In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2020, waarbij een ondercuratelestelling is ingesteld. [verzoeker] heeft niet-aangeboren hersenletsel en betwist dat er gronden zijn voor de ondercuratelestelling. Hij stelt dat hij in staat is zijn financiële belangen zelf te behartigen en dat er geen sprake is van financieel misbruik door zijn dochter of anderen. De curator, [de curator] B.V., heeft echter aangevoerd dat [verzoeker] niet in staat is om zijn financiële zaken zelf te regelen en dat er wel degelijk sprake is van financieel misbruik. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 zijn zowel [verzoeker] als zijn dochter en de curator gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettelijke gronden zijn om [verzoeker] onder curatele te stellen, gezien zijn geestelijke toestand en de financiële situatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.