ECLI:NL:GHSHE:2021:2418

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-000432-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal door verenigde personen met valse sleutels

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in PI Vught, heeft samen met anderen op 17 januari 2018 in Tilburg een Audi A6 en gereedschapskoffers weggenomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep bevestigd dat het vonnis van de politierechter moet worden gehandhaafd, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak heeft bepleit en subsidiair een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de Audi A6 heeft weggenomen door middel van een valse sleutel. De verdachte is op heterdaad betrapt en er zijn verschillende bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal ondersteunen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest.

Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft geen reden gezien voor strafvermindering. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000432-19
Uitspraak : 30 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 januari 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-800053-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught, Nw Vosseveld 2 HvB Arres. te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
(primair)veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Audi A6 (v.v.h.k. [kenteken 1] ) en/of (vervolgens) in/uit voornoemde Audi twee, althans een, gereedschapskoffer(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever] en/of [benadeelde ] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (contact/auto)sleutel welke verdachte en/of zijn mededader(s) onrechtmatig onder zich had(den);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2018 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed/goederen, te weten twee, althans een, gereedschapskoffer(s) en/of een autosleutel (merk Audi) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 januari 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen een Audi A6 (v.v.h.k. [kenteken 1] ) en uit voornoemde Audi twee gereedschapskoffers die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [aangever] en [benadeelde ] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel welke verdachte en zijn mededaders onrechtmatig onder zich hadden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Tilburg-Centrum, proces-verbaalnummer PL2000-2018014124, sluitingsdatum 1 februari 2018, pagina’s 1 t/m 157.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
1.
Een proces-verbaal aangifte met goederenbijlage, d.d. 17 januari 2018, p. 8 t/m 11, voor zover inhoudende de verklaring van [aangever] :
Ik ben namens [benadeelde ] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben gebruiker van de personenauto merk Audi, type A6, kleur grijs en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] . Opvallend aan de auto zijn dat er zwarte velgen op zitten en de auto een zwart dak heeft. De personenauto staat op naam van mijn bedrijf genaamd [benadeelde ] . Ik ben enige bestuurder van de auto.
Op 17 januari 2018 omstreeks 08.00 uur werd ik gebeld door de politie met de mededeling dat er op de Stellenboschlaan te Tilburg gepoogd was om de wielen van de hier bovengenoemde personenauto weg te nemen. Ik kan u verklaren dat ik de personenauto niet op de Stellenboschlaan te Tilburg had geparkeerd. Ik had de personenauto op 16 januari 2018 omstreeks 22.00 uur onbeschadigd en afgesloten geparkeerd op het Calandhof ter hoogte van nummer 4. Door de dader of daders moet de personenauto weggenomen zijn van het Calandhof.
De personenauto was door mij in juni of juli 2017 particulier in Tilburg gekocht. Bij de aankoop van de auto kreeg ik maar een autosleutel. U deelt mij mede dat er geen braakschade op de portieren en het contact zit. Ik acht het erg aannemelijk dat de auto was weggenomen door de vorige eigenaar of een bekende van hem en dat er gebruikt was gemaakt van een tweede autosleutel.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 17 januari 2018, p. 12 en 13, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] :
V: Hoe laat heeft u de melding gedaan?
A: 01.15 uur
V: Wat was uw locatie?
A: Ik liep van de Stellenboschlaan naar de Generaal Smutslaan te Tilburg. Hierbij liep ik achter de flat, deze flat wordt in de volksmond de Heinekenflat genoemd. Een stuk verder, ik denk ongeveer 100 meter verder achter deze flat, zag ik licht van een zaklamp tussen de auto’s vandaan komen. Ik zag dat iemand een autowiel aan het vervangen was. Aangezien ik bijna altijd hetzelfde rondje loop, ben ik richting het parkje gelopen welke parallel gelegen is aan de Ringbaan-Zuid. Op het moment dat ik in de richting van het licht van de zaklamp liep, zag ik een man weglopen. Ik hoorde op het moment dat ik de man zag weglopen een sleutel vallen. Ik zag dat de man het bovengenoemde parkje inliep en hierbij links afsloeg. Toen ik ook in het parkje was, zag ik dat diezelfde man het hofje inliep. In dit hofje zag ik drie man op een bankje zitten. Ik zag dat de man die even daarvoor was weggelopen, naar deze drie mannen liep. Nadat ik dit gezien had, ben ik omgedraaid en ben ik weer richting de Heinekenflat gelopen. Ik heb toen de politie gebeld om melding te maken van hetgeen ik gezien had. Op het moment dat ik de politie aan de lijn had hoorde ik dat er een auto gestart werd. Ik keek en zag autolampen branden.
V: Bij wat voor auto stond de man precies?
A: Een grijskleurige Audi.
V: Wat kunt u vertellen over de man die bij de Audi stond?
A: Ik kan u zeggen dat de man een zwarte jas aan had en een donkerkleurige, mogelijk spijkerbroek. Ik zag onder zijn zwarte jas aan de achterzijde dat er iets lichts onderuit kwam. Ik denk dat dit een wit t-shirt of vest is geweest. Ik denk dat de man 1.70 à 1.80 meter was. Ik zag dat de man een capuchon over zijn hoofd had.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met vier foto’s, d.d. 17 januari 2018, p. 14 t/m 19 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 17 januari 2018 waren wij belast met incidentenafhandeling in Tilburg en omstreeks 01:15 uur kregen wij een melding dat er iemand bezig was met het weghalen van wielen van een grijze Audi aan de Stellenboschlaan te Tilburg. Onderweg naar de locatie heb ik telefonisch contact opgenomen met de melder en hoorde de melder vertellen dat tussen de grote flat en het eerste hofje aan de Generaal Smutslaan een grijze Audi geparkeerd stond. Hij zag dat hier iemand bezig was met het verwijderen van een wiel.
(...)
Bij het tweede hofje ben ik uitgestapt en heb ik gekeken of ik personen in de buurt zag lopen of staan. Ik zag geen personen. Ik ben in de richting van de auto gelopen. Ik zag dat links voorbij het voertuig een zwarte krik was geplaatst (foto 1 en 2) en ik zag dat er verse werksporen aan twee bouten van het linker voorwiel zaten (foto 3 en 4).
Ik zag dat er een persoon mijn kant op kwam lopen. Ik hoorde hem zeggen dat hij gebeld had met de politie. Ik hoorde de melder tegen mij zeggen dat hij 4 of 5 personen bij (het hof begrijpt: in de nabijheid van) het voertuig had gezien. Hij zag dat er met een klein lampje geschenen werd. Ik hoorde hem zeggen dat de personen wegliepen in de richting van de Trouwlaan, via het parkje, dat achter de appartementen ligt van de Generaal Smutslaan. Ik hoorde hem zeggen dat één persoon een zwarte jas aan had en aan de onderkant aan de achterzijde van de jas was het wit van kleur.
Omstreeks 01:35 uur hoorde ik van de collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , dat zij een voertuig staande hadden gehouden te Tilburg
4.
Een proces-verbaal van bevindingen (met zes foto’s), d.d. 17 januari 2018, p. 20 t/m 27, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
Op 17 januari 2018 omstreeks 01.15 uur waren wij belast met de Noodhulp in het district Hart van Brabant. Op genoemd tijdstip en datum hoorden wij dat er een melding werd uitgegeven aan de eenheden van Tilburg Centrum. Wij hoorden dat er van een Audi welke geparkeerd stond aan de Stellenboschstraat te Tilburg getracht werd de wielen te ontvreemden. In verband met deze melding namen wij een post in met ons dienstvoertuig op de Stappegoorweg nabij de kruising met de Ringbaan-Zuid. Ik zag in de achteruitkijkspiegel dat er van achteren een personenauto naderde. Toen deze personenauto ons passeerde zag ik dat het een Toyota Corolla betrof met kenteken [kenteken 2] . Mij, verbalisant [verbalisant 3] , is deze personenauto ambtshalve bekend. Deze personenauto wordt met enige regelmaat bestuurd door de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is niet in het bezit van een geldig rijbewijs en heeft tevens behoorlijk wat antecenten op het gebied van vermogensdelicten.
Wij zagen dat de Toyota Corolla vanaf de Stappegoorweg linksaf de Ringbaan-Zuid opreed. Wij reden met ons dienstvoertuig achter de Toyota Corolla aan. Wij zagen dat de Toyota Corolla zijn snelheid behoorlijk verhoogde en vanaf de Ringbaan-Zuid rechtsaf de Oude Goirleseweg inreed. Dit gebeurde met vrij hoge snelheid en een abrupte stuurbeweging. Op de Oude Goirleseweg reed de Toyota Corolla met wederom vrij hoge snelheid en een abrupte stuurbeweging eerst de Parallelweg op en daarna rechtsaf de Stellenboschstraat in.
In de Stellenboschstraat konden wij achter de Toyota Corolla komen en een stopteken geven. Wij stapten uit ons dienstvoertuig. Wij zagen dat er 4 personen in de Toyota Corolla zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , herkende de persoon op de bijrijdersstoel als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende de persoon die op de achterbank achter de bestuurder zat als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 2] . Aan de bestuurder werd door mij, verbalisant [verbalisant 3] , een rijbewijs gevraagd. De bestuurder bleek te zijn geheten [medeverdachte 3] , [geboortedatum medeverdachte] .
Wij hoorden ondertussen van politie-eenheid van Tilburg Centrum die contact had met de melder van de poging diefstal van de velgen dat er door hem 4 a 5 personen gezien waren.

1 van deze personen had een zwarte jas aan met daaronder iets lichters.

Wij hielden vervolgens alle 4 de personen staande terzake poging diefstal in vereniging. Van de vierde tot nu toe onbekende persoon werd een legitimatie gevraagd. Deze persoon zat op de achterbank achter de bijrijder. Uit een overhandigde identiteitskaart bleek deze persoon te zijn [verdachte] , geboren [geboortedag] 1986.
Bij het uitstappen zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat [medeverdachte 1] tussen zijn benen op de zitting van de bijrijdersstoel een wielmoersleutel had liggen. Tevens lag er voor de bijrijdersstoel een doosje met daarin een doppenset en ratel. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er op de achterbank een setje zwarte werkhandschoenen lag en een lampje.
Door ons werd de auto ter inbeslagname verder doorzocht. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , trof in de bergruimte onder de armsteun nog 2 paar werkhandschoenen aan. In de kofferbak lagen verder nog diverse zwarte jassen, een gereedschapskist, een doos met schroefmateriaal en een stuk ijzer wat op het draaimechanisme van een krik kan worden bevestigd. Dit stuk ijzer werd samen met de wielmoersleutel, de werkhandschoenen, lampje en de doppenset met ratel inbeslaggenomen.
Wij zijn vervolgens met de wielmoersleutel naar de Audi gereden die op een krik stond en waarvan geprobeerd was de velgen te stelen. De wielmoersleutel paste op de moeren van de Audi.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen (met zeven foto’s), d.d. 17 januari 2018, p. 29 t/m 37, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb gesproken met aangever [aangever] . Ik hoorde hem zeggen dat hij nog twee koffers miste welke in zijn voertuig lagen. Ik hoorde hem zeggen dat het een grote zwarte koffer betrof en een kleine gereedschapskoffer met een doorzichtige bovenkant en een oranje inlegbak.
Wij zijn naar de [adres] gereden, dit betreft het adres van verdachte [medeverdachte 1] . Aldaar zagen wij de Toyota Corolla staan voorzien van kenteken [kenteken 2] waar vannacht de 4 verdachten in zijn aangetroffen.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag door het raam van de achterzijde van de Toyota in de kofferbak twee gereedschapskoffers. Ik zag dat het een grote zwarte koffer betrof en een kleine gereedschapskoffer met een doorzichtige bovenkant en een oranje inlegbak. Ik herkende deze koffers als de koffers welke de aangever beschreef.
Wij hebben het voertuig in beslag genomen.
In het middenconsole troffen wij meerdere inbrekerswerktuigen aan zoals handschoenen, een snijtang, een doppensleutel, een metalen spatel en een schroevendraaier.
Voertuig: Toyota Corolla; kleur grijs, kenteken [kenteken 2]
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 januari 2018, p. 38, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
In het kader van het onderzoek naar de diefstal van een personenauto heb ik een onderzoek ingesteld en heb daarbij het volgende bevonden.
Door mij zijn camerabeelden bekeken van het gemeentelijk cameratoezicht. Ik heb de beelden gekeken van een camera die uitzicht heeft op het Korvelplein en dan de rijbaan komende vanuit de richting Oerlestraat.
Op 17 januari 2018 omstreeks 00:32:47 is te zien dat er vanuit de richting Oerlestraat een personenauto aan komt gereden in de richting van het Korvelplein. Vervolgens is te zien dat deze personenauto rechtsaf slaat de inrit van het Calandhof in. Vervolgens is te zien dat deze personenauto om 00:33:16 achteruit het Calandhof uit komt gereden en vervolgens wegrijdt in de richting van het Korvelplein en vervolgens linksaf het Korvelplein oprijdt in de richting van de Laarstraat. Te zien is dat het hier gaat om een grijskleurige Toyota Corolla. Vervolgens is te zien dat om 00:33:54 een personenauto achteruit het Calandhof uit komt gereden. Dan is te zien dat de personenauto eveneens wegrijdt richting het Korvelplein en linksaf slaat in de richting van de Laarstraat. Te zien is dat het hier gaat om een grijskleurige Audi voorzien van donkerkleurige velgen en een donkerkleurige dak.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 januari 2018, p. 40, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 7] :
Toen wij de verdachte [medeverdachte 1] zijn verklaring door lieten lezen hoorde we hem zeggen “ik weet dat er een strafbaar feit is gepleegd maar ik heb daar niks mee te maken, ik heb al jaren niet meer vast gezeten, wat mijn vrienden doen moeten ze zelf weten ik ben de auto niet uit geweest.”
8.
Een proces-verbaal van bevindingen met drie foto’s, d.d. 18 januari 2018, p. 41 t/m 44, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik deed nogmaals onderzoek in de Toyota voorzien van kenteken [kenteken 2] . Ik had van een collega vernomen dat een bekende verstopplek in een voertuig onder de pook betreft. Ik heb de pook en de omringende hoes bekeken. Ik zag dat deze los zat. Hierop heb ik de hoes naar boven getrokken. Ik zag dat er onder de hoes van de pook een autosleutel lag. Ik zag dat dit een Audi sleutel betrof
Ik heb de aangetroffen sleutel getest op de grijze Audi voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat ik met de aangetroffen sleutel de Audi kon openen. Tevens zag ik dat ik met de aangetroffen sleutel de Audi kon starten.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 januari 2018, p. 152, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Ik heb op 17 januari 2018 een getuigenverklaring opgenomen van getuige [getuige] (het hof begrijpt: [getuige] ). Deze getuige had een man bij de gestolen Audi zien staan. Deze man liep weg toen de getuige dichterbij kwam. Ik hoorde dat de getuige het volgende verklaarde over het signalement van de persoon die bij de Audi wegliep: Ik kan u zeggen dat de man een zwarte jas aan had en een donkerkleurig, mogelijk, spijkerbroek. Ik zag onder zijn zwarte jas aan de achterzijde dat er iets lichts onderuit kwam. Ik zag dat de man een capuchon over zijn hoofd had.
Ik zag dat de verdachte [verdachte] deels voldeed aan bovengenoemd signalement. Ik zag dat de verdachte een zwarte jas met capuchon droeg ten tijde van de aanhouding. Ik zag dat de verdachte een geel voetbal shirt onder deze jas droeg. Ik zag dat de man een donkerkleurige broek aan had.
10.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 januari 2018, p. 87 t/m 92, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] :
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant
O: Je wordt verdacht van diefstal van een auto dan wel heling, poging diefstal van velgen en het onder je hebben van inbrekerswerktuig.
V: Wat kun je hierover verklaren?
V: Hoe zag jouw avond van 16 januari 2018 er uit?
A: Ik ben bij [betrokkene 1] geweest. We hebben een rondje gereden met de auto van mijn vader en moeder.
V: Wie is we in dit verhaal?
A: [betrokkene 1] . Later op de avond is [medeverdachte 1] erbij gekomen.
V: Achternaam?
A: [verdachte] .
V: En met [medeverdachte 1] ?
A: Ja die was er ook bij gekomen, we hebben een rondje gereden.
V: Wat voor auto is dat van jouw ouders?
A: een Seat.
V: Tot hoe laat heb je in die Seat gereden?
A: Niet zo laat. We hebben daarna in de auto van [medeverdachte 1] gereden.
V: Wat voor auto is dat?
A: Een Toyota. Deze is van zijn moeder.
V: Hoe laat ben je in die auto gestapt?
A: Vroeg op de avond.
V: Wie reed er in die auto?
A: Ik.
V: Met wie zat je in die auto?
A: Wij met z’n 3en. We hebben rondgehangen. Er is toen ook nog een persoon bij ons ingestapt.
V: Wie is er ingestapt?
A: Ik dacht dat hij [medeverdachte 2] heette.
V: Wie zat waar in de auto?
A: Ik zat achter het stuur, naast mij zat [medeverdachte 1] .
V: Waar zijn jullie allemaal geweest met die auto?
A: We hebben gewoon rondjes gereden. We zijn gaan rijden, de politie kwam ons toen tegen.
V: Jij zat achter het stuur van de Toyota ten tijde van de controle, sinds wanneer zat jij achter het stuur?
A: Het begin van de avond.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat – kort gezegd – er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor zowel de tenlastegelegde diefstal als de subsidiair verweten heling, zodat de verdachte hiervoor dient te worden vrijgesproken. Hierbij heeft de raadsman aangevoerd dat het ook mogelijk is en niet kan worden uitgesloten dat de in het dossier genoemde [betrokkene 2] de diefstal heeft gepleegd, gelet op – kort gezegd – de vindplaats van de Audi A6 in de nabijheid van diens woning en de aangifte waaruit kan worden afgeleid dat [betrokkene 2] mogelijk degene is gezien zijn leeftijd en afkomst die een sleutel heeft achtergehouden van de Audi A6, en dat de politie hiernaar geen nader onderzoek heeft verricht.
Het hof overweegt als volgt.
Op 16 januari 2018 parkeert de aangever [aangever] omstreeks 22.00 uur zijn grijze Audi A6, afgesloten, op het Calandhof in Tilburg. Deze Audi heeft bijzondere details, namelijk een zwart dak en zwarte velgen.
Uit camerabeelden van de gemeente Tilburg blijkt dat tweeënhalf uur later, inmiddels 17 januari 2018, om 00:32:47 uur een grijskleurige Toyota Corolla het Calandhof oprijdt. Deze Toyota rijdt 29 seconden later achteruit weer het Calandhof uit, 38 seconden later op de voet gevolgd door een achteruitrijdende grijskleurige Audi voorzien van donkerkleurige velgen en een donkerkleurige dak.
Het hof concludeert uit de details die op deze camerabeelden zichtbaar zijn van de Audi dat dit de Audi A6 van aangever [aangever] betreft, die net tevoren is gestolen op het Calandhof. Dat die grijze Toyota Corolla daarbij onmiskenbaar is betrokken, volgt uit het navolgende.
Ruim een half uur later, omstreeks 01:15 uur, ontvangt de politie een melding van een verdachte situatie op de Stellenboschlaan in Tilburg. Die verdachte situatie ziet op de betreffende grijze Audi A6. Er wordt gezien dat een man midden in de nacht bezig is met het linker voorwiel van deze Audi. Daarbij wordt een klein lampje gebruikt. Van die man geeft de melder een signalement. Even verderop zag de melder drie man op een bankje zitten. Die ene man, liep naar hen toe. Tegenover de ter plaatse gearriveerde politiepatrouille geeft de melder vervolgens aan dat hij vier of vijf personen, naar het hof begrijpt, in de nabijheid van de Audi A6, had gezien. Terwijl de politie met de melder in verbinding is, hoort de melder een auto starten en ziet hij ontstoken autolampen.
Het hof concludeert dat kort na de diefstal van de grijze Audi A6 minstens vier mannen in de nabijheid van die Audi A6 zijn gesignaleerd. Deze auto en de inzittende(n) lijken aldaar te zijn gestrand in verband met een lekke linker voorband (pagina 6 van het doorgenummerde proces-verbaal).
De politie die meteen op de melding was afgekomen, treft behoudens de melder, niemand meer aan. Wel vindt de politie bij het linker voorwiel van de grijze Audi A6 een zwarte krik en worden verse werksporen aan twee bouten van het linker voorwiel aangetroffen. Er wordt niemand meer aangetroffen in de omgeving van de auto en ook niet op het bankje.
Het hof concludeert dat de mannen die bij de Audi A6 hoorden, inmiddels niet meer ter plaatse zijn. Zij zijn vertrokken.
Een politieauto met twee andere verbalisanten heeft inmiddels naar aanleiding van de melding in de buurt post gevat op de Stappegoorweg, Een, naar achteraf blijkt grijze, Toyota Corolla met kenteken [kenteken 2] passeert deze politieauto en de politie rijdt vervolgens achter deze auto aan. Het rijgedrag van de bestuurder van de Toyota Corolla is opvallend: hoge snelheden en abrupte stuurbewegingen. Na een korte achtervolging rijdt de Toyota Corolla de Stellenboschlaan in Tilburg in en geeft de politie een stopteken waarna de bestuurder van de Toyota Corolla de auto stopt. In de grijze Toyota worden vier mannen aangetroffen: de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Het is inmiddels omstreeks 01:35 uur, twintig minuten na de melding van de verdachte situatie op diezelfde Stellenboschlaan.
Als de inzittenden uit de Toyota stappen, ziet de politie dat [medeverdachte 1] tussen zijn benen op de zitting van de bijrijdersstoel een wielmoersleutel heeft liggen. Tevens treft de politie voor de bijrijdersstoel een doosje aan met daarin een doppenset en een ratel en op de achterbank een setje zwarte werkhandschoenen en een lampje. Later treft de politie nog meer aan in de grijze Toyota Corolla. In de kofferbak liggen diverse zwarte jassen, een gereedschapskist, een doos met schroefmateriaal en een stuk ijzer dat op het draaimechanisme van een krik kan worden bevestigd. Onder de armsteun liggen nog twee paar werkhandschoenen. En ten slotte, als de grijze Toyota Corolla nogmaals wordt onderzocht, vindt de politie onder de hoes van de pook de-autosleutel van de desbetreffende gestolen Audi A6.
Voor wat betreft de aangetroffen voorwerpen stelt de politie later vast dat de wielmoersleutel op de moeren van het wiel van de Audi A6 passen. Vastgesteld was reeds dat twee bouten van het linker voorwiel verse werksporen vertoonden. Voorts wordt vastgesteld dat de gereedschapskist en doos met schroefmateriaal zijn weggenomen uit die Audi A6 en tot slot wordt vastgesteld dat met de Audi-autosleutel niet alleen deze Audi A6 kan worden geopend, maar ook kan worden gestart.
Het hof stelt vast dat het signalement dat de melder gaf van een van de mannen, past op verdachte [verdachte] . Hij draagt ten tijde van de staande houding een zwarte jas met daaronder een geel voetbalshirt. Verder stelt het hof vast dat de vier verdachten worden aangetroffen in de auto waarin ook de Audi-autosleutel verborgen ligt, waarmee kennelijk die Audi A6 een uur tevoren is weggenomen. Ook stelt het hof vast dat in de Toyota Corolla gereedschap (tussen de benen van [medeverdachte 1] ) en een lampje (op de achterbank bij [verdachte] en Hopmans) wordt aangetroffen, gelijk aan het gereedschap en een lampje dat twintig minuten eerder werd gebruikt bij de gestaakte poging om de lekke linker voorband van de Audi A6 te wisselen. Mogelijk gestaakt overigens, omdat de melder ter plaatse verscheen. Daarnaast stelt het hof nog vast dat de weggenomen gereedschapskoffers uit de Audi in de kofferbak van de Toyota Corolla lagen, samen met zwarte jassen en handschoenen. Een combinatie die doorgaans ook vaak gebruikt worden bij inbraken of diefstallen (zwarte jassen, handschoenen en gereedschappen).
Naar het oordeel van het hof zijn deze feiten en omstandigheden waaronder en waarin de vier verdachten zijn aangetroffen en, zoals achteraf vastgesteld, daarbij in het bijzonder de korte tijdsspanne waarbinnen een en ander heeft plaatsgevonden sinds de waarnemingen op de camerabeelden, in beginsel redengevend voor de conclusie dat deze vier verdachten betrokken waren bij de diefstal van de grijze Audi A6 en de gereedschapskoffers uit die Audi A6. Van de vier verdachten mag dan ook enige verklaring, in welke vorm dan ook, verlangd worden.
De vraag is of de verdachten vervolgens een aannemelijke en/of verifieerbare, genoemde redengevendheid ontzenuwende, verklaring hebben afgelegd of dat anderszins voormelde conclusies van het hof geen stand kunnen houden. Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval.
Zo heeft verdachte [verdachte] zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen en heeft hij later wel verklaard dat hij met verdachte [medeverdachte 3] die avond had rondgereden, maar daarna bij zijn vriendin [vriendin verdachte] in slaap was gevallen en dat hij daar was hij tot een paar minuten voordat hij werd aangehouden. Dat verdachte [verdachte] bij zijn vriendin Amy was, acht het hof niet geloofwaardig en aldus niet aannemelijk geworden. [vriendin verdachte] heeft aanvankelijk volmondig ontkend dat verdachte [verdachte] dinsdagavond 16 januari 2018 bij haar was. Dat zij haar verklaring, mondjesmaat geconfronteerd met zijn verklaring, heeft bijgesteld tot een bevestiging dat [verdachte] toen wel bij haar was, acht het hof niet betrouwbaar. Te meer niet, omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 3] juist heeft verklaard dat hij die avond met [verdachte] , [medeverdachte 1] en later ook [medeverdachte 2] op pad was.
[medeverdachte 1] heeft aanvankelijk verklaard dat hij niet uit zijn Toyota Corolla was geweest, een aantal mensen had opgehaald en geholpen, maar later heeft hij verklaard alleen te zijn geweest met zijn kind. Ook heeft hij verklaard dat hij die avond in Poppel in België was. Ook aan zijn wisselende verklaringen hecht het hof geen geloof, gelet op de verklaring van [medeverdachte 3] , die bijdraagt tot het bewijs.
Het hof vermag niet in te zien waarom die tot het bewijs gebezigde verklaring van [medeverdachte 3] in strijd moet worden geacht met de waarheid, anders dan dat deze de redengevendheid van de conclusies van het hof bevestigt. Het hof acht zijn tot het bewijs gebezigde verklaring geloofwaardig en betrouwbaar in het licht van de overige bewijsmiddelen en afgezet tegen de wisselende verklaringen van de medeverdachten en [medeverdachte 3] latere verklaringen waarin hij pogingen doet om die verklaring af te zwakken en te wijzigen.
[medeverdachte 2] (het hof begrijpt dat hij ook wordt genoemd: “ [medeverdachte 2] ”) [medeverdachte 2] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft geen enkele verklaring willen geven.
De verdachten hebben aldus weliswaar verklaringen afgelegd, zij het wisselend en niet eenduidig, maar in relatie tot de diefstal wordt iedere betrokkenheid ontkend of wordt gezwegen. Aannemelijke verklaringen, anders dan die van [medeverdachte 3] , die de verdachten al eerder dan kort voor de aanhouding met z’n vieren in de Toyota Corolla brengt, zijn uitgebleven. Deze verklaringen ontzenuwen naar het oordeel van het hof om voormelde redenen genoemde redengevendheid niet.
Het voorgaande laat naar het oordeel van het hof dan ook geen andere conclusie toe dan dat alle vier de verdachten betrokken waren bij de diefstal van de auto en de gereedschapskisten.
De vraag die nog resteert is of er sprake was van het tenlastegelegde medeplegen. Naar het oordeel van het hof dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Hoewel met betrekking tot de diefstal van de Audi A6 wel kan worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" is begaan, kan niet direct worden vastgesteld door wie precies, en dat geldt ook voor de diefstal van de gereedschapskoffers. Feit is wel dat in die korte tijdsspanne de diefstal van en uit de auto hebben plaatsgevonden. Welke rollen de verdachte en zijn drie medeverdachten hebben vervuld bij het plegen van de strafbare feiten kan niet worden vastgesteld. De verdachte heeft zelf geen (aannemelijk geworden) verklaring afgelegd voor zijn rol bij daarbij. Ook de medeverdachten hebben daarin niet voorzien. Op grond van de bewijsmiddelen en gelet op al het vorenoverwogene stelt het hof evenwel vast dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders om het medeplegen van de diefstal van en uit de Audi A6 bewezen te verklaren.
Op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, laat het voorgaande naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat alle vier de verdachten als medeplegers betrokken waren bij de diefstal van de auto en de gereedschapskisten uit die auto. Het vrijspraakverweer wordt mitsdien verworpen.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de door de raadsman voorgedragen lezing over [betrokkene 2] niet aannemelijk is geworden, nu wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met de drie medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een auto, en van de zich daarin bevindende gereedschapskoffers, waarbij de verdachten zich de toegang tot die auto hebben verschaft door middel van een klaarblijkelijk toch beschikbare tweede sleutel van die auto. De verdachte heeft met zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Feiten als onderhavige veroorzaken materiële schade en brengen overlast voor de gedupeerden met zich mee. Bovendien draagt het bij aan in de maatschappij levende gevoelens van onrust over de veiligheid van goederen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte, in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen, eerder onherroepelijk veroordeeld is ter zake van een soortgelijk feit
(te weten op 8 mei 2013 in België).
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij momenteel gedetineerd zit omdat hij recent onherroepelijk veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en dat zijn VI herroepen is vanwege de huidige strafzaak. Voorts heeft de verdachte kenbaar gemaakt dat hij op het moment dat hij weer op vrije voeten is direct weer aan het werk kan bij een rioleringsbedrijf en dat hij vanuit de PI goed contact heeft met zijn zoon van 10 jaar.
Gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en mede gelet op de persoon van de verdachte, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor enige duur met zich brengt. Het hof ziet, mede gelet op het justitieel verleden van de verdachte, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, reden om in het nadeel van de verdachte een hogere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Bedoelde termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen.
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 17 januari 2018, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 30 januari 2019. Aldus is er sprake van een tijdsverloop van 12,5 maanden, zodat de eerste rechter binnen twee jaren na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg, tot een einduitspraak is gekomen.
In hoger beroep geldt als uitgangspunt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Namens de verdachte is immers op 13 februari 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 30 maart 2021 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met circa 2 maanden overschreden, terwijl dit niet aan verdachte valt toe te rekenen. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake. Er is dan ook sprake van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Gelet evenwel op de geringe mate van de overschrijding van de redelijke termijn, ziet het hof geen reden voor compensatie in de vorm van strafvermindering en zal het hof daarom volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 30 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.