ECLI:NL:GHSHE:2021:2463

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
20-001066-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkrachting ex-vriendin met verwerping van complotverweer en DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor verkrachting van zijn ex-vriendin. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het binnendringen van de woning van de aangeefster op 29 december 2014, waar hij door geweld en bedreiging met geweld seksuele handelingen heeft verricht. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een complot en dat het DNA-bewijs was geplant, maar het hof verwierp deze argumenten. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en betrouwbaar waren, en dat het bewijs, waaronder DNA-sporen, overtuigend was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij het hof de immateriële schade op €7.500,00 en de materiële schade op €173,47 vaststelde. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gevolgen van de verkrachting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001066-16
Uitspraak : 4 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 maart 2016, in de strafzaak met parketnummer 02-801060-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen, in ieder geval voor wat betreft de strafmaat, en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) zal gelasten van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen. Met betrekking tot de vordering van de [benadeelde partij] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof deze vordering geheel zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en afwijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Subsidiair, in geval van een veroordeling, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht de benadeelde partij (in elk geval gedeeltelijk) in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het toe te wijzen bedrag te verlagen. Ten slotte heeft de verdediging met betrekking tot het beslag verzocht om teruggave aan de verdachte van de vaste computer, de laptop, de SD-kaart, de harddisk en de telefoon, in elk teruggave aan de verdachte van, kort gezegd, “alle voorwerpen met een stekker” en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2014 te [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
‒ het verbreken/forceren van een deur en een raam van de woning, waarin [aangeefster] zich bevond en/of
‒ het binnendringen van die woning en/of
‒ het binnendringen van de slaapkamer, waarin [aangeefster] zich bevond en/of
‒ het blinddoeken van het gezicht van [aangeefster] en/of
‒ het vastbinden van de polsen van [aangeefster] en/of
‒ het uittrekken van de joggingbroek en/of onderbroek van [aangeefster] en/of
‒ het dreigend toevoegen aan die [aangeefster] - in de Engelse taal - van de woorden: “Don't scream, you’re home alone” en/of “I planned to kill you, but I don’t know now” en/of “Don't move, I’ll cut you loose. Wait for 5 minutes”, althans telkens dreigend woorden toevoegen van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [aangeefster] , te weten:
‒ het meermalen, althans eenmaal, brengen/duwen van zijn penis in de vagina en/of mond van [aangeefster] en/of
‒ het meermalen, althans eenmaal, brengen/duwen van een of meer vingers in de vagina van [aangeefster] en/of
‒ het betasten van en/of knijpen in de borsten van [aangeefster] en/of
‒ het likken en/of betasten van de vagina van [aangeefster] en/of
‒ het betasten van de anus van [aangeefster] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 december 2014 te [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, te weten:
‒ het verbreken van een raam van de woning, waarin [aangeefster] zich bevond en
‒ het binnendringen van die woning en
‒ het binnendringen van de slaapkamer, waarin [aangeefster] zich bevond en
‒ het blinddoeken van [aangeefster] en
‒ het vastbinden van de polsen van [aangeefster] en
‒ het uittrekken van de joggingbroek en onderbroek van [aangeefster] en
‒ het dreigend toevoegen aan die [aangeefster] - in de Engelse taal - van de woorden: “Don't scream, you’re home alone”, althans dreigend woorden toevoegen van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten:
‒ het meermalen brengen/duwen van zijn penis in de vagina en mond van [aangeefster] en
‒ het brengen/duwen van vingers in de vagina van [aangeefster] en
‒ het betasten van en knijpen in de borsten van [aangeefster] en
‒ het likken en betasten van de vagina van [aangeefster] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden als verwoord in de pleitnota – vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Kort gezegd, is aangevoerd dat sprake is van een complot. De aangeefster heeft een valse aangifte gedaan, waarbij zij een aantal opvallende uitspraken met daderkennis heeft gedaan. Haar verklaringen dienen dan ook van het bewijs te worden uitgesloten. Ook is bepaald DNA-bewijs gering te noemen en kon dit bovendien (nog tijdens hun relatie) eenvoudig door de aangeefster zijn verzameld en vervolgens geplant. Voorts verschaffen de zendmastgegevens van de mobiele telefoon van de verdachte hem een digitaal alibi en is uit onderzoek gebleken dat een persoon met het postuur van de verdachte niet door het gat in de ruit van de bijkeukendeur past, zonder daar sporen van vezels, haren en/of bloed achter te laten op het breukvlak van het glas.
Op z’n minst is sprake van redelijke twijfel omtrent de schuld van de verdachte aan het tenlastegelegde. Er is sprake van een ’s voorshands niet volstrekt onaannemelijk alternatief scenario dat verenigbaar is met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Na het aanvullend onderzoek dat door TNO en het Nederlands Forensisch Instituut is verricht in hoger beroep kan de conclusie van de rechtbank, inhoudende dat het alternatief scenario volstrekt onaannemelijk zou zijn, niet langer stand houden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Feiten en omstandigheden
Uit de zich in het dossier bevindende aangifte volgt dat de destijds 17 jaar oude [aangeefster] (hierna verder: aangeefster) op 29 december 2014, omstreeks 6.00 uur, op bed lag in haar slaapkamer in het ouderlijk huis aan de [adres] toen zij beneden in de woning gerommel hoorde. Ze hoorde drie harde bonken en ze hoorde voetstappen beneden. Zij werd bang en – aangezien er niemand anders thuis was – heeft zij om 06.07 uur haar vader opgebeld. Hij heeft geprobeerd om haar gerust te stellen. Niet veel later hoorde de aangeefster haar slaapkamerdeur op een kiertje opengaan. Zij heeft toen net gedaan alsof zij sliep. De deur ging daarop weer dicht. Net op het moment dat de aangeefster haar vader nogmaals wilde bellen, ging de deur wederom open en heeft zij gehoord dat er iemand dichterbij haar bed kwam. De aangeefster heeft gevoeld hoe de deken van haar afgetrokken werd en dat er iemand aan haar billen zat en over haar vagina wreef. De aangeefster deed net alsof ze sliep en was hartstikke bang. Toen ze dit weer voelde, deed de aangeefster net alsof zij wakker schrok en heeft zij gezien en gevoeld hoe er een – naar later bleek – theedoek uit de keuken en een plastic zak tegen haar hoofd werden gedrukt. Hierdoor kon zij de indringer niet zien. Op het moment dat de zak op haar hoofd werd gedrukt, heeft ze een seconde iets van een silhouet van de man gezien. Ook werd er een hand op haar mond gelegd en heeft de aangeefster deze man in de Engelse taal horen zeggen dat zij niet hoefde te schreeuwen, omdat zij alleen thuis was. Hij zei tegen haar: “Don’t scream, you’re home alone”. De man had iets naars in zijn stem en het leek aangeefster alsof de man zijn stem vervormde. De man heeft haar omgedraaid, zodat de aangeefster op haar buik kwam te liggen, en hij heeft haar geblinddoekt met de theedoek. De aangeefster moest vervolgens haar armen naar achteren doen en zij voelde hoe haar polsen op elkaar gebonden werden met een tie-wrap, welke hard werd aangetrokken. Dit heeft haar pijn gedaan. Ze heeft toen gehoord dat de man alle lades van haar kledingkast ging opentrekken en de aangeefster lag toen met de blinddoek en de tie-wrap op haar buik op haar bed, met haar hoofd in het kussen.
De aangeefster werd vervolgens weer op haar rug gedraaid. Daarna werden haar joggings-broek en onderbroek – een effen zwarte string met daarin een inlegkruisje – uitgetrokken. Zij heeft toen gevoeld dat de man haar onderlichaam betastte en haar één keer over haar clitoris likte. De man heeft daarna met zijn vingers over haar vagina gewreven en ging ook in haar vagina. De man heeft vervolgens over haar clitoris gewreven en heeft haar met meerdere vingers tegelijk gepenetreerd. Na een tijdje heeft hij zijn riem los gemaakt en zijn broek omlaag gedaan, dat hoorde ze aan het geluid. De aangeefster voelde daarna hoe de man zijn penis in haar vagina stopte en op en neer begon te bewegen. Aan de manier van penetreren heeft ze gemerkt dat de man op zijn knieën op het bed zat. In de herinnering van de aangeefster hoorde ze de man een condoom omdoen, omdat ze het scheuren van een zakje heeft gehoord. Na een poosje is de man gestopt met het penetreren (van haar vagina). Ze voelde dat de man geen condoom meer droeg en daarop voelde ze dat hij met zijn benen op haar schouderhoogte ging zitten en boven haar ging hangen. Ze voelde dat het vest dat over haar hoofd hing, omhoog werd gedaan door de man zodat haar mond vrij kwam. Op het moment dat het vest omhoog werd gedaan, heeft de aangeefster een heel klein stukje gezien van het been van de man en heeft ze gezien dat hij een blanke huidskleur had. De man heeft gezegd dat ze haar mond open moest doen. Daarna heeft de man zijn penis in de mond van aangeefster gebracht. Deze handelingen werden meerdere keren afgewisseld. Hij heeft haar gepenetreerd met zijn piemel in haar vagina en liet de aangeefster hem daarna pijpen. Hij penetreerde haar weer en liet aangeefster daarna weer pijpen. Hij heeft haar gevraagd of ze seksspeeltjes had liggen en hierop heeft de aangeefster gehoord dat hij de laadjes van haar nachtkastje opentrok en daarin vond hij een condoom in een verpakking. Hij zei toen: “So, you do have some condoms?” en vervolgens heeft de aangeefster gehoord dat hij deze omdeed en heeft hij de aangeefster gepenetreerd in haar vagina met een condoom om. Vervolgens heeft de man het condoom weer afgedaan en is hij met zijn penis weer naar de mond van de aangeefster gegaan. De man is uiteindelijk in haar mond klaargekomen.
De aangeefster heeft ook verklaard dat de man, tijdens het penetreren met de penis in de vagina van aangeefster, meerdere keren het hemdje en de sweater van aangeefster naar boven heeft gedaan. Zij voelde toen dat hij met één hand haar beide borsten betastte en daar in kneep. Ook heeft de man tussendoor de tie-wrap gewisseld. De aangeefster heeft gezegd dat de tie-wrap te strak zat. De aangeefster heeft gevoeld dat een koud voorwerp, vermoedelijk een schaar of tang, tussen haar polsen kwam en dat de tie-wrap kapot ging. De man heeft daarna meteen een nieuw tie-wrap om haar polsen gebonden. Deze tie-wrap zat iets minder strak dan de eerste.
Na afloop van de verkrachting, heeft de man aan de aangeefster gevraagd waar haar telefoon was. Hij is vervolgens haar mobiele telefoon gaan zoeken, vond deze onder het kussen, heeft de aangeefster om de code van de telefoon gevraagd en heeft vervolgens in de telefoon
gekeken. De man heeft haar in het Engels over een foto van haar huidige vriend [naam] bevraagd en even daarna opgemerkt: “I see, you just broke up with [voornaam verdachte] .” De aangeefster vond deze opmerking heel vreemd, omdat zij niets meer van haar ex-vriend [voornaam verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte)in haar telefoon had staan. Ook heeft de man tegen de aangeefster gezegd: “I planned to kill you, but I don’t know now.” Vervolgens heeft de man een tas met spulletjes gepakt en heeft hij gezegd: “Don’t move, I’ll cut you loose. Wait for 5 minutes.” Over deze laatste zin heeft de aangeefster nog verklaard dat de man de ‘5’ met een andere stem heeft gezegd dan waarmee hij eerder sprak en dat hij zichzelf toen heeft verbeterd. De man is toen naar beneden gelopen. Ze heeft nog even heel lang stil gelegen en ze heeft de tussenhaldeur beneden gehoord. Toen heeft ze de theedoek van zich afgetrokken.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij in het begin heeft gedacht dat de man een bekende was, haar ex-vriend [verdachte]
(hof: verdachte), vanwege de intonatie in zijn stem en hoe hij iets zei. Voorts heeft zij verklaard dat zij denkt dat de dader een bekende van haar moet zijn, omdat de hond niet heeft aangeslagen, terwijl hij normaal tegen vreemde mensen altijd blaft.
Toen de aangeefster de blinddoek van haar ogen had verwijderd, heeft zij op haar wekker gezien dat het 07.17 uur was. Ongeveer 5 minuten later is zij naar de zolder van de woning gegaan om daar naar het 112-alarmnummer te bellen met de huistelefoon. Zij heeft niet met haar eigen mobiele telefoon gebeld, omdat de man deze mee naar beneden had meegenomen en zij niet naar beneden durfde te gaan. Om 7.25 uur heeft de aangeefster contact gehad met de meldkamer en gezegd dat ze verkracht was. Ze heeft tegen de politieambtenaar van de meldkamer gezegd dat ze heel veel gedonder beneden hoorde, haar vader heeft gebeld, waarna een man naar haar kamer is gekomen, haar heeft betast, geblinddoekt, vastgebonden en verkracht. Voorts heeft de aangeefster aan de politieambtenaar van de meldkamer gevraagd of ze haar vader mocht bellen. De aangeefster heeft daarna nog een tijdje op zolder gezeten, omdat zij aanvankelijk niet naar beneden durfde te gaan. Op een gegeven moment is ze toch naar beneden gegaan en heeft ze in de keuken, alwaar zij haar mobiele telefoon op de keukentafel terugvond, eerst haar vader gebeld om 7.31 uur en daarna heeft zij, tussen 7.34 uur en 7.48 uur, achtmaal tevergeefs gepoogd om haar vriend [naam] te bellen. Ook heeft de aangeefster nog drie foto’s gemaakt van de rode striemen op haar polsen. Deze foto’s zijn later onderzocht door een digitaal rechercheur en uit zijn bevindingen volgt dat de foto’s zijn gemaakt op 29 december 2014 om 7.32.52 uur, 7.32.58 uur en 7.54.15 uur.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de [verbalisanten 1 en 2] (dossier-pagina 181 e.v.) volgt dat zij op 29 december 2014, omstreeks 7.20 uur, de melding kregen te gaan naar het adres van de aangeefster. Zij hebben gerelateerd dat de voordeur van de woning werd geopend door de aangeefster en dat zij hevig geëmotioneerd was. De verbalisanten hebben samen met de aangeefster de woning betreden en zij vertelde direct dat ze betast en verkracht was. Nadat zij de verbalisanten had verteld wat er was gebeurd, heeft [verbalisant 1] de woning op braaksporen bekeken. Hij heeft gezien dat in de woonkamer aan de achterzijde, grenzend aan de achtertuin een deur zat, heeft deze deur geopend en kwam vervolgens in een soort bijkeuken. Hij heeft toen geconstateerd dat het raam van een buitendeur was vernield.
Op 29 december 2014 te 8.30 uur, zo volgt uit het proces-verbaal van sporenonderzoek (dossierpagina 388 e.v.), is ter plaatse, in de woning van de aangeefster [aangeefster] , een forensisch onderzoek verricht.
Aan de forensisch onderzoeker werd medegedeeld dat de dader tijdens de verkrachting in de mond van de aangeefster was klaar gekomen. Omdat het medisch onderzoek bij de aangeefster pas enkele uren later zou plaatsvinden, werden de mond en de tong van de aangeefster alvast bemonsterd. Hieraan zijn de volgende SIN-nummers gekoppeld:
 [SIN-nummer] (mond rechtsboven);
 [SIN-nummer] (mond bovenzijde links);
 [SIN-nummer] (mond linksonder);
 [SIN-nummer] (mond rechtsonder);
 [SIN-nummer] (mond, tong).
Diezelfde middag is er ook nog een Medisch Forensisch Onderzoek (het hof begrijpt: de zogenoemde zedenkit) verricht bij de aangeefster op de afdeling Spoedeisende Hulp van het [ziekenhuis] door een Forensisch GGD-arts. Met een tiental swaps zijn onder andere de vagina, borsten en mond van de aangeefster bemonsterd. De MFO-set/zedenkit heeft SIN-nummer [SIN-nummer] meegekregen. Nummer 7 betreft een swap van de buitenzijde van de mond van de aangeefster.
Door de unit Forensisch Technisch Onderzoek is, naast bovenstaand medisch onderzoek, tevens op 29 december 2014 onderzoek in en om de woning van de aangeefster verricht. Aldaar werden verse schoensporen in de sneeuw en braaksporen aan de achterdeur van de woning
(het hof begrijpt telkens: de deur van de bijkeuken aan de achterkant van de woning)aangetroffen. Ook werd geconstateerd dat het glas van die achterdeur was geforceerd. In de slaapkamer van de aangeefster werden twee aan elkaar gekoppelde, doorgeknipte tie-wraps naast het bed van aangeefster aangetroffen en in beslag genomen (SIN-nummer [SIN-nummer] ). Op het bed werd een theedoek, met twee uiteinden vastgeknoopt, aangetroffen en inbeslaggenomen (SIN-nummer [SIN-nummer] ). Tevens werd het hoeslaken van het bed van de aangeefster in beslag genomen (SIN-nummer [SIN-nummer] ). De in de sneeuw in de achtertuin aangetroffen schoensporen hebben de navolgende SIN-nummers gekregen:
 [SIN-nummer] (linker schoen);
 [SIN-nummer] (foto van schoenspoor);
 [SIN-nummer] (foto van schoenspoor);
 [SIN-nummer] (rechter schoen);
 [SIN-nummer] (linker schoen).
[zedenrechercheur] , die op 29 december 2014 tussen 11.00 uur en 12.00 uur met [verbalisant 3] een informatief gesprek zeden heeft gevoerd met aangeefster, heeft tijdens dit gesprek met de aangeefster waargenomen dat op haar beide armen/polsen rode striemen zichtbaar waren, van ongeveer een halve centimeter breed. Voorts heeft [zedenrechercheur] gerelateerd dat de aangeefster haar had verteld dat dit letsel was veroorzaakt door de tie-wraps die tijdens de verkrachting door de dader om haar polsen waren gedaan. [verbalisant 4] , die aanwezig was bij het forensisch onderzoek dat daarna in de middag is verricht op de afdeling Spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] , heeft voorafgaand aan het medisch onderzoek aldaar foto’s gemaakt van het letsel van de aangeefster en heeft gezien dat rond beide polsen rode striemen zaten.
De volgende ochtend is binnengetreden in de woning aan de [adres] , zijnde de woning waar de verdachte verblijft, in verband met een doorzoeking ter inbeslagneming. Tijdens de doorzoeking zijn op de slaapkamer van de verdachte een laptop, een zwarte string met een inlegkruisje en tie-wraps aangetroffen. De string werd aangetroffen in een plank op de kledingkast. Voorts zijn op de begane grond een paar bruine schoenen aangetroffen, in de kelder een zakje tie-wraps en in de klikobak een plastic zakje met diverse inhoud. Op 31 december 2014 is de inhoud van dit plastic zakje, eerder aangetroffen in de container die in de afgeschermde tuin van de woning stond, nader onderzocht en daarin werden onder andere twee gebruikte condooms aangetroffen van het merk Durex en het merk Wingman, de verpakkingen van de condooms, alsmede een doorgeknipte tie-wrap die qua kleur en maat overeenkomt met de op de slaapkamer van de aangeefster aangetroffen tie-wrap. De twee gebruikte condooms zijn vervolgens door forensisch [onderzoeker] op 31 december 2014 aan de buiten- en binnenzijde bemonsterd. Die bemonsteringen hebben de volgende SIN-nummers gekregen:
 [SIN-nummer] (buitenzijde condoom 1);
 [SIN-nummer] (binnenzijde condoom 1);
 [SIN-nummer] (buitenzijde condoom 2);
 [SIN-nummer] (binnenzijde condoom 2).
Toen aangeefster op 29 december 2014 aangifte deed, verklaarde zij reeds dat de man haar joggingbroek en onderbroek – een effen zwarte string met daarin een inlegkruisje – had uitgetrokken. Aan de aangeefster zijn op 5 januari 2015 foto’s getoond van de zwarte string die op de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen. De aangeefster heeft verklaard dat zij die string droeg voorafgaand aan de verkrachting. Zij heeft de string onder andere aan de strik, het inlegkruisje en het label herkend. De joggingbroek die de aangeefster droeg kort voordat zij werd verkracht is in beslag genomen en op een later moment onderzocht. In deze joggingbroek bleek geen string meer te zitten.
De hiervoor genoemde bemonsteringen zijn nader onderzocht door The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Ten aanzien van de bemonsteringen van de mond en de tong van de aangeefster is met betrekking tot de SIN-nummers [SIN-nummer] tot en met [SIN-nummer] telkens een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel gevonden. Dit profiel matcht telkens met het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte. Dit geldt voor de sporen in de mond van de aangeefster rechts- en linksboven alsmede rechts- en linksonder als ook voor de tong.
Over het celmateriaal in de stringente lysisfractie van de bemonstering van de mond van de aangeefster rechtsboven ( [SIN-nummer] ) heeft het TMFI aangegeven dat de resultaten van het onderzoek “zeer veel waarschijnlijker” zijn wanneer de hypothese dat de bemonstering van het spoor DNA van de verdachte of iemand in de mannelijke lijn van de verdachte bevat juist is, dan wanneer de hypothese dat de bemonstering van het spoor DNA van een willekeurige onbekende man bevat juist is.
Het TMFI heeft voorts de theedoek (SIN-nummer [SIN-nummer] ) op vier posities bemonsterd op de aanwezigheid van epitheel en uit die bemonsteringen DNA geïsoleerd.
Het DNA-onderzoek op de sporen [SIN-nummer] #01 (uiteinde 1 van knoop) en [SIN-nummer] #03 (buitenkant van de knoop) heeft, voor zover relevant, de volgende resultaten opgeleverd:
‒ [SIN-nummer] #01: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Er kan een vrouwelijk DNA-hoofdprofiel afgeleid worden. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [aangeefster] . Verdachte [verdachte] (…) is niet uitgesloten als donor.
‒ [SIN-nummer] #03: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Er kan een vrouwelijk DNA-hoofdprofiel afgeleid worden. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [aangeefster] . Verdachte [verdachte] (…) is niet uitgesloten als donor.
Het TMFI heeft verder de twee aan elkaar verbonden tie-wraps (SIN-nummer [SIN-nummer] ) op vier posities bemonsterd op de aanwezigheid van epitheel. Het DNA-onderzoek op die sporen heeft de volgende resultaten opgeleverd:
‒ buitenkant tie-wrap 1: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Het slachtoffer [aangeefster] en de verdachte [verdachte] kunnen donor zijn;
‒ buitenkant tie-wrap 2: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, ven wie zeker één man. Het slachtoffer [aangeefster] en de verdachte [verdachte] kunnen donor zijn;
‒ buitenkant tie-wrap 2. DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Er kan een vrouwelijk DNA-hoofdprofiel worden afgeleid. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van slachtoffer [aangeefster] . Er kan een mannelijk DNA-nevenprofiel worden afgeleid. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-nevenprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] .
‒ binnenkant tie-wraps 1 & 2: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Het slachtoffer [aangeefster] en de verdachte [verdachte] kunnen donor zijn.
Het hoeslaken met SIN-nummer [SIN-nummer] , afkomstig van het bed van de aangeefster, is door het NFI onderzocht op sporen. Op 16 plaatsen is een indicatie verkregen voor de aanwezigheid van sperma en/of spermavloeistof. Deze plekken zijn bemonsterd als [SIN-nummer] #28 tot en met #43 en nader onderzocht. In de sporen [SIN-nummer] #32 tot en met #43 werd een aanwijzing voor spermavloeistof aangetroffen. Uit spoor [SIN-nummer] #33 is een DNA-profiel verkregen dat matcht met dat van de verdachte. Een dergelijke matchkans is volgens het NFI voor een willekeurige derde kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het NFI heeft ook onderzoek gedaan naar de bemonstering van de zedenkit (SIN-nummer [SIN-nummer] ) en van de in het plastic zakje in de kliko aangetroffen condooms (SIN-nummers [SIN-nummer] tot en met [SIN-nummer] ). Ten aanzien van de zedenkit is in de bemonstering [SIN-nummer] #07, zijnde de buitenzijde van de mond van de aangeefster, sperma aangetroffen. Dit is verder onderworpen aan autosomaal DNA-onderzoek. Van het DNA in de stringente lysisfractie van de bemonstering [SIN-nummer] #07 van drie personen verkregen. Op basis van vergelijkend DNA-onderzoek is door het NFI geconcludeerd dat deze bemonstering celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van slachtoffer [aangeefster] , vermengd met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . Daarnaast zijn een aantal additionele kenmerken zichtbaar die afkomstig kunnen zijn van een derde persoon, of technische artefacten betreft gerelateerd aan de gebruikte LCN-techniek.
Door het NFI zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd en is geconcludeerd dat de hypothese dat de bemonstering celmateriaal bevat van de aangeefster en de verdachte en één willekeurige onbekende persoon meer dan 1.000.000 keer waarschijnlijker is dan de hypothese dat de bemonstering celmateriaal bevat van de aangeefster en twee willekeurig onbekende personen.
De vier bemonsteringen van de condooms (SIN-nummers [SIN-nummer] #01 tot en met [SIN-nummer] #01) en de milde lysisfracties van de bemonsteringen van de vagina van [aangeefster] ( [SIN-nummer] #03 en ZAAC2401#04) zijn door het NFI onderworpen aan een Y-chromosomaal onderzoek.
Van het mannelijk (Y-chromosomaal) DNA in de milde lysisfracties van de bemonsteringen [SIN-nummer] #03 en [SIN-nummer] #04 zijn onvolledige Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte [verdachte] matcht met deze Y-chromosomale DNA-mengprofielen.
Van het mannelijk (Y-chromosomaal) DNA in de vier bemonsteringen van de twee condooms, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant, zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte matcht met deze Y-chromosomale DNA-profielen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van de vriend van de aangeefster matcht niet met deze Y-chromosomale DNA-profielen. De relatief geringe hoeveelheid celmateriaal in deze bemonstering kan afkomstig zijn van de verdachte.
Voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden matches tussen het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte [verdachte] en de (onvolledige) Y-chromosomale DNA-profielen in de vier bemonsteringen van de condooms, heeft het NFI de twee meest informatieve Y-chromosomale DNA-profielen van het mannelijk DNA in de bemonsteringen [SIN-nummer] #01 en [SIN-nummer] #01, zijnde de binnenzijden van beide condooms, geëvalueerd en beschouwd. Het NFI heeft geconcludeerd dat de hypothese dat het mannelijk DNA in deze bemonsteringen afkomstig is van de verdachte of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man zeer veel waarschijnlijker is, dan de hypothese dat het mannelijk DNA in deze bemonsteringen afkomstig is van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man.
Bij de doorzoeking op 30 december 2014 in de woning van de verdachte is op de begane grond een paar bruine schoenen inbeslaggenomen. De verdachte heeft op 31 december 2014 verklaard onder meer bruine Pull & Bear schoenen te hebben. Aan hem is vervolgens door de politie een foto getoond en hij heeft de bruine schoenen op de foto herkend als zijn schoenen.
De door de politie op 29 december 2014 in de sneeuw in de achtertuin van de woning van de aangeefster aangetroffen schoenindruksporen met SIN-nummers [SIN-nummer] (foto van schoenindrukspoor 2) en [SIN-nummer] (foto van schoenindrukspoor 1) zijn vergeleken met het paar inbeslaggenomen bruine schoenen van het merk Pull & Bear, afkomstig van de verdachte. Deze schoenen van de verdachte hebben SIN-nummer [SIN-nummer] gekregen. De schoenen tonen een profiel soortgelijk aan het profiel – voor zover zichtbaar – weergegeven door de schoensporen 1 en 2. Ten gevolge van de slijtage en beschadigingen in de zolen van de schoenen kunnen de hiermee veroorzaakte sporen als karakteristiek voor deze schoenen worden beschouwd. Zowel ten aanzien van schoenspoor 1 als schoenspoor 2 is gebleken dat het profiel – voor zover zichtbaar – overeenkomt en dat de afmetingen praktisch overeenkomen en dat onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat schoenspoor 1 is veroorzaakt met een schoen die soortgelijk is aan de linkerschoen van de verdachte en dat schoenspoor 2 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de rechterschoen van de verdachte.
Tijdens de doorzoeking in de woning waar de verdachte woonachtig is, is ook een laptop van het merk Asus in beslag genomen. De verdachte heeft verklaard dat dit zijn laptop is. Hij is de enige die van deze laptop gebruikt maakt en het bijbehorende wachtwoord is alleen bij hem bekend. Na de inbeslagname is de laptop door een digitaal rechercheur onderzocht. Op de laptop zijn een iCloud account, een Skype account en diverse wachtwoorden aangetroffen. Deze stonden op naam van de aangeefster en/of hielden direct verband met haar.
De verdachte is op 26 februari 2016 met de bevindingen uit dit onderzoek aan zijn laptop geconfronteerd. Hij heeft toen verklaard dat hij, nadat de aangeefster hun relatie had verbroken, haar via diverse sociale media kanalen volgde. Hij logde daarbij ook in op haar Facebook account en op haar e-mail account. Wanneer de aangeefster het wachtwoord van haar Facebook account vervolgens veranderde, gebruikte de verdachte zijn toegang tot haar e-mail account om het wachtwoord weer te wijzigen. Geconfronteerd door de politie met de bevinding dat de politie heeft gezien dat de verdachte het programma ‘Zoek mijn iPhone’ gebruikt en de vraag van de politie naar welke iPhone de verdachte op zoek was, heeft de verdachte verklaard dat hij op zoek was naar die van aangeefster en dat hij wilde weten waar aangeefster was en wat zij aan het doen was. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte nog verklaard dat hij in die tijd heel obsessief met het volgen van de aangeefster bezig was.
Uit de internetgeschiedenis behorend bij de laptop van de verdachte blijkt dat op 28 en 29 december 2014 een groot aantal keer via de webpagina ‘Zoek mijn iPhone’ naar de locatie van de telefoon van de aangeefster is gezocht. Daarbij valt op dat op 29 december 2014 onder andere om 04.21.24 uur en 10.16.13 uur is gezocht, maar niet gedurende het tijdvak daar tussenin. Voorts valt op dat, enkele uren na de 112-melding van de aangeefster, met de laptop van de verdachte tussen 12.11 uur en 16.59.16 uur de Twitterpagina van Politie [plaats] eo is bezocht. Daarbij is onder andere gezocht op ‘ [adres] ’ (12.11.42 uur, zijnde de straatnaam van de woning van de aangeefster) en ‘Meldingen’ (12.13 uur. 12.14 uur. 16.58 uur). Gelijkvolgend op de laatste maal dat de verdachte op 29 december 2014 om 16.59.16 uur heeft gezocht op het twitteraccount van de Politie [plaats] eo heeft de verdachte gezocht om 16.59.17. 16.59.18 en 17.01.33 uur op het Twitteraccount @ [accountnaam aangeefster] ). Dit Twitteradres komt overeen met de accountgegevens opgeslagen in de laptop van de verdachte.
Tot slot is uit de internethistorie van de onder de verdachte inbeslaggenomen Asus computer gebleken dat de verdachte op 29 december 2014 om 03.26 uur heeft ingelogd op het e-mailaccount van de aangeefster en vervolgens diezelfde dag weer om 09.17 uur (en diezelfde dag nog een aantal malen), maar niet gedurende het tijdvak daar tussenin.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat zich in het dossier een ruime hoeveelheid technisch en objectief bewijs bevindt, dat dit bewijs divers van aard is en dat er, naast het aantreffen van biologisch materiaal van de verdachte op diverse belastende plaatsen, ook schoensporen in de sneeuw in de achtertuin van de woning van de aangeefster zijn aangetroffen die soortgelijk zijn aan het profiel van de schoenen van de verdachte en dat sprake is van het aantreffen van diverse voorwerpen in en om de woning van de verdachte die rechtstreeks zijn te linken aan het onderhavige feit.
Het hof is van oordeel dat het alternatieve door de verdachte geschetste scenario dat sprake is van een complot tegen de verdachte en door de aangeefster geplant DNA-bewijs, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, als ongeloofwaardig ter zijde dient te worden geschoven.
Voor het hof is daarbij onder meer van zwaarwegend belang dat uit de internetgeschiedenis van de laptop van de verdachte volgt dat hij (nu niemand anders van de laptop gebruik maakte) op 28 en 29 december 2014 een groot aantal keer naar de locatie van de telefoon van de aangeefster heeft gezocht, onder andere op 29 december 2014 om 04.21.24 uur en 10.16.13 uur, maar niet gedurende het tussenliggende tijdvak, terwijl juist in dat tijdvak de verkrachting van de aangeefster heeft plaatsgevonden. Datzelfde geldt voor het inloggen op het e-mailaccount van de aangeefster met zijn, verdachtes, computer. Hij heeft op haar
e-mailaccount ingelogd om 03.26 uur en vervolgens diezelfde dag weer om 09.17 uur (en diezelfde dag nog een aantal malen), maar niet gedurende het tijdvak daar tussenin. Ook acht het hof van belang dat de verdachte enkele uren na de 112-melding van de aangeefster tussen 12.11.15 uur en 16.59.17 uur de Twitterpagina van Politie [plaats] diverse malen heeft bezocht en dat hij daarbij heeft gezocht naar meldingen en de straatnaam van de woning van de aangeefster, dit laatste om 12.11.42 uur. De verdachte was op dat moment nog niet aangehouden door de politie of op een andere wijze bekend geworden met het onderzoek naar de verkrachting en uit zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring volgt dat hij bovendien niet de gewoonte had om die Twitterpagina van de Politie [plaats] dagelijks, althans regelmatig, te bezoeken. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat de verdachte deze actieve handeling heeft verricht, omdat hij uit eigen wetenschap wist dat er iets op het adres van de aangeefster had plaatsgevonden waarbij de politie zou kunnen worden betrokken.
Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster consistent, gedetailleerd en betrouwbaar zijn en daardoor bruikbaar voor het bewijs. Hetgeen door de verdediging daartegen is aangevoerd, maakt niet dat het hof twijfelt aan de geloofwaardigheid van die verklaringen. Net als de rechtbank, volgt het hof de verdediging niet in het verweer dat de aangeefster over kennis zou beschikken die kan worden getypeerd als daderwetenschap. De verklaringen van de aangeefster en de informatie die zij daarin geeft, getuigen van kennis waar een slachtoffer van een verkrachting over beschikt. Ook de opmerkingen die de aangeefster heeft gemaakt over DNA-bewijs en opsporingstechnieken zijn naar het oordeel van het hof van algemene aard en sluiten aan bij wat een gemiddeld persoon daarover kan weten door het kijken van televisie, het lezen van boeken of door berichten op sociale media kanalen.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat uit het door TNO verrichtte onderzoek volgt dat iemand met het postuur van de verdachte niet door het gat in de ruit van de deur van de bijkeuken past, zonder daar sporen van vezels, haren en/of bloed achter te laten op het breukvlak van het glas, overweegt het hof dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte binnen in de woning moet zijn geweest en dat de wijze van binnentreden aan die vaststelling niet af doet. Zo heeft de aangeefster ten overstaan van de rechter-commissaris op 18 februari 2016 verklaard, in antwoord op de vraag (vraag 28) wie de sleutel had van de achterdeur, dat dit dezelfde sleutel is als van de poort (van de tuin) en dat het ook dezelfde sleutel is als van de bijkeukendeur. Vervolgens heeft de aangeefster op 26 februari 2016, toen zij werd opgebeld door verbalisant [verbalisant 5] , verklaard dat je het huis in kon via de voordeur, de achterdeur en de bijkeukendeur en dat op de bijkeukendeur geen knippen zitten.
Met betrekking tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over het digitale alibi van de verdachte, overweegt het hof dat de omstandigheid dat de mobiele telefoon van de verdachte op 29 december 2014 om 7.10 uur en 7.13 uur
(het hof begrijpt: 07.11 uur, dossierpagina 362)heeft aangestraald op de zendmast, met [nummer] , die als voorkeursmast heeft te gelden voor de woning van de verdachte, niet maakt dat de verdachte niet in de woning van de aangeefster kan zijn geweest tussen 6.00 uur en 7.17 uur die ochtend. Het aanstralen van een bepaalde zendmast kan immers enkel iets over de vermoedelijke locatie van de telefoon zelf zeggen. Daar komt nog bij, zo blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 16 januari 2015 (dossierpagina’s 359-360), dat – in het geval de verdachte zijn mobiele telefoon wel bij zich zou hebben gehad – wanneer de voorkeursmasten vanaf de woning van de aangeefster niet beschikbaar zijn, vanaf haar woning ook de zendmast met [nummer] bereikt kan worden. Tot slot volgt uit de aangifte dat de aangeefster niet gelijk op haar wekker heeft gekeken, maar eerst nog heeft gehoord dat de man naar beneden is gelopen, zij nog even heel lang stil heeft gelegen en toen pas de theedoek van zich heeft afgetrokken en daarna op haar wekker heeft gekeken en haar wekker toen als tijd 7.17 uur aangaf.
Ten slotte overweegt het hof ten aanzien van het aangetroffen DNA-bewijs nog het volgende. In de slaapkamer van de aangeefster zijn diverse aan de verdachte te linken DNA-sporen aangetroffen. Dat uit de bemonsteringen van het hoeslaken slechts één match met het sperma van de verdachte is gevonden, sluit de verdachte geenszins uit. Bovendien is ook sperma van de verdachte aantroffen in de vagina en in de mond van de aangeefster. Uit de verklaringen van de aangeefster en de verdachte volgt dat zij ongeveer zes weken vóór 29 december 2014 voor het laatst seks met elkaar hebben gehad. De verdachte heeft voorts op 31 december 2014 nog bij de politie verklaard dat hij weet dat toen ze de laatste keer seks hebben gehad dat hij wel klaar is gekomen, maar niet in het condoom. Er zou toen wel een Wingman condoom zijn gebruikt, maar daarin is hij niet klaar gekomen. De verdachte vermoedt dat hij die laatste keer waarschijnlijk is klaargekomen op haar buik, dat was eigenlijk standaard.
Het scenario dat de aangeefster belastend materiaal langere tijd zou hebben bewaard gedurende minimaal 6 weken – of dit nu direct na de gemeenschap was (waarbij de verdachte bovendien naar zijn zeggen niet is klaar gekomen in een condoom) of enige tijd later uit een prullenbak is gevist, zoals door de verdediging is aangevoerd – om dit vervolgens minimaal 6 weken onder de juiste condities te bewaren en vervolgens op een juiste wijze over te brengen op de diverse onderzoeksmaterialen (vide rapport NFI d.d. 7 mei 2020) en daarna op diverse plekken te planten om daarmee een verkrachting in scene te kunnen zetten, acht het hof, gelet ook op het overige bewijs, niet aannemelijk geworden. Daar komt nog bij dat de aangeefster geen invloed kon uitoefenen op het opsporings-onderzoek en derhalve niet kon weten dat er zeer snel een doorzoeking zou plaatsvinden in de woning van de verdachte. Door – binnen de lezing van de verdachte – al zeer snel het plastic zakje met daarin de twee condooms en de doorgeknipte tie-wrap in de kliko bij de woning van de verdachte te (laten) deponeren, zou de aangeefster bovendien een enorm risico hebben genomen dat de politie dit bewijs nooit zou vinden, aangezien de kliko een dag na het aantreffen zou worden geleegd.
Het hof ziet ook overigens in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging op alle onderdelen.
Conclusie
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat het hof het alternatieve scenario van de verdachte als niet aannemelijk geworden ter zijde schuift. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van de aangeefster.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van zijn ex-vriendin. Hij is in de vroege ochtend van 29 december 2014 de ouderlijke woning van het 17-jarige slachtoffer binnengedrongen en heeft, door middel van geweld en bedreiging met geweld, tegen de wil van het slachtoffer, gedurende ruim een uur verregaande seksuele handelingen met/bij het slachtoffer verricht in haar eigen slaapkamer, de kamer die juist haar veilige haven zou moeten zijn. De verdachte heeft het slachtoffer zowel vaginaal als oraal verkracht en is in haar mond klaar gekomen, terwijl zij geblinddoekt en geboeid met tie-wraps op bed lag. De verdachte heeft hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Deze situatie is voor het slachtoffer bovendien buitengewoon vernederend, bedreigend en traumatisch geweest. Dit blijkt onder meer uit haar in hoger beroep overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring. Daaruit volgt dat het bewezenverklaarde nog altijd invloed uitoefent op haar dagelijks leven. Zij voelt zich nergens veilig meer, vooral niet thuis. Zij is hyperalert op wat er om haar heen gebeurt en schrikt snel van geluiden en bewegingen. Dit beperkt haar in haar werk en in haar dagelijkse bezigheden in en rondom huis. Bovendien verergert het wanneer het donker is en zij alleen thuis is. Omdat zij niet zonder anderen ergens durft te slapen, zal zij nooit alleen kunnen wonen en is zij altijd afhankelijk van haar sociale kring. Ook heeft zij regelmatig last van nachtmerries of herbelevingen, hetgeen haar nachtrust negatief beïnvloedt. Het bewezenverklaarde heeft bovendien gezorgd voor lichamelijke klachten. Het slachtoffer heeft continue last van spierspanning in haar nek en schouders, waardoor hoofdpijn ontstaat. Zij heeft hiertoe meerdere behandelingen ondergaan, maar deze hebben niet mogen baten. Uit het afsluitende bericht van [behandelaar] aan de huisarts volgt tenslotte dat het slachtoffer is gediagnosticeerd met PTSS en dat zij hiervoor vanaf 2 december 2016 tot 25 mei 2017 onder behandeling stond, nadat zij daaraan voorafgaand op 17 november 2016 naar [behandelaar] was verwezen. Hoewel zij heeft geleerd om te gaan met haar paniek, is deze paniek nog altijd aanwezig.
Het hof rekent de verdachte het bewezenverklaarde, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, bijzonder zwaar aan. Feiten zoals het bewezenverklaarde dragen bovendien sterk bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Bij de straftoemeting heeft het hof ook acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2021. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en als ‘first offender’ dient te worden beschouwd. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft bij de straftoemeting tevens gelet op de inhoud van de in het dossier voorhanden zijnde rapportages, te weten het psychologisch onderzoeksrapport van
[psycholoog] , d.d. 29 september 2015, en het psychiatrisch onderzoeksrapport van [psychiater] , d.d. 30 september 2015. Uit deze rapportages omtrent de persoon van de verdachte, hoewel gedateerd, volgt dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. Voorts wordt de verdachte door de deskundigen toerekeningsvatbaar geacht.
Ook Novadic-Kentron heeft in het (gedateerde) reclasseringsadvies van 2 augustus 2016 vermeld dat er geen problemen op de leefgebieden werden vastgesteld. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte volgt dat hij, behoudens deze strafzaak, geen problemen in het dagelijks leven ondervindt, dat hij technische bedrijfskunde studeert aan het HBO en sinds drie jaar een nieuwe relatie heeft.
Ten slotte heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende, kan het hof zich vinden in de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde straf. Ook het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof heeft daarbij in belangrijke mate acht geslagen op:
‒ de lange duur van de verkrachting, te weten ruim een uur;
‒ de omstandigheid dat de verkrachting in de eigen slaapkamer van het slachtoffer heeft plaatsgevonden en dat zij daarbij geblinddoekt en geboeid was;
‒ de jonge leeftijd van het slachtoffer;
‒ de ernstige vernedering van het slachtoffer;
‒ de impact die het bewezenverklaarde op het slachtoffer heeft gehad en nog altijd heeft.
Gelet hierop, is het hof van oordeel dat de door de verdediging bepleitte matiging van de duur van de in eerste aanleg opgelegde straf onvoldoende recht zou doen aan de aard en ernst van het feit. Anderzijds acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, ook gelet op het strafblad van de verdachte, te zwaar, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt in de onderhavige zaak vast dat de redelijke termijn in hoger beroep met meer dan drie jaren is overschreden. Hoewel deze overschrijding deels is te wijten aan de complexiteit van de zaak, het nadere (op verzoek van de verdediging verrichtte) onderzoek en de agenda van één van de raadslieden van de verdachte, acht het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijk termijn zou, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
Het hof zal, anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft beslist en door de advocaat-generaal is gevorderd, de teruggave van de navolgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelasten:
‒ een zwarte computer van het merk ASUS (G1271286);
‒ twee SD kaarten van het merk Philips (G1271344);
‒ een grijze iPod muziekcomputer van het merk Apple (G1271352);
‒ een paar bruine heren schoenen (G1271354);
‒ een zwarte mobiele telefoon van het merk/type Samsung Galaxy 5 (G1271359);
‒ een notebook van het merk ASUS (G1271316);
‒ een zwarte portable harddisk van het merk Samsung (G1271343),
nu het belang van strafvordering zich naar het oordeel van het hof niet meer verzet tegen de teruggave hiervan.
Voorts zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
‒ twee beschrijvingen van het merk Durex (G1271362);
‒ een plastic zakje met o.a. tie-wraps (G1271365);
‒ crèmekleurige tie-wraps (G1271301);
‒ een zwarte string (G1271314);
‒ een crèmekleurige tie-wrap (G1271317).
Hieromtrent overweegt het hof dat de verdachte niet heeft verklaard dat deze voorwerpen aan hem toebehoren en dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 30.025,32. Dit bedrag bestaat uit
€ 20.025,32 aan materiële schade (onderverdeeld in diverse posten) en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep tot een totaalbedrag van € 7.725,32 toegewezen, waarvan € 225,32 aan materiële schade en € 7.5000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
In de eerste plaats merkt het hof op dat de door de benadeelde partij verzochte reiskosten deels zien op de reiskosten voor een bezoek aan haar advocaat en twee bezoeken aan de rechtbank. Het gaat daarbij om 83,6 + 95,2 kilometer x € 0,29 per kilometer, aldus vergoeding van een bedrag van € 51,85. Het hof is van oordeel dat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als materiële schade. Het hof is echter van oordeel dat deze kosten wel kunnen worden aangemerkt als proceskosten. Het hof begrijpt de vordering op dit punt aldus dat door de benadeelde partij wordt verzocht om vergoeding van (€ 154,57 - € 51,85 =)
€ 102,72 aan reiskosten en € 51,85 aan proceskosten. De vordering van de benadeelde partij bestaat daarmee uit € 19.973,47 aan materiële schade, € 10.000,00 aan immateriële schade en € 51,85 aan proceskosten.
Met inachtneming van het vorenstaande, is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een totaalbedrag van
€ 7.673,47. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat de kosten van medicatie (€ 14,15), de reiskosten (€ 102,72) en de kosten voor het opvragen van medische informatie (€ 56,60) voldoende zijn onderbouwd en bovendien niet door de verdediging zijn betwist. Het hof acht deze eerste drie materiële schadeposten derhalve geheel toewijsbaar tot een bedrag van € 173,47.
De benadeelde partij heeft voorts verzocht om vergoeding van € 19.800,00 ter zake van opgelopen studievertraging en het daardoor op een later moment kunnen betreden van de arbeidsmarkt. Hierbij is door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij de Letselschade-richtlijn, waaruit volgt dat het gevorderde een door de Letselschaderaad vastgesteld normbedrag betreft. Dit onderdeel van de vordering is door de verdediging gemotiveerd betwist.
Beoordeling van dit gedeelte van de vordering vormt naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft de immateriële schade die zij door toedoen van de verdachte heeft geleden op een bedrag van € 10.000,00 gesteld. De verdediging heeft, onder verwijzing naar vergelijkbare gevallen uit de jurisprudentie, aangevoerd dat een vergoeding van € 4.275,00 à € 5.000,00 in dit geval zou moeten volstaan.
Uit de door de benadeelde partij afgelegde verklaringen en ingediende stukken, waaronder haar ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring, volgt dat het bewezenverklaarde – zoals hiervoor al uitgebreider besproken bij de strafmaat – een enorme impact op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft, alsmede dat zij (EMDR) therapie heeft moeten volgen vanwege de door het bewezenverklaarde opgelopen PTSS. Gelet hierop, komt het hof een immateriële schadevergoeding alleszins billijk voor. Met de rechtbank, acht het hof in dit geval een bedrag van € 7.500,00 toewijsbaar.
Resumé
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.673,47, bestaande uit € 173,47 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met vermeerdering met de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade. Wat betreft de materiële schade zal het hof uitgaan van de dag van indiening van de vordering (14 maart 2016) en voor wat betreft de immateriële schade van de pleegdatum van het delict (29 december 2014).
De benadeelde partij kan thans in het overige deel van haar vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade niet worden ontvangen en kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, te weten € 51,85 aan reiskosten voor een bezoek aan haar advocaat en twee bezoeken aan de rechtbank.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [aangeefster] is toegebracht tot een bedrag van € 7.673,47. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
‒ 1.00 1.00 STK Computer, kl: zwart, ASUS personal (G1271286);
‒ 1.00 2.00 STK Computertoebehoren, Philips SD kaart (G1271344);
‒ 1.00 1.00 STK Muziekcomputer, kl: grijs, Apple iPod (G1271352);
‒ 1.00 1.00 PR Schoeisel, kl: bruin, heren (G1271354);
‒ 1.00 1.00 STK Mobiele telefoon, kl: zwart, Samsung Galaxy 5 (G1271359);
‒ 1.00 1.00 STK Computer, ASUS notebook (G1271316);
‒ 1.00 1.00 STK Harddisk, kl: zwart, Samsung portable (G1271343).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
‒ 2.00 2.00 STK Papier, beschrijving Durex (G1271362);
‒ 2.00 1.00 STK Plastic voorwerp, kliko: plastic zakje met o.a. tie-wraps (G1271365);
‒ 2.00 1.00 STK Plastic voorwerp, kl: crème, tie-wraps (G1271301);
‒ 2.00 1.00 STK Ondergoed, kl: zwart, string (G1271314);
‒ 2.00 1.00 STK Gereedschap, kl: crème, tie-wrap (G1271317).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.673,47 (zevenduizend zeshonderddrieënzeventig euro en zevenenveertig cent)bestaande uit
€ 173,47 (honderddrieënzeventig euro en zevenenveertig cent) materiële schadeen
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 51,85 (eenenvijftig euro en vijfentachtig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.673,47 (zevenduizend zeshonderddrieënzeventig euro en zevenenveertig cent)bestaande
uit € 173,47 (honderddrieënzeventig euro en zevenenveertig cent) materiële schadeen
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de
aanvangsdatumvan de
wettelijke rentevoor de materiële schade op 14 maart 2016 en van de immateriële schade op 29 december 2014.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 4 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Gielen-Winkster en Van de Schepop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.