ECLI:NL:GHSHE:2021:2419

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-000444-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal met medeplichtigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, gepleegd op 30 november 2019 in Maastricht, waarbij hij samen met medeverdachten een laptop, oplaadkabel en zonnebril heeft weggenomen uit een woning. De politierechter had de verdachte veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot dezelfde straf als eerder opgelegd. De verdediging betoogde dat de verdachte niet betrokken was bij de diefstal.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de diefstal, maar heeft wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de diefstal door de medeverdachte op te halen met zijn auto. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan diefstal. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren.

De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de geschorste voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken rechters hebben de beslissing gezamenlijk ondertekend, met uitzondering van de voorzitter, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000444-20
Uitspraak : 1 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 5 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer 03-700085-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te ' [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte
  • vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging;
  • veroordeeld voor de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan diefstal in vereniging tot een gevangenisstraf van 47 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter de geschorste voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot dezelfde straf als die de politierechter had opgelegd.
De verdediging heeft bepleit:
  • dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken;
  • in het geval het hof toch komt tot een bewezenverklaring, dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, (in/uit een woning aan de [adres 2] ) een laptop, een oplaadkabel en/of een zonnebril, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair,
[medeverdachte] , [mededader 2] en/of een (of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Maastricht met elkaar, althans alleen, (in/uit een woning aan de [adres 2] ) een laptop, een oplaadkabel en/of een zonnebril, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] , [mededader 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Maastricht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (met zijn, verdachtes, auto) die [medeverdachte] , [mededader 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) bij voornoemde woning, in ieder geval in Maastricht, op te halen;
meer subsidiair,
hij, op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, een (of meer) goed(eren), te weten een laptop, een oplaadkabel en/of een zonnebril, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig dat de verdachte als medepleger van de tenlastegelegde diefstal dient te worden aangemerkt nu de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt. Evenmin acht het hof bewijs aanwezig om de verdachte als pleger van de tenlastegelegde diefstal te kunnen aanmerken, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 30 november 2019 in de gemeente Maastricht uit een woning aan de [adres 2] een laptop, een oplaadkabel en een zonnebril die toebehoorden aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 30 november 2019 in de gemeente Maastricht opzettelijk behulpzaam is geweest door met zijn, verdachtes, auto die [medeverdachte] bij voornoemde woning, in ieder geval in Maastricht, op te halen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de aangifte (zie p. 28) komt naar voren dat de in tenlastelegging genoemde aan [slachtoffer] toebehorende goederen op 30 november 2019 tussen 01:30 uur en 06:40 uur uit zijn woning zijn gestolen.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (zie p. 94-95) volgt dat hij de gestolen laptop en zonnebril, en naar het hof aanneemt ook de bij de laptop horende oplaadkabel, enige tijd voor zijn aanhouding door de politie op 30 november 2019 omstreeks 06.15 uur (zie p. 80 politiedossier) in de auto van de verdachte heeft gelegd achter de bestuurderstoel. Dit vindt bevestiging in de verklaring van de verdachte (zie p. 66). Gelet hierop, in combinatie met de historische verkeersgegevens van de gsm van [medeverdachte] , waaruit naar voren komt dat [medeverdachte] zich tussen 2:19:37 en 4:55:29 op korte afstand van de plaats delict heeft opgehouden (zie p. 40-42), komt het hof tot de conclusie dat (in ieder geval) [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte op de hoogte was van de door [medeverdachte] gepleegde diefstal en hem daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest door hem met zijn auto op te halen.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 30 november 2019 in zijn eentje vanuit Den Haag naar Maastricht is gereden om (onder meer) de hem onbekende [medeverdachte] op te halen en deze naar Den Haag te brengen. Verder heeft de verdachte gesteld dat hij geen enkele weet had van de diefstal en van het feit dat de in zijn auto aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren.
De historische verkeersgegevens van de gsm van de verdachte en de historische verkeersgegevens van de gsm van [medeverdachte] wijzen echter veeleer in de richting dat de verdachte tezamen met [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Maastricht is gereden. Verder blijkt uit die gegevens dat in de periode dat [medeverdachte] zich op korte afstand van de plaats delict ophield, de gsm van de verdachte een nabijgelegen zendmast heeft aangestraald. De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep op 18 maart 2021 daarover verklaard dat het kan kloppen dat hij meerdere uren met zijn auto heeft staan wachten op (onder meer) [medeverdachte] . Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte en [medeverdachte] een groot deel van de nacht samen op pad zijn geweest: tezamen zijn ze vanuit Den Haag naar Maastricht gereden, verdachte is met zijn auto uren bij [medeverdachte] in de buurt gebleven toen deze zich in de buurt van de plaats delict ophield en de diefstal pleegde, waarna de verdachte [medeverdachte] met de gestolen goederen met zijn auto weer heeft opgehaald en mee terug richting Den Haag heeft genomen.
Daarnaast stelt het hof vast dat verdachtes gedrag moeilijk kan worden verklaard als de verdachte niet op de hoogte was van de diefstal door [medeverdachte] en de aanwezigheid van de gestolen goederen in zijn auto. Zo volgt uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 22 en het mutatierapport op p. 27 dat, direct nadat verbalisanten de hun tegemoetkomende door de verdachte bestuurde Volkswagen Polo waren gepasseerd en hun politieauto hadden gekeerd om de Volkswagen Polo aan een controle te onderwerpen, de verdachte zijn snelheid verhoogde en er een korte achtervolging ontstond. Verder is in genoemd mutatierapport gerelateerd dat de verdachte tegen een verbalisant heeft gezegd dat ze uit België kwamen en daar op stap waren geweest. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend die – in strijd met de waarheid zijnde – uitlating te hebben gedaan. Verdachte heeft ontkend dat hij met verhoogde snelheid is weggereden en dat er een korte achtervolging heeft plaatsgevonden. Verdachte stelt meteen te zijn gestopt. Het hof hecht, gelet op de bevindingen van de verbalisanten, geen geloof aan deze verklaring van verdachte. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring voor het met verhoogde snelheid wegrijden en zijn leugenachtige verklaring richting de politie gegeven, zodat het hof niet anders kan dan concluderen dat deze gedragingen in het teken stonden van het verhullen van de diefstal en de rol die de verdachte daarbij vervulde.
Alles overziende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat door de bewezenverklaarde medeplichtigheid aan de diefstal uit een woning een ernstige inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer van de burgers, hetgeen maatschappelijke onrust veroorzaakt en bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid. Daarnaast wordt door een dergelijk feit materiële schade toegebracht aan de benadeelden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 januari 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot vermogensdelicten, waaronder een woninginbraak.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het bovenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een die ook onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles overziend acht het hof de straf als was opgelegd door de politierechter passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
47 (zevenenveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Heft op het reeds per 16 december 2019 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen de verdachte.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 1 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pelsser is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit paginanummers van het politiedossier met nummer LB3R019232, p. 1-113.