ECLI:NL:GHSHE:2021:2417

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-000010-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verkeersdelicten en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen

Op 2 april 2021 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft meerdere verkeersdelicten, waaronder overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië en thans verblijvende in detentie, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 december 2019. Het hof heeft het hoger beroep beperkt tot de veroordelingen onder de parketnummers 96-091856-19, 96-138147-19 en 96-205681-18.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, met uitzondering van de ontzegging van de rijbevoegdheid en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke gevangenisstraf of een kortere onvoorwaardelijke straf. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en besloten dat deze dienen te worden gelast, gezien de recidive van de verdachte.

Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op drie maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien maanden. Daarnaast is de in beslag genomen Nissan Micra verbeurd verklaard. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000010-20
Uitspraak : 2 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-091856-19 en 96-138147-19, 96-166247-17, 96-205681-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 96-102593-18, 01-052623-17, 02-064090-17, 02-800333-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentieplaats].
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder de parketnummers 96-091856-19, 96-138147-19 en 96-205681-18 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden bevestigd met uitzondering van de ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen die gekoppeld moet worden aan feit van parketnummer 96-091856-19 en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging betrekking hebbende op parketnummer 02-800333-18. Deze vordering dient te worden afgewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dient te worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel van een aanzienlijk kortere duur is dan opgelegd door de rechter in eerste aanleg.
Ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd van de vorderingen betrekking hebbende op de parketnummers 96-102593-18 en 01-052623-17 met een jaar dienen te worden verlengd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde, de straf en strafmotivering de aangehaalde wetsartikelen en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Strafbaarheid
Het in de zaak met parketnummer 96-091856-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994(645 microgram)
Het in de zaak met parketnummer 96-091856-19 onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

begaan in eendaadse samenloop met

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Het in de zaak met parketnummer 96-205681-18 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Het in de zaak met parketnummer 96-138147-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

begaan in eendaadse samenloop met

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Het in de zaak met parketnummer 96-138147-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994(465 microgram).
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de mate waarin de door de wetgever gestelde norm van hoeveelheid alcohol per liter uitgeademde lucht door het bewezenverklaarde is overschreden;
  • de omstandigheid dat door het bewezenverklaarde de veiligheid van overige verkeersdeelnemers meerdere malen ernstig in gevaar is gebracht.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 januari 2021 reeds meerdere malen ter zake van een soortgelijke feit door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld;
  • het door Novadic Kentron betreffende verdachte opgemaakte Voortgangsverslag d.d. 21 juni 2019;
  • het door Novadic Kentron betreffende verdachte opgemaakte ‘Advies aan opdrachtgever toezicht’ d.d. 6 oktober 2020;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf ten aanzien van het besturen van een motorrijtuig in geval van een ongeldig verklaard rijbewijs een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en in geval van het rijden onder invloed met een ademalcohol gehalte van 645 respectievelijk 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht in geval van relevante recidive binnen een periode van 5 jaar, een geldboete van € 750,00 en 6 maanden rijontzegging respectievelijk € 650,=.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de aanwezige recidive niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelijk de rechter in eerste aanleg acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-091856-19 onder 1 bewezenverklaarde voor een duur van 10 maanden aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De in beslag genomen Nissan Micra is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze auto niet aan verdachte toebehoort, maar eigendom is van zijn moeder. Zij had evenwel redelijkerwijs het gebruik door haar zoon in verband met het rijden zonder geldig rijbewijs kunnen vermoeden. Het is zeer onaannemelijk dat zij niet op de hoogte was van het feit dat haar zoon al jaren zonder een geldig rijbewijs in haar auto’s rijdt. Ondanks deze wetenschap liet zij haar zoon in haar auto rijden.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
1. De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 28 september 2018 onder parketnummer 96-102593-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
2. De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 21 juli 2017 onder parketnummer 01-052623-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
3. Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 21 juni 2017 onder parketnummer 02-064090-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen
4. Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 15 oktober 2018 onder parketnummer 02-800333-18 opgelegde 120 dagen gevangenisstraf waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Aangezien ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de tenuitvoerlegging van onderhavige straf reeds is gelast, zal deze vordering tot tenuitvoerlegging in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie, de straf en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert de bewezenverklaarde strafbare feiten als hiervoor vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 3
(drie) maanden.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-091856-19 onder 1 bewezenverklaarde feit tot een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de een duur van 10 maanden.
Verklaart verbeurd een Personenauto, kenteken [kenteken] , Nissan, blauw, chassisnummer
[chassisnummer] , bouwjaar 1995;
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 september 2018, parketnummer 96-102593-18, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 21 juli 2017, parketnummer
01-052623-17, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zeeland-West-Brabant van 20 mei 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juni 2017, parketnummer
02-064090-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zeeland-West-Brabant van 20 mei 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 oktober 2018, parketnummer 02-800333-18, opgelegde 120 dagen gevangenisstraf waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 2 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.