verzoeken van de moeder en de door de moeder ingediende aanvullende verzoeken af te wijzen.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en – naar het hof begrijpt – verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de contactregeling en een contactregeling vast te stellen inhoudende dat [minderjarige] om het weekend van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur bij de moeder zal verblijven waarbij de moeder [minderjarige] persoonlijk van school haalt en de moeder [minderjarige] persoonlijk om 16.00 uur terugbrengt bij de vader, subsidiair te bepalen dat de vader [minderjarige] ophaalt in [woonplaats moeder], waarbij de moeder een compensatie voor de reiskosten aan de man dient te betalen van € 82,-- respectievelijk € 41,-- per maand, onder veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure
.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 15 april 2021, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van de vader te verwerpen en het incidenteel appel af te wijzen en de door de vader bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel onder verbetering van de gronden, kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Kreutzkamp;
  • de vader, bijgestaan door mr. Smits-Emons;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.5.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 23 juni 2021;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 25 juni 2021;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 28 juni 2021;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 30 juni 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde spreekaantekeningen.
2.5.2.
Op productie 6 zoals door de advocaat van de moeder overgelegd bij voormeld
V-formulier, ingekomen op 16 juni 2021, slaat het hof geen acht nu dit een door de moeder zelf geschreven stuk betreft waarmee in feite een extra schriftelijke ronde wordt genomen, hetgeen in strijd is met de twee-conclusie-leer.
2.5.3.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat de op 23, 25, 28 en 30 juni ingekomen V-formulieren met bijlagen van de zijde van de vader te laat zijn ingekomen maar dat hij instemt met overlegging van die bijlagen. Het hof slaat daarom ook acht op die bijlagen.
2.5.4.
Van de door de advocaat van de moeder op 16 juni 2021 gedeponeerde usb-stick en de door de advocaat van de vader op 30 juni 2021 gedeponeerde usb-stick heeft het hof geen kennisgenomen, nu onvoldoende duidelijk is ter onderbouwing van welke stelling de beelden op de betreffende USB-sticks dienen, ofwel omdat de standpunten die ten grondslag liggen aan die nadere onderbouwing door de wederpartij niet worden betwist.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank:
- bepaald dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij de vader heeft;
- een contactregeling vastgesteld inhoudende dat:
  • [minderjarige] op woensdag tussen 18.00 uur en 20.00 uur buiten aanwezigheid van de vader een telefonisch contactmoment met de moeder zal hebben;
  • [minderjarige] bij de moeder verblijft gedurende drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur en één weekend van vrijdag na school tot zaterdag 16.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag op school ophaalt en de vader [minderjarige] op zondag respectievelijk zaterdag bij de moeder ophaalt;
  • [minderjarige] gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de moeder verblijft, waarbij de ouders de verdeling in onderling overleg zullen vaststellen.
Aan de beoordeling van het verzoek van de moeder vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de vader, voor het aanmelden van [minderjarige] bij en het onderwijs laten volgen van [minderjarige] op de [school] is de rechtbank niet toegekomen, nu de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader blijft.
3.3.
Partijen kunnen zich deels met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
De verhuizing van de moeder naar [woonplaats moeder] was noodzakelijk vanwege de fysieke en geestelijke mishandeling door de vader, de dreigende houding van de familie van de vader jegens de moeder en het feit dat de moeder in (de omgeving van) [woonplaats vader] geen sociaal netwerk heeft. Zij heeft de verhuizing goed voorbereid. [minderjarige] is flexibel en gewend aan een veranderende woonomgeving door de werkzaamheden van zijn ouders op de kermis. Een wijziging van hoofdverblijf en van school is derhalve niet zo problematisch. [minderjarige] heeft al een sociaal netwerk in [woonplaats moeder]. De moeder heeft zelfstandige woonruimte op loopafstand van de school. Zij is beschikbaar voor [minderjarige], terwijl de vader onvoldoende tijd heeft om zich met [minderjarige] bezig te houden. Tijdens de relatie van partijen nam de moeder de verzorging van [minderjarige] grotendeels voor haar rekening. [minderjarige] is geregeld ongeoorloofd afwezig van school en hij komt regelmatig te laat en zonder ontbijt op school.
Op de [school] is oma moederszijde werkzaam als leerkracht en als intern begeleider. Het is één van de beste scholen van [woonplaats moeder]. [minderjarige] is in het verleden al van school gewisseld en heeft zich toen nog goed ontwikkeld.
De raad had een aanvullend onderzoek moeten verrichten. Indien het logboek van de moeder in de advisering was betrokken, was de raad tot een ander advies gekomen ten aanzien van het hoofdverblijf en de schoolkeuze. Ook heeft de raad nagelaten een onderzoek te doen naar de thuissituatie bij de vader. Met de hartenkreet van [minderjarige] dat hij meer tijd bij de vader wil doorbrengen is niets gedaan.
De moeder is in deze appelprocedure ontvankelijk in haar verzoek met betrekking tot het gezag aangezien er voldoende connexiteit is. De moeder moet alleen met het gezag over [minderjarige] worden belast. Zij is dan niet meer afhankelijk van de grillen van de vader bij gewichtige aangelegenheden die [minderjarige] betreffen. De vader vertoont agressief en respectloos gedrag jegens de moeder, vaak ook in het bijzijn van [minderjarige]. Hij voedt [minderjarige] met negatieve informatie over de moeder. De vader misbruikt zijn positie als ouder met de hoofdverblijfplaats.
Indien [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vader houdt, is het in zijn belang dat hij alle weekenden van vrijdag na school tot zondag om 16.00 uur bij de moeder verblijft. De vader heeft in het weekend onvoldoende tijd voor [minderjarige]. [minderjarige] geeft nog altijd aan dat hij te weinig tijd met de vader heeft. Bij de vader gaat [minderjarige] vrijwel direct na schooltijd naar familie. De vader heeft [minderjarige] zonder toestemming van de moeder aangemeld voor voetbal. De vader is geen enkele keer afwezig geweest bij het telefonisch contactmoment tussen [minderjarige] en de moeder. Gelet hierop verzoekt de moeder daaraan een dwangsom te verbinden.
Het is niet redelijk dat de moeder de vader moet compenseren wegens reiskosten. Partijen hebben het over een mogelijke onderhoudsbijdrage gehad en de vader onderbouwt niet dat hij de financiële middelen niet heeft.
De moeder verzoekt de door haar voorgestelde verdeling van de vakanties vast te stellen. Door toedoen van de vader is het overleg over de vakantieregeling totaal mislukt.
3.5.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
Het is in het belang van [minderjarige] dat hij in [woonplaats vader] blijft wonen. De door de moeder gestelde noodzaak voor haar verhuizing en haar voorbereiding zijn niet doorslaggevend geweest bij de gemaakte belangenafweging. Van fysieke of geestelijke mishandeling was geen sprake. De moeder heeft vijftien jaar in [woonplaats vader] gewoond. De ouders bezochten de kermissen vanuit hun woning en er werd niet met de kermis meegereisd. [minderjarige] ontwikkelt zich thans goed. De verhuizing en verandering van school kunnen een negatieve invloed op zijn ontwikkeling hebben en dat moet vermeden worden nu daarvoor geen noodzaak bestaat. [minderjarige] heeft nog geen sociaal netwerk in [woonplaats moeder]. Partijen deden de verzorging van [minderjarige] samen. De vader en [minderjarige] hebben moeite met opstaan, waardoor [minderjarige] wel eens te laat op school is, maar hij gaat wel. Toen de moeder nog de zorg voor [minderjarige] had en het niet lukte om op tijd op school te zijn, werd [minderjarige] ziek gemeld en was hij geoorloofd afwezig.
De vader heeft bezwaar tegen [school] onderwijs en het feit dat oma moederszijde op de school werkzaam is. Daarbij moet het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader blijven en dan is het logisch dat hij in [woonplaats vader] op school blijft.
Het logboek van de moeder vormt een gekleurde weergave en veel opgesomde feiten zijn in werkelijkheid anders verlopen, zodat dit buiten beschouwing moet worden gelaten. Daarbij heeft de moeder nagelaten aan te geven wat concreet uit welke passage in het logboek zou moeten blijken. De raad heeft wel naar [minderjarige] geluisterd en om die reden geadviseerd [minderjarige] een weekend per vier weken bij de vader te laten doorbrengen.
Aan de gronden voor eenhoofdig gezag is niet voldaan. De vader betwist de door de moeder gestelde gedragingen. Tussen de ouders vinden wel discussies plaats over de verdeling van de vakanties en over de afwikkeling van de vennootschap onder firma, maar dat betekent niet dat zij niet in staat zijn samen invulling te geven aan het ouderschap. Indien [minderjarige] het hoofdverblijf bij de vader heeft is het niet logisch het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te kennen.
Weliswaar is het voor de vader een hele klus om de onderneming alleen voort te zetten en de zorg voor [minderjarige] te dragen, maar dat hij doordeweeks weinig tijd met [minderjarige] kan doorbrengen komt doordat [minderjarige] overdag naar school is en niet door zijn werk. Om die reden wil de vader ook weekenden met [minderjarige] kunnen doorbrengen. Doordat de kermissen vanwege corona zijn afgelast heeft de vader alle tijd om de zorg voor [minderjarige] voor zijn rekening te nemen. Het werk van de vader is ook seizoensgebonden. De vader stimuleert [minderjarige] om naar de moeder te gaan, maar [minderjarige] wil vaak niet gaan en hij wil meer tijd met de vader doorbrengen. De vader brengt en haalt [minderjarige] van school en nadat het huiswerk is gemaakt gaan zij vaak naar familie om te eten. Toen partijen samen waren werd [minderjarige] ook vaak door familie van de vader opgevangen. De contactregeling mag het sociaal leven en de sportbeoefening van een kind niet belemmeren. [minderjarige] wilde heel graag op voetbal. De procedure loopt al meer dan een jaar en zijn leven kan dan toch niet ‘on hold’ worden gezet. Als de moeder met [minderjarige] belt is de vader in de buurt omdat zij in hetzelfde huis wonen. Ook vraagt [minderjarige] uitdrukkelijk aan de vader om in de buurt te blijven als de moeder hem belt. Hieraan een dwangsom verbinden is volstrekt ridicuul.
De moeder moet zorgdragen voor het halen en brengen van [minderjarige], dan wel de reiskosten van de vader compenseren, nu het haar keuze is geweest om in [woonplaats moeder] te gaan wonen. De moeder levert geen enkele financiële bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige].
Vanwege het werk van de vader is het niet wenselijk nu al alle vakanties vast te stellen. Door de onzekerheid over de kermissen tijdens corona kon de vader niet direct uitsluitsel geven over de verdeling van de vakanties.
3.6.
De raad brengt, samengevat, het volgende naar voren.
[minderjarige] is klem aan het raken tussen de ouders. De opname van het overdrachtsmoment op één van de USB-sticks is zorgelijk. [minderjarige] heeft twee ouders die allebei even belangrijk voor hem zijn. De ouders moeten via het Uniform Hulpaanbod het traject Kinderen uit de Knel gaan volgen, waarin [minderjarige] ook ondersteund wordt. De ouders moeten [minderjarige] centraal gaan stellen en hun eigen behoeften ondergeschikt maken. Indien de ouders niet samen tot een plan komen door middel van dit traject kan dat betekenen dat er een raadsonderzoek verricht gaat worden.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.7.1.
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten, met uitsluiting van de vader, niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan, nu het onderwerp van dit verzoek onvoldoende connexiteit vertoont met de verzoeken in eerste aanleg. Het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders en het belasten van de moeder met eenhoofdig gezag berust op andere gronden dan de verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming aanmelding basisschool en de contactregeling. Het hof zal de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om haar met het eenhoofdig gezag te belasten.
Hoofdverblijfplaats
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen onderzoek en afweging – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] wenselijk is dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
In hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te bepalen. Niet is gebleken dat sprake is van contra-indicaties ten aanzien van een hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader. Beide ouders zijn in voldoende mate in staat [minderjarige] op te voeden en te verzorgen en zij bieden [minderjarige] allebei een goede thuissituatie. Dit maakt dat het hof kiest voor de hoofdverblijfplaats die voor [minderjarige] zo min mogelijk veranderingen met zich brengt. Bij een hoofdverblijf bij de vader blijft [minderjarige] in de voor hem vertrouwde omgeving van [woonplaats vader] en kan hij op dezelfde basisschool blijven. Indien het hoofdverblijf bij de moeder wordt bepaald zal [minderjarige] naar [woonplaats moeder] verhuizen en naar een andere basisschool gaan. Voor [minderjarige] zal er derhalve minder wijzigen indien zijn hoofdverblijfplaats bij de vader wordt bepaald.
Vervangende toestemming aanmelding basisschool
3.7.4.
Nu het verzoek van de moeder tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar wordt afgewezen, behoeft dit verzoek geen nadere bespreking meer. Aan dit verzoek heeft de moeder immers de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar ten grondslag gelegd. Gelet op het voorgaande wijst het hof dit verzoek van de moeder af.
Contactregeling
3.7.5.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met deelname aan het jeugdhulptraject Kinderen uit de Knel (hierna te noemen: KuK) in het kader van het Uniform Hulpaanbod (hierna te noemen: UHA). De ouders hebben zich gerealiseerd dat het hof pas beslist op de verzoeken betreffende de contactregeling als het jeugdhulptraject is afgerond en de rapportage van de jeugdhulpverlener bij de griffie van het hof is ingekomen.
Het hof heeft tijdens de zitting met de ouders, in aanwezigheid van de raad, gesproken over het inzetten van het jeugdhulptraject. Van belang daarbij is dat beide ouders benadrukken dat zij echt het allerbeste voor [minderjarige] willen en dat [minderjarige] beide ouders nodig heeft. In dat verband is naar voren gekomen dat de ouders beiden zien dat gewerkt moet gaan worden aan het verbeteren van de onderlinge communicatie. Zoals de raad heeft aangegeven dreigt [minderjarige] klem te raken tussen de ouders en moeten de ouders [minderjarige] centraal gaan stellen en hun eigen behoeften ondergeschikt maken.
Dit is de ouders samen en met hulp van hun advocaten niet gelukt en het is daarom nodig dat dit onder begeleiding van professionals zal gebeuren.
3.7.6.
In het door ouders te volgen hulpverleningstraject dienen ouders in samenwerking met de hulpverlening te werken aan een onderling gedragen besluit over de contactregeling en vakantieregeling, inclusief het telefonisch contactmoment. De in te zetten hulpverlening dient er toe bij te dragen dat de ouders werken aan het verbeteren van hun onderlinge verhoudingen met de insteek het onderlinge vertrouwen te herstellen, de communicatie te verbeteren en de samenwerking over [minderjarige] te optimaliseren. Hierbij dient het belang van [minderjarige] leidend te zijn.
3.7.7.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling met de volgende voorwaarden ingestemd:
  • de ouders zullen zich inzetten om het jeugdhulptraject te laten slagen.
  • het jeugdhulpverleningstraject zal worden afgebroken wanneer één van de ouders een nieuwe (juridische) procedures start;
  • het hof deelt de persoonsgegevens van de ouders en [minderjarige] met de raad en het aanmeldpunt van het jeugdhulptraject. Het aanmeldpunt zal de zaak vervolgens verwijzen naar de uitvoerend jeugdhulpaanbieder. De uitvoerend jeugdhulpaanbieder deelt deze gegevens vervolgens met het lokale jeugdteam van de gemeente van de woonplaats van [minderjarige]. Ook zal het hof de beschikking aan de raad en het aanmeldpunt van het jeugdhulptraject verstrekken, zodat de betreffende jeugdhulpaanbieder daarvan gebruik kan maken bij de intake.
3.7.8.
Na afloop van het jeugdhulptraject zal de jeugdhulpaanbieder een eindrapportage opmaken over het verloop van het traject. Die rapportage zal worden gedeeld met het hof. Indien het traject niet is gestart of vroegtijdig is beëindigd, zal de eindrapportage ook worden gedeeld met de raad. In het laatste geval zal de raad aan het hof kenbaar maken of hij op grond van de eerder gegeven voorwaardelijke opdracht een onderzoek gaat verrichten, waarbij ook de eventuele eindrapportage van de jeugdhulpaanbieder kan worden meegewogen.
3.7.9.
Na binnenkomst van de eindrapportage van de jeugdhulpaanbieder en/of het raadsadvies zal het hof de ouders in de gelegenheid stellen binnen twee weken daarop te reageren. De ouders dienen in hun reactie kenbaar te maken wat de rapportage(s) en het resultaat van het gevolgde jeugdhulptraject betekenen voor de verzoeken betreffende [minderjarige]. Ook dienen zij kenbaar te maken of, en zo ja waarom, een voortzetting van de mondelinge behandeling noodzakelijk is. Indien de raad de ouders alsnog heeft geadviseerd een jeugdhulptraject te volgen, dienen de ouders zich daar tevens over uit te laten.
3.7.10.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat zowel de huidige weekendregeling, het telefonisch contactmoment, en regeling met betrekking tot het halen en brengen, zoals vastgelegd in de bestreden beschikking en waaraan al enige tijd uitvoering wordt gegeven,
voorlopigtotdat nader wordt overeengekomen of beslist, gehandhaafd blijven. Ten aanzien van de vakantieregeling acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat hieraan
voorlopiguitvoering wordt gegeven conform het voorstel van de moeder, zoals overgelegd als producties 5 en 6 bij het beroepschrift, eveneens totdat nader wordt overeengekomen of beslist
3.7.11.
De beslissing op het verzoek met betrekking tot de definitieve contactregeling zal worden aangehouden voor de duur van negen maanden in afwachting van de uitkomst van het te volgen jeugdhulptraject Kinderen uit de Knel.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige];
wijst af het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de vader, voor het aanmelden van [minderjarige] op basisschool [school] aan de [adres] te [woonplaats moeder];
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020, voor wat betreft de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader;
bepaalt dat
voorlopig, tot daarop nader wordt beslist de bij de bestreden beschikking vastgelegde contactregeling, voor wat betreft het telefonisch contactmoment, de weekendregeling en de regeling omtrent het halen en brengen, wordt gehandhaafd;
bepaalt dat
voorlopig, tot daarop nader wordt beslist ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen uitvoering wordt gegeven aan het voorstel van de moeder, zoals overgelegd als producties 5 en 6 bij het beroepschrift;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
stelt de ouders in de gelegenheid om deel te nemen aan het jeugdhulptraject Kinderen uit de Knel in het kader van het Uniform Hulpaanbod (UHA);
geeft indien het jeugdhulptraject niet wordt gestart of voortijdig wordt beëindigd, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, voorwaardelijk opdracht aan de raad onderzoek te doen en advies uit te brengen naar de volgende vraag:
- welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken is in het belang van [minderjarige];
bepaalt dat de ouders in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om te reageren op de ingediende stukken (de rapportage van de jeugdhulpaanbieder en/of de rapportage van de raad) zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.7.9 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot pro forma
12 mei 2022in afwachting van het rapport van de jeugdhulpaanbieder en/of het rapport en advies van de raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en A.M. van Riemsdijk en is op 5 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.