ECLI:NL:GHSHE:2021:2424

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-001522-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van schuldheling van een personenauto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 mei 2019. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van schuldheling van een personenauto, een Volkswagen Golf, die hij op 24 augustus 2018 te Heerlen voorhanden had. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en handhaving van de veroordeling. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor integrale vrijspraak.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg heroverwogen. Het hof oordeelde dat de verdachte op het moment van het verwerven van de auto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte had een bijzondere onderzoeksplicht, gezien zijn kennis van de criminele activiteiten van zijn vriend, die hem de auto had aangeboden. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte schuldheling had gepleegd en vernietigde het vonnis waarvan beroep, maar verklaarde het primair tenlastegelegde bewezen.

De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof overwoog dat de heling van gestolen goederen ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers van diefstal en dat de verdachte, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, had gehandeld uit financieel gewin. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001522-19
Uitspraak : 20 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 mei 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-211803-18 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘schuldheling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van datgene wat door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (merk: Volkswagen, type: Golf) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 29 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk: Volkswagen, type: Golf), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 augustus 2018 te Heerlen, een personenauto (merk: Volkswagen, type: Golf) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde schuldheling. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat de verdachte heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht door te informeren naar de herkomst van de auto, waardoor hij niet aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Om die reden kan in de visie van de verdediging niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor een bewezenverklaring van schuldheling, zoals primair aan de verdachte ten laste is gelegd, is vereist dat de verdachte op het moment van het verwerven of voorhanden krijgen van de auto redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof is in dat verband, op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier, gebleken van de navolgende feiten en omstandigheden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgt dat zij zich op vrijdag 24 augustus 2018, omstreeks 04:00 uur, bevonden op het tankstation genaamd Tienbaan, gelegen aan de autosnelweg A76 binnen de gemeente Heerlen. Zij zagen dat een voertuig, een Volkswagen Golf type 6, R-uitvoering en voorzien van het Duitse [kenteken 1], het tankstation opreed. Zij zagen dat de bestuurder van het voertuig (zijnde de verdachte) uitstapte en van het voertuig wegliep, in de tankshop een geel met rode jerrycan kocht en deze jerrycan vulde met benzine bij een van de aldaar gesitueerde benzinepompen. De verbalisanten constateerden dat het [kenteken 1] thuis hoorde op een auto van het merk Hyundai, type I30. Zij spraken vervolgens de bestuurder aan en zagen dat achterin het voertuig een tweetal andere passagiers zaten. De bestuurder (het hof begrijpt: de verdachte) zei: “Die auto is niet van mij. Die auto moest ik terugbrengen naar [naam 1]”. De bestuurder kon geen rij- en kentekenbewijs overleggen. In het contactslot zat een zelfgefabriceerde contactsleutel, althans niet de originele contactsleutel of een contactsleutel van Volkswagen. Een foto van deze zogenaamde ‘sleutel’ is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. [verbalisant 1] heeft het chassisnummer van het voertuig in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer opgevraagd. Het voertuig was voorzien van het navolgende [chassisnummer]. [verbalisant 1] zag in het register dat het chassisnummer toebehoorde aan het Nederlandse [kenteken 2]. Het voertuig met [kenteken 2] bleek gestolen te zijn tussen 29 en 30 juli 2018.
De verbalisanten constateerden dat de mannen achterin de auto gekleed waren in donkere regenpakken. Zij zagen dat deze mannen onder de regenpakken andere donkere kleding droegen. Verdachte droeg eveneens donkere kleding. In de auto lagen diverse goederen, waaronder bivakmutsen en handschoenen. Het navigatiesysteem werd door de verbalisanten in beslag genomen. Nadat het navigatiesysteem in beslag was genomen werd deze vluchtig bekeken. In het navigatiesysteem stonden enkele tientallen adressen van bankfilialen in Duitsland.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de nacht van 24 augustus 2018, omstreeks 03:30 uur, gebeld werd door een vriend en oud-klasgenoot, [naam 2], die vroeg of de verdachte hem kon helpen een auto weg te brengen naar ene [naam 1]. De verdachte zou hiervoor een vergoeding van € 300,00 krijgen. Omdat de verdachte wist dat deze vriend zich wel eens bezighield met criminele activiteiten (verdachte heeft verklaard dat [naam 2] ‘een boefje’ is) en hij naar eigen zeggen ‘een onderbuikgevoel’ had, heeft hij gevraagd of er iets met de auto aan de hand was en of de auto mogelijk gestolen was. Hem werd daarop verteld dat dit niet het geval was en dat het een huurauto betrof. De verdachte heeft zich vervolgens door een andere vriend, [naam 3], weg laten brengen naar de – onbekend gebleven – plek waar de auto stond. Aldaar aangekomen, zaten er twee mannen achterin de auto. Zij moesten volgens de verdachte ook weggebracht worden. De verdachte heeft verklaard dat op dat moment de autosleutel al in het contactslot zat. Op het moment dat de verdachte de autosleutel omdraaide om de motor te starten, bemerkte hij dat het niet de originele sleutel betrof, maar dacht hij dat het – naar zijn zeggen een zogenaamde – noodsleutel was.
De verdachte is vervolgens zonder rij- en kentekenbewijs in de auto gestapt en weggereden, totdat hij bij het tankstation Tienbaan te Heerlen is gestopt om te tanken, een jerrycan te kopen en deze te vullen met benzine, omdat hem gevraagd was dat te doen.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist waar de auto heen gebracht moest worden – het adres stond wel ingesteld in de navigatie – maar dat hem wel verteld was dat dit vlakbij Duitsland zou zijn.
Het hof is van oordeel dat er op de verdachte, gezien voormelde feiten en omstandigheden waaronder hij de auto voorhanden kreeg, een bijzondere onderzoeksplicht rustte ten aanzien van de herkomst van die auto. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte bekend was met het feit dat [naam 2] zich bij tijd en wijlen bezighield met criminele activiteiten, alsook dat de verdachte bemerkte dat de originele autosleutel niet in het contactslot zat. Bovendien was de verdachte zich kennelijk bewust van de vreemde situatie, aangezien hij heeft verklaard dat hij ‘een onderbuikgevoel’ had bij de situatie. Het voorgaande geldt des te meer nu het voorhanden krijgen van de auto in het onderhavige geval op een ongebruikelijk tijdstip, namelijk midden in nacht, heeft plaatsgevonden. Verdachte is evenwel in die mate tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Hij had er naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer op mogen vertrouwen dat de auto niet van misdrijf afkomstig was.
Aan het voorgaande kan niet afdoen dat de verdachte naar eigen zeggen gevraagd heeft of er iets met de auto aan de hand was en of de auto mogelijk van diefstal afkomstig was. Aangezien de verdachte pas ter terechtzitting in hoger beroep de naam heeft willen noemen van degene die hem beweerdelijk gevraagd heeft de auto in de nacht van 24 augustus 2018 weg te brengen, is deze verklaring nu niet meer controleerbaar of verifieerbaar, zodat de waarheidsgetrouwheid van die verklaring niet meer kan worden onderzocht. Daarnaast is onduidelijk gebleven aan wie de verdachte gevraagd heeft of de auto mogelijk van diefstal afkomstig was en wie hem de opdracht heeft gegeven de auto te tanken met brandstof en een jerrycan te kopen en te vullen met benzine. Het hof is van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden van dien aard zijn, dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto was gestolen.
Dat de verdachte, geconfronteerd met de aanwezige politie, zich rustig heeft gedragen en met de politie in gesprek is gegaan, hetgeen volgens de verdachte een bevestiging oplevert van het feit dat hij zich van geen kwaad bewust was, acht het hof niet doorslaggevend om tot een andersluidend oordeel te kunnen komen, nu dit gedrag evengoed zo geïnterpreteerd kan worden dat de verdachte daarmee heeft geprobeerd zich zo normaal mogelijk te gedragen en niet op te vallen.
Aldus treft het verweer geen doel. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, overtuigend bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde schuldheling van de personenauto heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van datgene wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals het een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een personenauto. Dit is naar het oordeel van het hof een ernstig en ergerlijk feit. Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen, terwijl deze diefstallen leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven en kennelijk uitsluitend gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermaals onherroepelijk door een rechter tot een straf is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij twee kinderen heeft en hij door een auto-ongeluk een lichamelijke beperking en een PTSS-stoornis heeft opgelopen. Ook heeft hij als gevolg van het ongeval chronische pijn in zijn benen.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 20 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.