In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een hoger beroep van ABC Wonen B.V. tegen [geïntimeerden], die in eerste aanleg door de rechtbank zijn veroordeeld tot schadevergoeding. ABC vorderde in het incident schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2020, waarin zij was veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 455.653,15 aan [geïntimeerden]. ABC stelde dat de rechtbank een kennelijke misslag had gemaakt en dat haar belangen zwaarder wegen dan die van [geïntimeerden]. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank een gemotiveerde beslissing had gegeven en dat ABC geen nieuwe feiten had aangevoerd die een afwijking van de eerdere beslissing rechtvaardigden. De incidentele vordering tot schorsing werd afgewezen.
Daarnaast vorderde ABC subsidiair zekerheidstelling op grond van artikel 235 Rv. Het hof overwoog dat [geïntimeerden] het vonnis zonder zekerheidstelling moet kunnen tenuitvoerleggen en dat ABC onvoldoende had aangetoond dat er een risico bestond dat [geïntimeerden] geen verhaal zou bieden in het geval cassatie zou slagen. Ook deze vordering werd afgewezen. Het hof hield de kosten van het incident aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak, waarin ABC in hoger beroep is gekomen tegen eerdere vonnissen van de rechtbank.