In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 mei 2019. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van schuldheling van een personenauto, een Volkswagen Golf, die hij op 24 augustus 2018 te Heerlen voorhanden had. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en handhaving van de veroordeling. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor integrale vrijspraak.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg heroverwogen. Het hof oordeelde dat de verdachte op het moment van het verwerven van de auto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte had een bijzondere onderzoeksplicht, gezien zijn kennis van de criminele activiteiten van zijn vriend, die hem de auto had aangeboden. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte schuldheling had gepleegd en vernietigde het vonnis waarvan beroep, maar verklaarde het primair tenlastegelegde bewezen.
De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof overwoog dat de heling van gestolen goederen ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers van diefstal en dat de verdachte, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, had gehandeld uit financieel gewin. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.