ECLI:NL:GHSHE:2021:2426

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-002734-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 2 december 2020 vrijgesproken werd van het onder feit 2 primair tenlastegelegde. De politierechter heeft de verdachte echter wel schuldig bevonden aan de feiten 1, 2 subsidiair en 3, die respectievelijk gekwalificeerd zijn als 'mishandeling', 'wederspannigheid met enig letsel' en 'belediging van een ambtenaar in functie, meermalen gepleegd'. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken met aftrek van voorarrest en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken is gelast. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken. De raadsvrouw van de verdachte heeft verweer gevoerd en verzocht om de proeftijd te verlengen of om de vordering tot tenuitvoerlegging slechts gedeeltelijk toe te wijzen.

Het hof heeft het beroep in hoger beroep beoordeeld en is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Echter, het hof heeft besloten om niet de gehele vordering toe te wijzen, maar slechts een deel van de voorwaardelijke veroordeling ten uitvoer te leggen, namelijk een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich inspant om zijn leven op de rit te krijgen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002734-20
Uitspraak : 20 juli 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 2 december 2020, parketnummer
03-288332-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
03-114653-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde. Het onder 1, 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft de politierechter bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als – kort gezegd – ‘mishandeling’ (feit 1), ‘wederspannigheid met enig letsel’ (feit 2 subsidiair) en ‘belediging van een ambtenaar in functie, meermalen gepleegd’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken die is opgelegd onder parketnummer
03-114653-20.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van datgene wat namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder de feiten 1, 2 subsidiair en 3 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest. Voorts is gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten voor de duur van 6 weken.
Namens de verdachte is verweer gevoerd ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De raadsvrouw heeft primair verzocht de proeftijd te verlengen. Subsidiair heeft zij verzocht om slechts een deel van de vordering toe te wijzen en deze om te zetten in een taakstraf. Meer subsidiair heeft zij verzocht om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen voor een periode van hooguit 2 of 3 weken.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Voorts zal het hof – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Limburg van 20 november 2020, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg van 27 augustus 2020 onder parketnummer 03-114653-20 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de vordering tot tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf kan worden toegewezen.
Het hof ziet, gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit volgt dat de verdachte meermalen voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld, in datgene wat door de verdediging naar voren is gebracht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten het feit dat de verdachte zelf woonruimte heeft gezocht, geen alcohol en drugs meer gebruikt en probeert om zijn zoontje bij hem geplaatst te krijgen, kortom zijn leven op de rit probeert te zetten, onvoldoende aanleiding om de proeftijd te verlengen. Het hof wil echter deze prille gunstige ontwikkeling in de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet geheel doorkruisen en zal om die reden niet de gehele vordering toewijzen, maar voor een deel van de voorwaardelijke veroordeling de tenuitvoerlegging gelasten, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Het hof is van oordeel dat hiermee geen sprake is van een dusdanige lange periode van detentie dat hij al hetgeen hij heeft opgebouwd weer kwijt zou raken.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht;
gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 27 augustus 2020, gewezen onder parketnummer 03-114653-20, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 20 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.