In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een zorgregeling tussen een minderjarige en zijn vader. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 13 maart 2020 aangevochten, waarin zijn verzoek om een zorgregeling werd afgewezen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank verdedigd. De minderjarige, geboren in 2006, heeft het hoofdverblijf bij de moeder en heeft in eerdere procedures zijn wens geuit om geen contact met de vader te hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de minderjarige zijn mening kenbaar gemaakt, waarbij hij consistent aangaf geen contact met de vader te willen. Het hof heeft de belangen van de minderjarige zwaar laten wegen en geconcludeerd dat omgang met de vader op dit moment in strijd is met zijn belangen. Het hof heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming overgenomen, dat stelde dat lichte dwang in het contactherstel niet zinvol is en dat de wens tot contact vanuit het kind zelf moet komen. De vader heeft niet aangetoond dat hij zich voldoende heeft ingespannen om het contact te herstellen, wat ook heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.