ECLI:NL:GHSHE:2021:2464

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
200.272.140_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of opdracht is gegeven voor het opstellen van een pachtovereenkomst en bewijslevering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Lunaria B.V. tegen Adviesbureau Grondzaken Limburg B.V. over de vraag of er een opdracht is gegeven voor het opstellen van een pachtovereenkomst. Lunaria, vertegenwoordigd door haar gemachtigde bestuurder, heeft in de procedure betwist dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen met AGL. De procedure is gestart na een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin AGL was toegewezen in haar vordering tegen Lunaria voor betaling van een factuur van € 2.117,50 voor werkzaamheden die AGL zou hebben verricht in verband met de pachtovereenkomst. Lunaria heeft aangevoerd dat zij geen opdracht heeft gegeven en dat de factuur onterecht is. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de overgelegde e-mailcorrespondentie en andere stukken. Het hof oordeelt dat AGL de bewijslast heeft om aan te tonen dat er een opdracht is verstrekt. Het hof heeft AGL toegelaten tot bewijslevering en heeft iedere verdere beslissing aangehouden, waarbij het partijen heeft aangemoedigd om te overwegen een minnelijke regeling te treffen. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.272.140/01
arrest van 3 augustus 2021
in de zaak van
Lunaria B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. S.M. [persoon A] te Amsterdam,
tegen:
Adviesbureau Grondzaken Limburg B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Isenborghs te Heerlen,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 oktober 2019 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen vonnis van 31 juli 2019 tussen appellante - Lunaria - als gedaagde en geïntimeerde - AGL - als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7801439 CV EXPL 19-3689)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 oktober 2019;
- de memorie van grieven van Lunaria van 21 april 2020 met producties;
- de memorie van antwoord van AGL van 9 juni 2020 met producties;
- de akte van Lunaria van 7 juli 2020;
- de antwoordakte van AGL van 4 augustus 2020.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Lunaria is de praktijkvennootschap van haar gemachtigde bestuurder [persoon A] (verder: [persoon A]) die sinds 1980 rechtsbijstand heeft verleend aan de familie [[M]], eerst aan de vader en na diens overlijden aan de erven. Over de verdeling van de nalatenschap zijn geschillen ontstaan.
AGL drijft een rentmeesterkantoor en is eveneens als adviseur betrokken bij de verdeling van de nalatenschap-[[M]].
In november 2017 is tussen [persoon A] en AGL, in de persoon van [persoon B] (verder: [persoon B]) overlegd over bemiddeling door AGL voor de verkoop van twee percelen van de erven [[M]]. In een e-mail van 17 november 2017 verklaarde [persoon B] zich hiertoe bereid, op voorwaarde van een persoonlijke garantstelling van [persoon A] voor de provisie.
In april 2018 is tussen [persoon A] en [persoon B] overlegd over de opstelling van een pachtovereenkomst met [persoon C] (verder: [persoon C]) voor een deel van de gronden die deel uitmaken van de nalatenschap-[[M]].
Bij e-mail van 16 april 2018 heeft [persoon B] aan [persoon A] gevraagd:
“Kan ik alvast de pachtovereenkomst geliberaliseerde pacht opstellen? Zo ja, tekent u dan de overeenkomst geliberaliseerde pacht?”
Bij e-mail van 18 april 2018 heeft [persoon A] onder meer geantwoord:
“De pachtovereenkomst kan op naam van de erven [[M]] worden gesteld en die kan gelijk vorig jaar door [persoon D] worden getekend.”
[persoon B] heeft hier bij e-mail van 19 april 2018 onder meer op geantwoord:
“Aangezien de kosten van opmaak niet in de opdracht zit is AGL bereid de overeenkomst geliberaliseerde pacht op te stellen c.q. af te handelen op basis van tijdbesteding. De tijdbesteding zal worden verricht op basis van € 100,- per uur exclusief BTW. Graag spoedig bericht in deze waarna de overeenkomst met grote voortvarendheid kan worden opgesteld.”
Bij e-mail van 20 april 2018 heeft [persoon A] aan [persoon B] laten weten:
“een pachtovereenkomst kan men gewoon downloaden en mailen. Dat wil ik ook wel voor je doen”.[persoon B] heeft bij e-mail van dezelfde dag aan [persoon A] laten weten dat hij de overeenkomst geliberaliseerde pacht op voorhand had opgesteld en deze naar de rentmeester van de pachter zou sturen.
Bij e-mail van 26 april 2018 heeft [persoon B] aan [persoon A] de aangepaste en ondertekende pachtovereenkomst doen toekomen.
Bij factuur van 29 mei 2018 heeft AGL in verband met de pachtovereenkomst een bedrag van € 2.117,50 inclusief btw aan Lunaria in rekening gebracht. De specificatie vermeldt 17,5 uur à € 100,- per uur exclusief btw in de periode van 19 april 2018 tot en met 28 mei 2018.
Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft [persoon B] aan [persoon A] een betalingsherinnering gestuurd waarop deze als volgt heeft gereageerd:
“Ik zie eerst nu dat u mij een tweede declaratie A 3903 hebt toegezonden aangaande geliberaliseerde pacht [persoon C]. Ik heb u daarvoor geen opdracht gegeven, bovendien zijn standaardformulieren zo van het internet te plukken heb ik u destijds al laten weten. Ik ga er dan ook van uit dat dit op een vergissing berust.”
Lunaria heeft op verdere sommaties van de gemachtigde van AGL laten weten niets verschuldigd te zijn en zij heeft de factuur van AGL niet betaald.
De procedure in eerste aanleg
3.2
Bij dagvaarding van 8 mei 2019 heeft AGL de onderhavige procedure tegen Lunaria aanhangig gemaakt. In deze procedure stelt AGL dat zij in opdracht van Lunaria de werkzaamheden voor de pachtovereenkomst met [persoon C] heeft uitgevoerd die zij met de factuur van 29 mei 2018 in rekening heeft gebracht. AGL vordert op grond daarvan veroordeling van Lunaria tot betaling van het factuurbedrag van € 2.117,50, vermeerderd met € 317,63 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Lunaria in de proceskosten met nakosten en wettelijke rente.
3.3
Bij vonnis van 31 juli 2019 heeft de kantonrechter geconstateerd dat Lunaria is verschenen maar na verkregen uitstel niet meer heeft geantwoord. De vordering van AGL is als niet weersproken toegewezen, met veroordeling van Lunaria in de kosten.
De omvang van het hoger beroep
3.4
Lunaria heeft in haar memorie van grieven aangevoerd dat zij nog niet de gelegenheid heeft gehad de vordering van AGL te weerspreken en dat deze vordering afgewezen dient te worden omdat tussen AGL en Lunaria geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, ook niet stilzwijgend. Lunaria komt met haar grieven op tegen de toewijzing van de vordering en de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en zij concludeert tot afwijzing ervan, tot veroordeling van AGL in de kosten van beide instanties en tot veroordeling van AGL tot terugbetaling van het bedrag van € 3.205,55 dat Lunaria uit hoofde van het vonnis heeft voldaan.
3.5
AGL heeft de grieven van Lunaria bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van 31 juli 2019, met veroordeling van Lunaria in de kosten van beide instanties.
De vordering van AGL
3.6
Volgens AGL blijkt uit de e-mailcorrespondentie van 16 en 18 april 2018, bij de feiten vermeld onder e) en f), duidelijk dat Lunaria aan haar opdracht heeft gegeven voor het opstellen van de pachtovereenkomst, terwijl uit de daarop gevolgde e-mails blijkt dat Lunaria niet heeft laten weten dat AGL ten onrechte uitging van een opdracht. Bij sms van 25 april 2018 heeft [persoon A] aan [persoon B] laten weten dat pachtovereenkomst wat hem betreft ok was. Bovendien heeft Lunaria na ontvangst van de factuur daar niet tegen geprotesteerd of klachten geuit over de hoogte van de factuur dan wel de uitgevoerde werkzaamheden. Lunaria heeft daarmee haar klachtplicht op grond van artikel 6:89 BW verzaakt, aldus AGL.
3.7
Volgens Lunaria kan uit de overgelegde correspondentie niet worden afgeleid dat zij aan AGL een opdracht heeft verstrekt voor werkzaamheden als door AGL met haar factuur van 29 mei 2018 in rekening gebracht. Op het door [persoon B] voorgestelde uurtarief is geen akkoord gekomen. Afgezien daarvan zou voor het opstellen van een pachtovereenkomst hoogstens een bedrag van € 100,- gerekend kunnen worden en niet het door AGL gefactureerde bedrag.
3.8
Het hof acht het beroep van AGL op artikel 6:89 BW ongegrond. Het opstellen en toezenden van de factuur geldt niet als prestatie in de zin van dit artikel, terwijl overigens het beroep erop onvoldoende is onderbouwd.
3.9
Het geschil tussen partijen betreft in de kern de vraag of Lunaria aan AGL de opdracht heeft verstrekt om voor rekening van Lunaria een pachtovereenkomst tussen de erven [[M]] en [persoon C] op te stellen en te doen ondertekenen op basis van tijdsbesteding tegen een tarief van € 100,- per uur en, wanneer dit het geval is, of die opdracht redelijkerwijs 17,5 uur in beslag heeft genomen. AGL heeft haar stellingen daarover met de overgelegde producties voldoende onderbouwd, maar Lunaria heeft haar betwisting van die stellingen evenzeer voldoende gemotiveerd bestreden. Naar het oordeel van het hof biedt de correspondentie tussen partijen onvoldoende uitsluitsel, terwijl partijen verder veel feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die niet rechtsreeks met de kern van het geschil van doen hebben en evenmin de duidelijkheid daarover vergroten.
3.1
Op AGL rust de bewijslast van haar stellingen. Dat bewijs heeft zij tot dusver niet geleverd, zodat het hof haar overeenkomstig haar bewijsaanbod zal toelaten tot bewijslevering als in het dictum opgenomen.
3.11
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden. Het hof geeft partijen in overweging om, mede op basis van het voorgaande, te bezien of alsnog een minnelijke regeling van het geschil kan worden bereikt.

4.De uitspraak

Het hof:
laat AGL toe te bewijzen dat Lunaria aan AGL de opdracht heeft verstrekt om voor rekening van Lunaria een pachtovereenkomst tussen de erven [[M]] en [persoon C] op te stellen en te doen ondertekenen op basis van tijdsbesteding tegen een tarief van € 100,- per uur en, wanneer dit het geval is, dat die opdracht redelijkerwijs 17,5 uur in beslag heeft genomen;
bepaalt, voor het geval AGL bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. L.S. Frakes als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 17 augustus 2021 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van AGL ten minste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, G.J.S. Bouwens en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 augustus 2021.
griffier rolraadsheer