ECLI:NL:GHSHE:2021:2416

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-000837-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met meerdere slachtoffers; vrijspraak van poging tot verkrachting; bewezenverklaring van poging tot seksueel binnendringen van het lichaam van iemand die in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert en meerdere malen feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere zedendelicten. De zaak betreft een zedenzaak met meerdere slachtoffers, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van poging tot verkrachting, maar wel werd veroordeeld voor poging tot seksueel binnendringen van het lichaam van een slachtoffer die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, en voor meerdere feiten van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte had in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 in China, terwijl het slachtoffer sliep, geprobeerd haar te verkrachten door zijn geslachtsdeel tegen haar vagina te duwen. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat het slachtoffer in een staat van onmacht verkeerde en dat hij haar handelingen had gepleegd zonder haar toestemming. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het meermalen betasten van de borsten en billen van het slachtoffer. In een andere zaak werd de verdachte ook veroordeeld voor het onvrijwillig aanraken van twee andere slachtoffers in Nederland. Het hof legde een gevangenisstraf van 16 maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende schadevergoedingen toe aan de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000837-20
Uitspraak : 19 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 maart 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-865094-19 en 01-860095-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
volgens zijn opgave ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd in
P.I. Vught, afdeling PPC, te Vught.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , en dat het hof de verdachte ter zake van het door de rechtbank bewezenverklaarde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter hoogte van € 2.500,00 volledig zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering, overeenkomstig de beslissing van de rechtbank, zal toewijzen tot een bedrag van € 500,00, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken en dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd en bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen tot lagere bedragen zullen worden toegewezen dan is geëist door de advocaat-generaal.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich daardoor mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 1, 2, 3, 7 en 8 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 1 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 01-865094-19:
4. primair
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 in China
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] :
- bovenop die [slachtoffer 1] , die lag te slapen, is gaan liggen en/of
- ( vervolgens) de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, (blote) penis tegen de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 in China,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, één of meer handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] :
- bovenop die [slachtoffer 1] die lag te slapen, is gaan liggen en/of
- ( vervolgens) de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, (blote) penis tegen de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 29 juni 2018 tot en met
9 juli 2018 in China
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het (over en/of onder de kleding) betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] en/of
- het (over en/of onder de kleding) betasten van de billen van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- onverhoeds de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] (over de kleding) heeft betast en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [slachtoffer 1] en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] lag te slapen, onverhoeds zijn, verdachtes, hand(en) onder het shirt van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of
- ( vervolgens) onverhoeds de (blote) borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] lag te slapen, onverhoeds de (blote) billen van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan ze zich niet kon onttrekken;
6.
hij op of omstreeks 27 maart 2018 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het (onder de kleding) betasten/aanraken van en/of knijpen in de bil(len) en/of (een) bovenbe(e)n(en) van die [slachtoffer 2] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- ( in een volle lift) onverhoeds de bil(len) en/of (een) bovenbe(e)n(en) van die [slachtoffer 2] heeft betast/aangeraakt en/of
- onverhoeds in de (bil)len van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en/of
- ( aldus) een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer 2] zich niet, althans onvoldoende, aan voornoemde ontuchtige handeling(en) kon onttrekken;
in de zaak met parketnummer 01-860095-18:
2.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Arnhem door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het (over de kleding) betasten/aanraken van de bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 3] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- onverhoeds de bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 3] (over de kleding) heeft betast/aangeraakt en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 3] heeft voorgehouden en/of getoond en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Als je weggaat, steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [slachtoffer 3] en/of
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan ze zich niet kon onttrekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak inzake parketnummer 01-865094-19 onder 4 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
01-865094-19 onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] volgt, kort gezegd, dat zij lag te slapen op haar buik en dat zij wakker werd omdat ze de verdachte bovenop zich voelde liggen. Ze voelde ‘geprul’ aan haar billen en net daar boven. Ze zag dat verdachte bovenop haar lag en voelde dat hij haar onderbroek naar beneden probeerde te trekken om zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel te steken. Ze heeft hem vervolgens geslagen, waarna hij stopte.
Gelet op deze feitelijke gang van zaken, zoals die door de aangeefster is beschreven, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van dwang door middel van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 primair tenlastegelegde poging tot verkrachting.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer
01-860095-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 01-865094-19:
4.
hij in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 in China,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] :
- bovenop die [slachtoffer 1] die lag te slapen, is gaan liggen en
- ( vervolgens) de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en
- vervolgens zijn, verdachtes, blote penis tegen de blote vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij meermalen in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 in China
door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het (over de kleding) betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] en
- het (over de kleding) betasten van de billen van die [slachtoffer 1]
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte:
- onverhoeds de borsten en billen van die [slachtoffer 1] (over de kleding) heeft betast;
6.
hij op 27 maart 2018 te Eindhoven door feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het betasten/aanraken van de bil(len) en een bovenbeen van die [slachtoffer 2] ,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte:
- ( in een volle lift) onverhoeds de bil(len) en een bovenbeen van die [slachtoffer 2] heeft betast/aangeraakt en
- aldus een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer 2] zich niet, althans onvoldoende, aan voornoemde ontuchtige handeling(en) kon onttrekken;
in de zaak met parketnummer 01-860095-18:2.
hij op 20 december 2017 te Arnhem door feitelijkheden [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het (over de kleding) betasten/aanraken van de bil(len) en borst van die [slachtoffer 3] ,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte:
- onverhoeds de bil(len) en borst van die [slachtoffer 3] (over de kleding) heeft betast/aangeraakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 01-865094-19 [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2019, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant] [2] :
Op 10 augustus 2018 werd [verbalisant] , brigadier van politie, tijdens het uitoefenen van zijn dienst op het [straatnaam] te Eindhoven aangesproken door de destijds 24 jaar oud zijnde [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] vertelde dat zij bevriend was geraakt met [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte). [verdachte] had haar voorgesteld om met hem naar zijn grootouders in China te gaan. In China zou [slachtoffer 1] door [verdachte] zijn aangerand en hij had geprobeerd haar te verkrachten.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 30 april 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) [3] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte). Eind juni 2018 zijn wij
(het hof begrijpt: de verdachte en aangeefster)naar China vertrokken. We zijn geland op de luchthaven Pudong Airport Shanghai. Vanaf daar was het nog een eind rijden en met de trein. Wij logeerden bij zijn grootouders thuis, die geen Engels spraken. Ik ben daar ongeveer 1,5 week geweest.
Vraag: Op 10 augustus 2018 was jij in Eindhoven en sprak jij een wijkagent van politie aan.
Antwoord: Ik zag een wijkagent lopen. Die heb ik toen aangesproken.
We zijn rond 27 juni 2018 vanuit Amsterdam naar China vertrokken. We zijn een paar dagen in Shanghai geweest. Daarna zijn we naar zijn grootouders gegaan.
Ik vind dit allemaal vertellen wel heel lastig en spannend omdat [verdachte] op dit moment allemaal dingen over mij aan het posten is op internet die mij in een kwaad daglicht stellen. [verdachte] is gelukkig nooit bij ons thuis gekomen, maar hij post dus dingen over mij, benadert mensen om mij heen en ik ben echt bang dat ik hem tegenkom. Ik ben nooit zo geweest voordat ik [verdachte] kende.
Vraag: Hoe vaak heb jij [verdachte] in levende lijve gezien, voordat jullie naar China gingen?
Antwoord: Twee of drie keer. De keren dat ik hem gezien heb was op [muziek] feestjes voor mensen die van die muziek houden.
Vraag: Ben je ooit bij [verdachte] thuis geweest?
Antwoord: Ja, een dag voordat we op reis gingen ben ik bij [verdachte] thuis geweest
(het hof begrijpt: te [plaatsnaam] , gelet op de SKDB-staat van de verdachte, p. 169)om nog wat dingen te regelen.
Vraag: Is er toen iets voorgevallen?
Antwoord: Hij heeft het wel gevraagd, maar ik heb nee gezegd.
Vraag: Wat vroeg hij dan?
Antwoord: Om seks te hebben.
Vraag: Hoe ging dat dan?
Antwoord: Hij gaf wel veel knuffels, dat vond ik oké. Maar hij wilde dus seks, ik had aangegeven dat ik dat niet wilde. Ik ben daar toen wel blijven slapen maar (ik) had duidelijk gemaakt dat ik geen seks wilde en geen gevoelens, anders dan vrienden, voor hem had.
Vraag: Hoe verliep dat dat hij seks wilde?
Antwoord: We gingen slapen en hij kwam tegen mij aan liggen. Ik zei dat hij dat niet moest doen. Ik zei dat hij weg moest gaan liggen. Hij wilde dat ik voor 1 nacht zijn girlfriend zou zijn. Ik vond dat super raar en zei ook dat ik dat niet wilde. Hij bleef dat vragen. Ik zei: “Nee, ga weg, doe het licht uit, we gaan nu slapen.”
Vraag: Is er daarvoor nog iets gebeurd?
Antwoord: Hij heeft mij op een feestje wel een keer geprobeerd te kussen, waarbij hij mijn hoofd pakte en me wilde kussen. Ik heb mijn hoofd toen weggedraaid en nee gezegd. De dag van vertrek naar China hebben we nog gesproken over zijn vraag of ik zijn girlfriend wilde zijn. Ik heb toen gezegd dat ik niet zijn girlfriend wilde zijn, dat ik geen gevoelens voor hem had en dat als hij dat wel had of wilde hij dat op dat moment moest zeggen omdat ik dan niet mee ging naar China. Hij zei toen: "Nee oké we blijven gewoon vrienden en we gaan als vrienden op reis en er gebeurt niets tussen ons."
Vraag: En dan, jullie gaan op reis?
Antwoord: In Shanghai begon hij na een dag of drie aan mijn billen en borsten te zitten. Meestal aan mijn billen. Hij sloeg er dan op of kneep erin. Ik had hem al een paar keer aangegeven dat hij dat niet moest doen. Ik vroeg hem of hij daar alsjeblieft mee wilde stoppen.
Vraag: Hoe ging dat aan jouw billen zitten?
Antwoord: Ik had dan mijn kleren aan en hij sloeg dan tegen mijn billen aan.
Vraag: En bij jouw borsten dan?
Antwoord: Hij kneep dan in mijn borsten over mijn kleding heen. Hij kwam dan aangelopen en zei: “heej Girl” of zo en kneep dan ineens. Dit deed hij ook als we gewoon op straat waren waar andere mensen bij waren.
Vraag: Wat deed jij dan?
Antwoord: In het begin zei ik rustig [verdachte] stop daarmee. Maar na een tijd werd het echt vervelend en riep ik; "Kerel, stop daarmee ik wil dat niet". We kregen steeds meer ruzie, ik vond het echt vervelend.
Vraag: Hoe ging het bij zijn grootouders?
Antwoord: We deelden een heel groot bed in 1 kamer, want dat was de enige kamer met airco. Ik had duidelijk gezegd dat hij aan 1 kant van het bed moest blijven en niet bij mij in de buurt. In het begin deed hij dat wel.
Daar in China zijn facebook en skype geblokkeerd. Ik kon dus geen contact leggen met mijn ouders. De grootouders verstonden mij ook niet, dus ook daar kon ik niets tegen zeggen.
Vraag: En toen?
Antwoord: Toen we daar waren, waren we gaan eten samen met mensen op straat en we hadden beiden wat alcohol gedronken, ik 1 glaasje wijn of bier. [verdachte] had wat meer op en kan niet tegen alcohol. We zijn naar bed gegaan en hij ging, zo dacht ik, slapen. Ik ging ook slapen. Ik zag dat hij was gaan liggen en ik hoorde hem niet meer. Ik ben vrij snel in slaap gevallen en werd wakker omdat ik hem op mij voelde liggen. Ik lag op mijn buik te slapen en hij was met zijn buik op mijn rug komen liggen. Ik voelde geprul aan mijn billen en net daarboven. Ik dacht wat gebeurt er en ik keek om. Ik zag dat hij boven op mij lag met zijn broek naar beneden en ik zag en voelde dat hij mijn onderbroek naar beneden probeerde te trekken om zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel te steken. Ik schrok zo dat ik meteen begon te slaan en (ik) wilde hem van mij af hebben. Het slaan was vrij hard, ik was in paniek. Ik maakte hem duidelijk dat ik het niet wilde en hem niet voor niets sloeg. Ik heb die nacht niet geslapen en zitten rillen in een hoekje. Dat was allemaal in de nacht.
Ik heb mijn moeder uiteindelijk gebeld die nacht en mijn moeder zei dat ik beter om tot rust te komen naar Korea kon gaan. Dus dat heb ik toen proberen te regelen. Het was een hel want ik zat aan de andere kant van de wereld en je kunt niet weg.
Vraag: We moeten toch nog wat meer dingen weten over die nacht en wat er gebeurde. (…) Wat gebeurde er precies?
Antwoord: Ik voelde zijn hand tussen mijn benen. Ik zag toen ik omkeek dat hij zijn broek naar beneden had en het leek alsof hij mijn broek opzij of naar beneden wilde doen.
Vraag: Hoe kun je kijken als je op je buik ligt?
Antwoord: Ik draaide mij om. Ik was in paniek.
Vraag: Hoe was het met zijn kleding?
Antwoord: Hij had zijn shirt aan en zijn broek op zijn enkels.
Vraag: Je zegt zijn geslachtsdeel, wat deed hij daarmee?
Antwoord: Hij wilde dat in mijn poes steken.
Vraag: Hoe ver is dat gekomen?
Antwoord: Hij zat er tegen maar niet erin. Want dat lukte niet.
Vraag: Hoe zag zijn geslachtsdeel er uit?
Antwoord: Hard. Ik heb er niet zo veel van gezien aan details omdat ik zo schrok.
Vraag: Is zijn geslachtsdeel ook in jouw poes geweest?
Antwoord: Nee.
Vraag: Hoe zat het met jouw kleding toen jij op jouw buik lag en hij op jou lag?
Antwoord: Ik droeg een short, T-shirt, een bh en een onderbroek.
Vraag: En je zei dat je voelde dat bij bezig was jouw onderbroek aan de kant te duwen. Is dat gelukt?
Antwoord: Ja dat wel maar hij is er niet in geraakt. (…) Ik wilde hem eerst wegduwen maar dat lukte niet. Toen raakte ik in paniek en sloeg. Ik heb hem geraakt bij zijn hoofd of kaak. Ik sla nooit maar ik wist echt niet wat ik moest doen.
Vraag: Hoe stopt het?
Antwoord: Nadat ik hem geslagen had. Ik was compleet in paniek. Ik was aan het huilen en ik heb gesmeekt dat hij de ticket omboekte.
Vraag: En je zegt dat je je moeder gebeld hebt, hoe ging dat?
Antwoord: Ik heb haar gevraagd te helpen, ik was in paniek, ik weet niet precies wat ik gezegd heb.
Vraag: En de volgende ochtend, hoe gaat het dan verder?
Antwoord: (…) Ik heb in de tussentijd [verdachte] gesmeekt dat ik weg kon. De dagen dat ik nog daar was heb ik alleen maar ruzie met [verdachte] gehad en gehuild.
(…) Ik ben zelfs op enig moment zo in paniek dat ik een autobaan op gelopen ben met auto’s, omdat ik echt niet meer bij hem wilde zijn. Ik zag een vrachtwagen aankomen en was zo in paniek dat ik dacht, dan doe ik dat maar. Hij heeft mij toen van de straat getrokken en we hebben weer ruzie gehad.
Vraag: Even voor de duidelijkheid, wat is een ander woord voor jouw poes?
Antwoord: Vagina.
Vraag: Als we terug kijken naar het zedengebeuren, hoe vaak heeft [verdachte] jouw billen
aangeraakt?
Antwoord: Zo vaak. Ik denk wel om de 10 minuten en ook in het openbaar.
Vraag: Hoe vaak heeft [verdachte] jouw borsten aangeraakt?
Antwoord: Veel minder dan mijn billen want daar had hij het echt op gemunt. Mijn borsten was denk ik 3 of 4 keer.
3.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 16 januari 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Mij wordt gevraagd of de nacht voor de reis naar China toen ik bij [verdachte] ben blijven slapen nog iets is gebeurd. Ja. Het was rommelig in zijn kamer. Op de zetel de nacht doorbrengen was geen optie. Er stond een bed in de kamer. [verdachte] vroeg aan mij of ik die nacht, dus voor één nacht, zijn girlfriend wilde zijn. Hij vroeg dat om seks met mij te kunnen hebben. Hij was daar best direct in. Ik heb gezegd dat ik dat niet wilde.
Ik heb met volle overtuiging nee gezegd. Wij lagen in bed. Hij bleef het vragen. Hij bleef volhouden. Ik ben boos geworden, Ik ben heel duidelijk als ik boos word. Dat heeft hij echt gemerkt.
Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik niet mee zou gaan naar China als hij het nog een keer zou proberen. Ik heb vanaf het begin aan hem duidelijk gemaakt dat we als vrienden naar China zouden gaan. Toen hij zei dat hij het niet meer zou doen en dat alles chill zou zijn, heb ik hem geloofd.
Wij zijn eerst naar Shanghai gegaan en zijn daar een aantal dagen gebleven.
Mij wordt gevraagd of ik weet wanneer de aanranding was. Het was in ieder geval na Shanghai. [verdachte] en ik waren in China. We verbleven samen met zijn grootouders in het huis van zijn grootouders en toen is het op een nacht gebeurd. We waren eerst een aantal dagen in Shanghai en binnen een week daarna, toen waren we inmiddels bij de grootouders in China, is het gebeurd.
Mij wordt gevraagd of ik kan vertellen wat er is gebeurd in de nacht van de aanranding.
We waren die avond eerst op bezoek bij andere mensen en daar hebben we gegeten. Er werd alcohol gedronken. Zelf heb ik maar één consumptie alcohol gedronken. [verdachte] zelf had meer alcohol gedronken. Wij zijn teruggegaan en we zijn samen in datzelfde bed gaan liggen waar we de nachten daarvoor ook lagen. Dit was het enige bed in de enige kamer met airconditioning. We lagen ieder aan een kant van het bed. Ik ben in dat bed die nacht weg gaan liggen van hem. Ik ben gaan slapen. Ik werd op een gegeven moment wakker, omdat ik gewicht op mij voelde. Ik was slaperig en had niet direct door wat er aan de hand was. Ik lag op mijn buik toen ik gewicht voelde. Ik voelde dat [verdachte] aan mijn ondergoed zat. Ik had een boxershort aan en een onderbroek daaronder. [verdachte] trok mijn boxershort en ondergoed opzij. Ik voel dat zijn penis tegen mijn vagina aan zit. Ik draaide mij om en ik zie dat hij zijn broek en ondergoed op zijn enkels heeft hangen. Mijn reflex was slaan en van mij afduwen. Dat lukte mij gelukkig. We hadden toen dikke ruzie.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 23 mei 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [moeder] [4] :
[slachtoffer 1]
(het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer 1] )is mijn dochter.
Vraag: Wanneer is [slachtoffer 1] naar China gegaan?
Antwoord: Ik heb de vliegtickets van [slachtoffer 1] in mijn email. [slachtoffer 1] is van Amsterdam naar Frankfurt gegaan. Van Frankfurt vloog ze naar Shanghai. Op 29 juni 2018 kwam ze om 10.05 uur plaatselijke tijd aan in Shanghai.
Vraag: Met wie ging ze daar naar toe?
Antwoord: Met [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte).
Vraag: Hoe was uw contact met [slachtoffer 1] toen ze eenmaal op reis was naar China?
Antwoord: Heel weinig. In Duitsland nog wel toen ze een tussenstop hadden. In China heel weinig. China is volledig afgesloten van de buitenwereld. Ik kreeg zeer zelden een bericht van haar.
Vraag: Waar ging ze naar toe?
Antwoord: Naar de grootouders van [verdachte] .
Vraag: Hoe vaak hadden jullie contact met elkaar?
Antwoord: Dat was heel moeilijk. Het contact dat we hadden was via Facebook Messenger. Die berichten heb ik nog op mijn Ipad.
Vraag: Wat voor dingen waren er met [verdachte] ?
Antwoord: Dat toen ze sliep hij naakt op haar lag. Ik weet dat ze hem geslagen heeft toen.
Opmerking verbalisanten:
In de messenger berichten van getuige met [slachtoffer 1] is een chatbericht van [slachtoffer 1]
aangetroffen van 4 juli 2018 om 00.02 uur.
"Grootste hel ooit .. Ik ben zo dom geweest. Als ik mijn eigen geld had en je de tickets kon veranderen was ik nu naar Korea gegaan, die gast is echt ziek gewoon man. Ik wil hier echt weg. Pff. Die is zo obsessed. Daar scheelt echt iets mee man."
"Ik wil hier niet meer zijn"
Op 8 juli 2018 om 04.28 uur zegt [slachtoffer 1] :
"Mam please hep
(het hof begrijpt: help)mij, please.
Om 04.29 uur is er een gemiste oproep van [slachtoffer 1] .
Opmerking verbalisanten:
Uit de Messenger berichten blijkt dat [slachtoffer 1] op 8 juli 2018 een bericht stuurt waaruit blijkt dat ze de dag er op naar Korea gaat. Ze vraagt om wat geld te lenen. Ze schrijft ook "Maar die gast heeft echt dik misbruik proberen te maken van mij."
Vraag: Zag u nog verschil in het gedrag van [slachtoffer 1] van voor ze naar China ging en daarna?
Antwoord: De eerste dagen nadat [slachtoffer 1] terug was, merkte ik wel wat aan haar. Ze is in Korea bij vrienden wel heel goed opgevangen.
5.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 27 mei 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) [5] :
Vraag: Je had het over een incident op school. Over welke school hebben we het dan?
Antwoord: [school] , in het [x] -gebouw .
Vraag: Kan je vertellen wat er precies is gebeurd?
Antwoord: Ik kwam van de pauze af en toen wilden we terug naar ons lokaal gaan. Ik stond daar toen met 2 vrienden van mij die ook in de lift wilden stappen. Ik voelde dat dat iemand mijn kont aanraakte. In de lift voelde ik dat ik nog een keer bij mijn kont werd aangeraakt en dat de hand in de richting van mijn binnenbeen ging en toen keek ik
achterom. Ik zag toen een jongen achter mij staan welke op dat moment “creepy” naar
mij aan het lachen was.
Terwijl ik aan het verwerken was wat mij was overkomen stapte die jongen op de tweede verdieping uit de lift. Ik stapte zelf op de derde verdieping uit en vertelde tegen een vriendin, genaamd [naam] , welke met mij in de lift stond, wat er zojuist was gebeurd. [naam] en ik zijn vervolgens direct vanaf de lift naar een vertrouwenspersoon gegaan in het deel genaamd [x] in het gebouw.
Vraag: Wanneer is dit gebeurd?
Antwoord: Op 27 maart 2018 om 12:40 uur.
Vraag: Op welke verdieping stapte je in de lift?
Antwoord: Op 0, begane grond.
Vraag: Waar stond jij precies in de lift?
Antwoord: Bij de knopjes.
Vraag: Waar bevonden de knopjes zich?
Antwoord: Meteen rechtsvoor als je de lift binnen liep.
Vraag: Waar stond die jongen in de lift?
Antwoord: Die jongen stond rechts naast mij in de lift.
Vraag: In de lift voelde je dat iemand weer aan je kont zat. Hoe ging dat precies?
Antwoord: Ik voelde het weer en ik draaide mij om, toen zag ik hem. Er werd in mijn kont geknepen.
Vraag: Hoe weet je zo zeker dat het die jongen was die in jouw kont kneep?
Antwoord: Dat is niet zo moeilijk, want als iemand in je kont knijpt en je draait je om en er staat maar 1 iemand achter je, dan weet je dat. De lift was niet zo groot, best wel krap. Ik had op de knop voor de derde verdieping gedrukt en stond dus met mijn gezicht naar de knoppen, zodoende stond hij op dat moment achter mij.
Vraag: Wat gebeurde er toen jij je omdraaide naar hem?
Antwoord: Toen begon hij te grijnzen naar mij.
Vraag: Wat deed jij toen?
Antwoord: Ik keek eerst achterom met zo’n blik van: “Wat ben je aan het doen”. Voordat ik het wist zat zijn hand al bij mijn bovenbeen.
Vraag: Hoe ging dat met zijn hand op jouw bovenbeen?
Antwoord: Dat ging vanaf mijn bovenbeen naar de binnenkant van mijn bovenbeen.
Vraag: Hoe stond hij op dat moment ten opzichte van jou?
Antwoord: Ik stond op dat moment een klein beetje gedraaid met mijn gezicht naar de
binnenkant van de lift en daardoor stond ik met mijn linkerbeen het dichtst bij hem en
die linkerbeen raakte hij dus aan.
Hij streelde mijn bovenbeen en ging vanuit mijn bovenbeen naar de binnenkant van
mijn bovenbeen.
Vraag: Wat gebeurde toen je zijn hand had weggeslagen of weggeduwd?
Antwoord: Toen trok hij zijn hand terug en stapte uit op de tweede verdieping.
Vraag: Wat weet je verder van hem?
Antwoord: Ik weet dat hij toen ook [x] deed. Voor de rest heeft hij geprobeerd om zijn excuses aan te bieden aan mij, maar dat was niet op een prettige manier. Hij bleef toen wachten voor mijn klas. Dat is 2 of 3 keer voorgevallen.
Ik heb hem de tweede keer, toen hij er al stond toen ik mijn lokaal in wilde gaan, aangesproken dat ik zijn excuses niet accepteerde.
Vraag: Kan je die jongen verder omschrijven?
Antwoord: Hij had een buitenlands uiterlijk. Hij was kleiner dan mij.
Vraag: Hoe lang ben jij?
Antwoord: Ik ben 1,78 meter. Hij was ongeveer 10 of 15 centimeter kleiner, best een stuk kleiner.
6.
De verklaring van [slachtoffer 2] , afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 21 juni 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik aangifte heb gedaan van iets wat gebeurd zou zijn op 27 maart 2018 op [school] in Eindhoven en vraagt mij wat ik mij daarvan herinner.
Het was een normale schooldag, we waren volgens mij teruggekomen van de pauze. We moesten naar de derde verdieping. We stonden voor de lift. Ik merkte dat iemand mijn kont aanraakte, dat ging redelijk vlug. In de lift merkte ik dat ik aan mijn been werd aangeraakt. Het ging naar de binnenkant en ging naar boven toe. Hij stapte uit op de 2e verdieping. Daarna ben ik naar de bewaker gegaan van [school] , om te kijken op de beelden wie het was die met mij de lift in stapte. Ik heb een melding gemaakt bij school.
De eerste keer dat ik werd aangeraakt was buiten de lift, op de begane grond, en daarna in de lift. In de lift zat er iemand aan mij. Ik stond naar de liftdeur gedraaid, en met mijn rug naar de mensen in de lift. Ik keek in richting van de liftknoppen. Ik voelde dat iemand aan mijn bovenbeen zat en het ging flink in de richting van mijn geslachtsdeel. Het was boven bij mijn lies. Het begon bij mijn bovenbeen aan de voorkant. Ik stond een beetje schuin.
De plek in de lift waar ik het eerst werd aangeraakt was halverwege mijn linker bovenbeen. Ik kon duidelijk herkennen dat het een hand was die mij daar aanraakte. Ik heb snel omgekeken. Ik weet dat toen ik naar hem keek, dat hij naar mij glimlachte. Ik weet nog dat ik dat heel naar vond.
De vriendin met wie ik was had een paar kenmerken genoemd van de persoon die dit bij mij heeft gedaan. Die kenmerken waren: beetje buitenlands uiterlijk, spijkerbroek, broodtrommel met hamburger. Ik heb zelf gezien dat hij een buitenlands uiterlijk en zwart haar had. We zagen hem later terug op de video van de hoofdingang.
U, voorzitter, vraagt mij welk werkwoord ik zou gebruiken voor wat hij bij mij deed. Ik zou het betasten noemen.
Ik kan u garanderen dat het geen broodtrommel was waardoor ik werd aanraakt. Het verschil is zo duidelijk tussen een broodtrommel en een hand en het ging ook niet per ongeluk. Ik schat in dat de beweging waarover ik heb verklaard 5 seconden duurde.
Het klopt dat ik door de politie ben benaderd. De politie heeft mij niet verteld waarvan de verdachte werd verdacht. Ik heb het contact met de politie als fijn en open ervaren. Ik heb zo eerlijk mogelijk mijn verhaal kunnen vertellen. Ik mocht echt mijn verhaal vertellen. De politie heeft mij geen woorden in de mond gelegd.
U, oudste raadsheer, houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik in de lift in mijn kont werd geknepen en u vraagt mij wat voor knijpen dat was. Het was heel licht knijpen. Beetje strelen en erin duwen.
In antwoord op een vraag van de raadsman verklaar ik dat het klopt dat ik in de lift heb omgekeken. Hij raakte mij toen nog steeds aan. Toen ging zijn hand al naar boven, in de richting van mijn geslachtsdeel.
7.
Een aan de verdachte gerichte brief d.d. 6 april 2018 van het College van Bestuur van [school] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [6] :
Onlangs is er een melding geweest van een studente over door u vertoond onbetamelijk gedrag. Naar aanleiding van de melding van deze studente over een incident in de lift van gebouw [x] op 27 maart jl. heeft de directeur samen met de teamleider beveiliging diezelfde middag nog een gesprek met u gevoerd. U gaf toe dat u de studente aangeraakt had.
De klacht van de studente luidt als volgt:
Op 27 maart 2018 rond 10 over half 1 stond ik op de begane grond voor de lift te wachten op 2 vrienden van mij om samen naar de 3e verdieping te gaan. Toen ik stond te wachten, voelde ik dat iemand met aanraakte op mijn kont. (…) Op het moment dat we in de lift stapten, die al redelijk vol was, voelde ik nog een keer iemand mijn kont aanraken. Op dat moment draaide ik me om richting hem, en keek hem boos aan (zo van: “wat doe je?”). Toen merkte ik dat hij lachte op een onprettige manier, met meteen de opvolgende actie dat hij mijn binnen bovenbeen aanraakte. Hierna heb ik zijn hand weggeduwd en terwijl ik dit aan het verwerken was, stapte hij uit op de 2e verdieping.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 24 augustus 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [7] :
Op 24 augustus 2019 werd door ons, verbalisanten, de verdachte [verdachte] nader gehoord. Hieronder weergegeven een samenvatting van de door de verdachte [verdachte] afgelegde verklaring.
(pagina’s 184-186)
ZAAK [slachtoffer 1] :
[verdachte] geeft aan dat ze samen een reis hebben geboekt. Hij heeft [slachtoffer 1] leren kennen via Facebook.
[slachtoffer 1] zei dat ze hem niet leuk vond. Hij zou haar type niet zijn. In China zei ze loyaal te blijven aan een andere vriend. Ze had hem
(hof: de verdachte)ook van tevoren gezegd dat ze niets met hem wilde. Zij zou met hem onder meer naar zijn opa en oma gaan. Die wonen in een dorpje in China.
In China aangekomen gingen ze eerst naar Shanghai. Daarna zouden ze naar zijn opa en
oma gaan om daarna terug te keren naar Shanghai. Vanuit Shanghai zouden ze vervolgens naar Korea vliegen.
Als [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij wel eens tegen haar billen aansloeg en in haar
billen kneep dan kan dat kloppen. Dat was in Shanghai.
Bij opa en oma sliep hij met [slachtoffer 1] in een tweepersoonsbed.
Hij heeft [slachtoffer 1] , toen hij bij zijn opa en oma sliep en zij samen in bed lagen wel aangeraakt.
[slachtoffer 1] droeg kleren op het moment dat ze in bed lag, een korte broek en een topje.
Er is tijdens een van de nachten wel eens ruzie geweest tussen hem en [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] zei ook voortdurend dat hij haar een trauma bezorgde. Ze huilde ook vaak en liep weg. Ze was een keer naar een autoweg gelopen, midden in de nacht. Ze ging toen op de weg staan en zei dat ze zelfmoord wilde plegen.
Toen hij haar aanraakte, sprong [slachtoffer 1] direct op en sloeg haar
(het hof begrijpt: hem).
Daarna was er ruzie. Direct hierna had hij gezegd dat hij naar de politie in China kon gaan omdat zij hem had geslagen.
[naam] is een meisje wat op zijn verzoek contact heeft gemaakt met [slachtoffer 1] . [naam] is een fakegesprek met [slachtoffer 1] aangegaan. Hij wilde zo ook achterhalen of [slachtoffer 1] echt naar de politie was gegaan. Dat werd namelijk verteld. Hij had [naam] de opdracht gegeven om in een WhatsApp-groep te komen, zodat hij kon achterhalen wat er over hem werd verteld.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 25 augustus 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [8] :
Op 25 augustus 2019 werd door ons, verbalisanten, de verdachte [verdachte] nader gehoord.
(pagina 194)
ZAAK [slachtoffer 2] :
Hij kent haar verder niet. Zij was een medestudente aan de [school] .
Bij de ingang, bij de draaideur, ging [slachtoffer 2] voor hem binnen.
[slachtoffer 2] en haar vriendin stapten in de lift. In de lift waren ook nog andere studenten.
[slachtoffer 2] en haar vriendin stonden bij/voor de liftknoppen. Hij ging naar de 2e verdieping.
10.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 21 februari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van verdachte [9] :
In Shanghai heb ik [slachtoffer 1] meer dan één keer op de billen geslagen.
We hebben de hele tijd tijdens ons verblijf in China een kamer gedeeld. Ze is anderhalve week bij mijn grootouders geweest.
Feit 6
(het hof begrijpt: het tenlastegelegde met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 2] )was op 27 maart 2018. Ik ging tussen de meisjes in staan om op de liftknop te drukken. Ik stapte uit op de 2e verdieping.
11.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 juni 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U, voorzitter, bespreekt met mij het onder 6 tenlastegelegde, kort gezegd de aanranding van [slachtoffer 2] op 27 maart 2018 in Eindhoven. Ik was toen op [school] in Eindhoven . Ik ben richting de lift gelopen. Ik heb het meisje [slachtoffer 2] toen aangeraakt voor de lift en ook in de lift. Toen ik op de knop van de lift drukte, heb ik haar dijbeen aangeraakt. Ik ben op de 2e verdieping uit de lift gestapt.
Het klopt dat ik met [slachtoffer 1] in China ben geweest. Ik heb [slachtoffer 1] in Shanghai, China, op haar billen geslagen. Dat was op straat. Ze heeft uitgelegd dat ze dat in het openbaar niet wilde. Ik heb haar niet gevraagd of zij het goed vond dat ik haar op de billen sloeg.
U, voorzitter, vraagt mij wat er in het huis van mijn opa en oma in China in bed is gebeurd. Ik was bij haar gekropen. Ik heb mij armen en benen om haar heen geslagen. Zij heeft mij afgeslagen.
In de zaak met parketnummer 01-860095-18 [10]
12.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 23 januari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) [11] :
Feit : Aanranding
Plaats delict : Openbare weg te Arnhem
Pleegdatum/tijd : Woensdag 20 december 2017 tussen 17:00 uur en 18:00 uur.
Vraag: Wat is er gebeurd?
Antwoord: Ik dacht dat het een goede vriend was en ik ging met hem
(het hof begrijpt: de verdachte)afspreken. Ik had al met hem gebeld, ge-skypt en ge-appt. Ik sprak af met hem op Arnhem Centraal station. Hij kwam er aanlopen en hij had al gezegd dat hij me een knuffel zou geven en dat vond ik dan wel oké. Hij gaf me een te lange knuffel, super stevige knuffel en dat vond ik niet zo prettig. Ik kreeg er een naar gevoel bij.
Hij had gezegd dat hij 17 was, maar toen ik hem zag dacht ik wel dat hij niet 17 was. Toen begon hij al met hele rare opmerkingen maken zoals 'ah, je bent zo lekker' en 'je bent nog beter dan op de foto'. Ik kreeg daar een raar gevoel van. Ik stelde voor om naar de Jamin te lopen in Arnhem om snoep te halen. Hij zei dat hij wel met me mee zou lopen. Onderwijl we daar naartoe liepen begon hij aan me te zitten. Hij ging met zijn hand in mijn broekzak en kneep er hard in. Hij begon ook hier aan me te zitten. Hij deed met zijn handen over mijn haar en over mijn hoofd. Ik vond dat niet oké maar durfde er niet echt iets van te zeggen want ik was heel erg bang geworden.
Opmerking verbalisanten: Wij zien dat de aangeefster met haar rechterhand aan de
rechterzijde over haar rechterborst wrijft in op en neergaande beweging.
Bij Jamin zat hij heel erg aan mijn kont. Toen zat ik in mijn hoofd een plan te bedenken hoe ik weg kon komen. Hij bleef aan mijn kont zitten en maakte opmerkingen over het feit dat hij een keer seks met me wilde hebben. We liepen in een steegje toen hij met zijn hand helemaal over mijn borst aan het wrijven was. Ik stelde voor om naar de bibliotheek te gaan want daar heb je op iedere etage een lift en toiletten en ook een ruimte waar je wat kunt drinken. Ik zou dan elk moment naar het toilet kunnen gaan en weg kunnen.
Ik had intussen mijn mobiel gepakt. Mijn beste vriend kwam op dat moment terug van een reis en zou op station Arnhem aankomen en ik dacht dat ik hem zou bellen. Ik zag dat ik echter dat ik nog maar 1% op mijn telefoon had. Ik appte [naam] dus. Ik typte naar [naam] , mijn beste vriend: “Help, wacht op het station op mij, dit is serieus” en toen viel mijn telefoon uit. Toen sloeg de paniek echt toe.
We kwamen aan bij de Rozet, in de bibliotheek, en zijn naar de vijfde verdieping gegaan met de trap. Ik had het plan om daar naar het toilet te gaan en weg te gaan. Ik liep rustig naar het toilet, zocht de lift en ben daarmee naar beneden gegaan en ben naar Arnhem Centraal gerend. Toen kwam ik op Centraal en zag ik [naam] en ik ben half huilend naar hem toegerend. Ik legde het verhaal uit. Terwijl ik op het station was ben ik de hele tijd gebeld door [verdachte] . Ik heb hem meteen geblokkeerd. Ik ben met een vriendin en haar vader naar huis gegaan. Ik werd gebeld door een anoniem nummer en ik nam dat op. Het bleek [verdachte] te zijn. Hij vroeg waarom ik hem had geblokt.
Ik heb alles in een apart mapje in mijn telefoon opgeslagen. Er is niet zo heel veel
gezegd tussen [verdachte] en mij maar ik heb gewoon alles in het mapje opgeslagen.
Vraag: Wanneer is dit allemaal gebeurd?
Antwoord: Het is gebeurd op woensdag 20 december 2017. Ik heb op 21 december 2017 de politie gebeld en melding gemaakt.
Vraag: Hoe zat hij aan je borsten en billen. Hoe deed hij dat?
Antwoord: Hij liep rechts naast me. Hij kneep en wreef met zijn linkerhand aan mijn rechterbil en mijn rechterborst. Ik droeg een oversized jasje. Hij zat aan mijn lichaam over mijn kleding maar wel onder het jasje.
Vraag: Hoe vaak heeft hij dat gedaan?
Antwoord: Eigenlijk wel zowat de hele tijd dat hij bij me was. Dat zal maximaal een uur
geweest zijn. Hij heeft eigenlijk de hele tijd wel aan me gezeten. Was het mijn kont
of borst niet, dan was het wel dat hij aan mijn hoofd, gezicht en haren zat.
Vraag: Hoe kon [verdachte] nu weten dat jij het niet wilde?
Antwoord: Ik ging steeds verder weg van hem lopen. Hij liep in het begin dicht tegen me aan, schouder aan schouder, en dus liep ik van hem weg en maakte ruimte tussen ons zodat er wel enige afstand tussen ons was.
Vraag: Waar doe jij, kort gezegd, aangifte van?
Antwoord: Tegen aanranding.
Vraag: Wat versta jij onder aanranding?
Antwoord: Aanraken als je het niet wil. Niet de hand maar echt het aanraken van borsten en billen.
Vraag: Wanneer is de aanranding gepleegd?
Antwoord: Woensdag 20 december 2017 tussen 17.00 uur en 18.00 uur.
Vraag: Waar is het feit gepleegd?
Antwoord: Arnhem Centraal en dan de hele weg naar de Jamin toe en dan van de Jamin naar de Rozet toe.
Vraag: Door wie is het feit gepleegd?
Antwoord: Door [verdachte] . Zijn tweede naam is [verdachte] .
Vraag: Wie ben jij?
Antwoord: Ik ben [slachtoffer 3] , ik ben 16 jaar en ik woon bij mijn ouders.
Vraag: Waar ken jij [verdachte] van?
Antwoord: Ik luister naar [muziek] muziek. Ik ben aan een chatgroep met betrekking tot de [muziek] muziek toegevoegd en op die manier ben ik in contact gekomen met [verdachte] .
Vraag: Waar hadden jullie het dan over?
Antwoord: Over van alles en nog wat. Over [muziek] en noem maar op. [muziek] is [muziek] pop muziek.
Vraag: Hadden jullie het wel over seksualiteit en zo?
Antwoord: Nee hoor, we hadden het over muziek en zo. Ik had hem duidelijk gemaakt dat wij samen hele goede vrienden zouden kunnen worden. Niets in onze gesprekken in die tijd zou er op kunnen wijzen dat ik meer met hem wilde dan alleen vriendschap. Ik zei dat ik naar iedereen hartjes typte en dat ik daar totaal niets mee bedoelde.
Vraag: Waarom ben jij niet meteen weggelopen?
Antwoord: Dat durfde ik niet. Ik was bang dat hij me achterna zou komen. Ik liet het hem wel merken dat ik het niet leuk vond.
Vraag: Hoe liet je dat merken?
Antwoord: Ik keek hem boos aan en liep van hem weg. Als hij mijn borsten aanraakte liep ik van hem weg en zocht de afstand.
Vraag: Wat weet hij van jou?
Antwoord: Hij weet waar ik woon door Snapchat en hij weet dat ik 16 jaar ben.
Vraag: Met wie heb je er als eerste over gesproken?
Antwoord: [naam] .
Vraag: Wanneer had je voor het laatst contact met [verdachte] ?
Antwoord: Dat was op 21 december
(hof: 2017). Dat was toen hij mij anoniem belde. Hij zei dat hij zijn excuses wilde aanbieden.
Vraag: Je zegt dat je het bewijs in een mapje hebt staan. Kun je dat sturen?
Antwoord: Ik stuur u dat mapje nu meteen. Mocht het niet lukken dan ben ik bereid om naar het politiebureau te komen om mijn telefoon hier te laten uitlezen en daar de benodigde informatie uit te halen.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 16 januari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] [12] :
Naar aanleiding van diverse meldingen afkomstig uit het bedrijfsprocessen systeem waarin verdachte [verdachte] is gekend werd door mij het volgende waargenomen in mutaties/toelichtingen en processen-verbaal:
PL0600-2017583653 d.d. 20-12-2017 (Arnhem)
De 16-jarige [slachtoffer 3] meldt dat ze via WhatsApp een jongen [verdachte] had leren kennen en een jaar contact hadden. Tijdens het eerste afspraakje kon [verdachte] niet van haar afblijven, bleef haar billen en borsten betasten. Ze heeft kans gezien via de toiletten weg te komen. Daarna probeerde hij nog een langere tijd op diverse wijzen contact te krijgen, maar [slachtoffer 3] blokkeerde hem. Bij controle bleek de jongen [verdachte] te zijn.
14.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 16 januari 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik heb [verdachte] leren kennen via een WhatsApp-groep over [muziek] . Ik denk dat ik al één jaar met [verdachte] appte toen ik hem uiteindelijk zag op 20 december 2017. Op 20 december 2017 hadden we met elkaar afgesproken. Ik was op 20 december 2017 16 jaar oud. We ontmoetten elkaar op station Arnhem Centraal. Hij kwam op mij aflopen en ik vond hem ouder eruit zien dan dat hij had gezegd dat hij was. Hij had mij gezegd dat hij 17 jaar was, maar hij zag er ouder uit. We gaven elkaar een knuffel, maar die vond ik te intiem en te lang.
Buiten gekomen bij het station regende het en stak ik de paraplu op. Ik vroeg aan hem of hij ook onder de paraplu wilde komen. Hij legde zijn hand om mij heen, zodanig dat hij met zijn hand tegen mijn zijkant van mijn lichaam kwam ter hoogte van mijn borst. Ik voelde mij niet gemakkelijk, maar ik durfde er niets van te zeggen.
Ik liep naar de Jamin. We liepen weer naar buiten en toen legde hij zijn hand op mijn kont ter hoogte waar je kont overgaat in je bovenbeen. Dat was over mijn kleding. Ik durfde er niets van te zeggen.
Ik had toen het idee om naar de bibliotheek te gaan, genaamd Rozette, want ik bedacht als er nog iets verder zou gebeuren ik dan daar weg zou rennen. [verdachte] begon steeds mijn hand vast te pakken en aan mij te zitten.
Op de vraag van de officier van justitie of er al dingen zijn gebeurd tijdens het lopen van Arnhem Centraal naar de Jamin: Het was wat aanraken, het vastpakken van mijn hand. Het was in het gebied van mijn torso dat hij mij aanraakte. Het was telkens aan de zijkant van mijn borst, het was niet vol op mijn borst, en ook op (mijn) middel en mijn kont.
Toen ik weg was gekomen vanuit de bibliotheek ben ik naar Arnhem Centraal gerend. Daar zag ik de vriend die ik eerder had geappt. Ik was aan het huilen. Ik heb hem verteld wat er was gebeurd. [verdachte] bleef mij de hele tijd bellen.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 12 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] [13] :
Op dinsdag 6 februari 2018 werd uit handen van de aangehouden verdachte [verdachte] een GSM, merk Samsung, met een beschadigd schermglas, inbeslaggenomen. Door de verdachte werd de toegangscode verstrekt van de Samsung met kapot vensterglas. Hij verklaarde dat hij met de Samsung telefoon met kapot vensterglas contact had gehad met aangeefster [slachtoffer 3] .
Op 6 februari 2018 werd door mij, verbalisant, een handmatig onderzoek ingesteld aan de inbeslaggenomen Samsung met kapot vensterglas. Ik zag dat in de Samsung telefoon WhatsApp-gesprekken aanwezig waren tussen de verdachte en [slachtoffer 3] . Deze gesprekken zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Bijlage:
(pagina 124)
[slachtoffer 3] : Hoe oud ben jij dan?
Verdachte: 17 again.
Verdachte: Ben je al 18+?
[slachtoffer 3] : Nee nog lang niet, ha ha, 25 mei 16 geworden.
(pagina 209)
[slachtoffer 3] : Wou je 1545 afspreken bij Arnhem centraal?
Verdachte: Good job.
(pagina 213)
Verdachte: Zit nu in de trein. De bus kwam te laat. Dus ik ben 20 min later, krijg je wel dikke hug van mij.
(pagina 216)
[slachtoffer 3] : Ben je er? 4:08 pm
Verdachte: Over 5 min 4:48 pm
Verdachte: Je ging
(het hof begrijpt: hing)ineens op? 6:36 pm.
16.
De print van een bericht van [slachtoffer 3] over [verdachte] in de chatgroep van [muziek] , ongedateerd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [14] :
“Ik ga het hier toch opgooien, aangezien ik heb gehoord dat ik over door hem zwart wordt gemaakt, de politie is al ingelicht (…) Dit is mij gister gebeurd met ene [verdachte] uit deze groep, VERTROUW HEM NIET! Nou, ik ging met een goede vriend afspreken die ik super goed en lang kende (dacht ik) en hij zei dat ie 17 was maar hij was opeens 22?? En hij ging de hele tijd hele rare opmerkingen maken en aan mijn kont en tieten zitten (…) Ik zei dus dat ik naar de wc ging en toen ben ik weg gerend.”
17.
De print van een bericht van [slachtoffer 3] in de chatgroep [muziek] , ongedateerd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [15] :
[verdachte] loopt me nu te bellen met een privé nummer. Maar ik wist niet dat hij het was. Dus ik nam op van wie is dit. “Ik wil rustig met je praten en het uitleggen”.
18.
De prints van berichten tussen [slachtoffer 3] en [naam] , ongedateerd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [16] :
[slachtoffer 3] : Thanks nog.
[naam] : Echt geen probleem. Ben blij dat ik iets kon doen. Hoe is het nu?
[slachtoffer 3] : Ja gaat wel. Voel me stom.
[naam] : Gelukkig is het nog meegevallen. Nog steeds heel erg, maar toch.
[slachtoffer 3] : Ja idd. Je wilt niet weten hoe dankbaar ben voor je. Ik voel me nu ook stom. Ik zit met zoveel dingen atm.
[naam] : Snap ik. Wanneer ga je aangifte doen?
[slachtoffer 3] : Morgen.
[slachtoffer 3] : Heb politie gebeld. Die jongen maakt me blijkbaar op allemaal sites zwart.
[naam] : Heb je foto van hem?
[slachtoffer 3] stuurt een foto met daaronder de naam [verdachte] .
[slachtoffer 3] : Echt heel erg bedankt nog.
[naam] : Echt npnp. Was blij dat ik iets kon doen.
19.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 16 januari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] [17] :
Op 2 januari 2018 verscheen betrokkene [verdachte] aan het bureau. Hij wilde aangifte doen van mishandeling naar aanleiding van het feit dat hij beschuldigd was van aanranding waarbij de partner van het slachtoffer hem mishandeld had. Hij zou de billen van een vrouw in de winkel, Mediamarkt te [plaatsnaam] , betast hebben. Hij vroeg tijdens het gesprek ook hoe lang camerabeelden bewaard bleven.
Al pratende gaf hij aan dat er ongeveer 2 weken geleden in de Jamin in Arnhem een incident was geweest waarbij hij kennelijk een meisje van 16 jaar betast zou hebben.
Betrokkene: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] .
20.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 6 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van de verdachte [18] :
Vraag: Vertel eens over [slachtoffer 3] ?
Antwoord: We zitten in dezelfde [muziek] . We hebben met elkaar in Arnhem afgesproken. Het was op een woensdag.
Vraag: Wat gebeurt er als jullie in Arnhem zijn?
Antwoord: Ik was te laat. Toen hebben we daar even geknuffeld voor de NS winkel in Arnhem en toen liepen we door.
Vraag: Hoe gaat het die dag verder met [slachtoffer 3] ?
Antwoord: We liepen verder, ze is iets langer dan ik. We zochten een rustig plekje op om te gaan zitten. Tussendoor zijn wij bij de Jamin geweest. Ik voelde aan haar buik.
We liepen verder. Het begon te regenen. We liepen samen onder de paraplu. Ik had mijn arm om haar schouder. Ik had mijn arm om haar zij geslagen. Daarna liepen we naar de bibliotheek. [slachtoffer 3] gaf aan dat ze eerst naar de wc moest. Ze liet me daar wachten en kwam niet terug.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19, onder 4 tot en met 6, en het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 tenlastegelegde, bij gebrek aan bewijs. De verdachte ontkent dat hij zich aan de nog aan de orde zijnde tenlastegelegde feiten jegens aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair tenlastegelegde is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van het plegen van ontuchtige handelingen met een onmachtige. Uit niets blijkt dat de verdachte seks met de aangeefster [slachtoffer 1] wilde terwijl zij sliep. Hij dacht dat zij wakker was en het tegendeel kan niet worden bewezen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 5 tenlastegelegde is aangevoerd dat er geen steunbewijs is voor de verklaring van de aangeefster [slachtoffer 1] dat de verdachte onverhoeds de borsten en billen van de aangeefster over haar kleding heen heeft betast. Aangeefster heeft pas lange tijd nadat de feiten zouden zijn begaan aangifte gedaan, nadat zij op internet had gelezen dat andere meisjes last hadden van de verdachte. Weliswaar stelt de aangeefster dat zij het destijds al tegen haar moeder heeft verteld en dat zij haar moeder tijdens een telefoongesprek heeft verteld over de ontuchtige handelingen door de verdachte, maar de moeder van aangeefster kan zich een dergelijk telefoongesprek niet herinneren. Om die reden denkt de raadsman dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat de aangeefster haar moeder niet heeft gebeld met het bericht dat de verdachte haar heeft aangerand. Gelet daarop en omdat het gaat om een de-auditu verklaring is de verklaring van de moeder niet als steunbewijs bruikbaar. Dit geldt ook voor de chatberichten van de aangeefster aan haar moeder. Daarnaast kan de verklaring van de verdachte geen steunbewijs opleveren, omdat zijn erkenning dat er vrijwillige seks heeft plaatsgevonden geen steunbewijs kan opleveren voor gedwongen seks. De verdachte heeft de aangeefster slechts met haar toestemming aangeraakt, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 6 tenlastegelegde is bepleit dat er geen steunbewijs is voor de aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] . De verdachte ontkent dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen. Hij heeft verklaard dat hij haar per ongeluk heeft aangeraakt, zodat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van opzet. Bovendien heeft de aangeefster niet uit zichzelf, maar op uitnodiging van de politie aangifte tegen de verdachte gedaan.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 tenlastegelegde is bepleit dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Haar verklaring bij de politie over de bedreiging met een mes is volledig in strijd met haar verklaring daarover bij de rechter-commissaris en ook met een chat die zij heeft geschreven op de community-pagina van [muziek] . Gelet daarop moet ook ernstig worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] over het aanraken van haar billen en borsten. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verklaring van de aangeefster dat de verdachte rechts van haar liep en met zijn linkerhand over haar rechterborst wreef niet kan kloppen, omdat het een merkwaardige houding oplevert en dat ook op dit punt haar verklaring bij de rechter-commissaris afwijkt van haar verklaring bij de politie.
De verklaring van de verdachte is daarentegen wel betrouwbaar. Er is geen bewijs dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 3] met een seksuele intentie heeft aangeraakt, zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt als volgt.
Algemeen
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de ontucht zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 met de verdachte bij zijn grootouders in China verbleef en dat zij samen met de verdachte in een bed sliep. Voordat zij naar China gingen had aangeefster aan de verdachte duidelijk gemaakt dat zij geen seks met hem wilde en dat zij geen gevoelens, anders dan vrienden, voor hem had.
Op enig moment bij de grootouders in China waren de verdachte en aangeefster naar bed gegaan en gaan slapen. Aangeefster verklaart dat zij vrij snel in slaap was gevallen, op haar buik sliep en wakker werd omdat zij de verdachte bovenop zich voelde liggen. Zij voelde ‘geprul’ aan haar billen en net daarboven. Ze keek om en zag dat de verdachte boven op haar lag met zijn broek naar beneden en dat hij haar onderbroek naar beneden probeerde te trekken, om zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel te steken. Ze had een boxershort aan en een onderbroek daaronder. Verdachte trok haar boxershort en ondergoed opzij. Hij zat er tegen maar niet erin. Ze voelde dat zijn penis tegen haar vagina aan zat. Ze draaide zich om en zag dat verdachte zijn broek en ondergoed op zijn enkels had hangen. Zij schrok heel erg. Haar reflex was slaan en van zich afduwen. Ze probeerde de verdachte weg te duwen maar dat lukte niet. Zij heeft hem toen in paniek geslagen. Vervolgens is hij gestopt. Ze hadden toen een dikke ruzie. Zeer kort na haar terugkomst in Nederland, op 10 augustus 2018 in Eindhoven, heeft aangeefster reeds gemeld bij politieambtenaar [verbalisant] dat zij in China door verdachte was aangerand en dat hij had geprobeerd haar te verkrachten.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden om aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte heeft geprobeerd seksueel binnen te dringen in het lichaam van aangeefster [slachtoffer 1] , terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Dat de aangeefster sliep moet voor de verdachte kenbaar zijn geweest. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster daarover. Bij dat oordeel betrekt het hof de omstandigheid dat aangeefster eerder al aan de verdachte duidelijk had gemaakt dat zij geen seks met hem wilde.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] staat niet op zichzelf, maar wordt afdoende ondersteund door ander bewijs, te weten de verklaring van de verdachte zelf en de verklaring van haar moeder, de getuige [moeder] , zoals die hiervoor bij de bewijsmiddelen zijn weergegeven.
De verdachte heeft bij de politie over dit voorval verklaard dat, toen aangeefster en hij bij zijn opa en oma waren, zij samen in een bed lagen, dat hij haar toen heeft aangeraakt, dat aangeefster kleding droeg op het moment dat zij samen in bed lagen en dat, toen hij haar aanraakte, aangeefster hem sloeg en dat er daarna ruzie was.
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij in de tenlastegelegde periode contact heeft gehad met aangeefster, waaruit blijkt dat het niet goed met haar ging. Aangeefster heeft haar moeder daarover via Facebook messenger berichten gestuurd, welke berichten onderdeel uitmaken van de verklaring van de moeder bij de politie. Aangeefster heeft haar moeder verteld dat de verdachte toen zij sliep naakt op haar lag en dat zij hem toen heeft geslagen. Weliswaar betreft dit laatste een de-auditu verklaring, echter wel een die naar het oordeel van het hof ondersteuning oplevert voor de verklaring van aangeefster.
Dat de moeder van aangeefster niet meer weet of aangeefster haar destijds ook heeft gebeld doet niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en haar moeder. Tussen het moment dat het tenlastegelegde zich afspeelde in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 enerzijds en het doen van aangifte op 30 april 2019 en het horen van de moeder door de politie op 23 mei 2019 anderzijds is de nodige tijd verstreken. Uit de gegevens die door de politie zijn verwerkt in de verklaring van de moeder van aangeefster blijkt dat er in elk geval op 4 juli 2018 en 8 juli 2018 via Facebook Messenger contact is geweest tussen aangeefster [slachtoffer 1] en haar moeder en dat er op 8 juli 2018 om 4.29 uur een gemiste oproep van aangeefster aan haar moeder is geweest. Aangeefster heeft in een chat op 4 juli 2018 aan haar moeder gemeld: “die gast is echt ziek gewoon man. Ik wil hier weg. Pff. Die is zo obsessed.” Anders dan de raadsman, ziet het hof daarin een bevestiging dat de verdachte aangeefster op een ongewenste wijze seksueel heeft benaderd.
Het verweer wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 5
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof vast dat de verdachte in de periode van 29 juni 2018 tot en met 9 juli 2018 te Shanghai meerdere malen op seksueel getinte wijze aan de billen en borsten van aangeefster [slachtoffer 1] heeft gezeten. Aangeefster heeft daarover bij de politie verklaard en heeft daarbij verklaard dat ze een paar keer heeft aangegeven dat verdachte dat niet moest doen en dat ze hem vroeg daarmee te stoppen. Voorts heeft aangeefster verklaard dat ze tegen de verdachte voor vertrek naar China heeft gezegd dat ze geen gevoelens voor hem had en dat de verdachte toen tegen haar heeft gezegd dat ze als vrienden op reis gingen en er verder niets tussen hen zou gebeuren.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte.
De verdachte erkent dat hij aangeefster in Shanghai meerdere keren op de billen heeft geslagen en dat zij aangaf dat zij dat niet wilde. De verdachte heeft voorts in hoger beroep verklaard dat hij aangeefster niet heeft gevraagd of zij het goed vond dat hij haar op de billen sloeg.
Voorts overweegt het hof dat de verdachte weliswaar niet heeft verklaard dat hij in Shanghai ook de borsten van aangeefster [slachtoffer 1] heeft betast, maar het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster daarover. Haar verklaring vindt op specifieke punten bevestiging in het overige bewijsmateriaal, waaronder de erkenning van de verdachte dat hij met haar in Shanghai was en daar meermalen aan haar billen heeft gezeten.
Ten aanzien van het onvrijwillige karakter van het ondergaan van de seksueel getinte handelingen van de verdachte overweegt het hof als volgt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de dwang in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht van dien aard moet zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Of dat het geval is laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Van dwang tot het dulden van seksuele handelingen kan ook sprake kan zijn als de betrokkene zich door het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte daartegen niet heeft kunnen verzetten.
Gelet op het onverhoedse karakter waarmee de verdachte telkens de borsten en billen van aangeefster [slachtoffer 1] heeft betast, in combinatie met het niet bestaan van enige liefdesrelatie tussen beiden, waarmee verdachte bekend was, is naar het oordeel van het hof sprake van dwingen zoals vermeld in de tenlastelegging in de zaak met parketnummer
01-865094-19 onder 5.
Het verweer wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 6
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof vast dat de verdachte op 27 maart 2018 te Eindhoven onverhoeds de bil(len) en een bovenbeen van aangeefster [slachtoffer 2] op een seksueel getinte manier heeft aangeraakt. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij aangeefster [slachtoffer 2] op de [school] heeft aangeraakt voor de lift en in de lift en dat hij in de lift haar dijbeen heeft aangeraakt.
Aan de verklaring van de verdachte dat hij aangeefster per ongeluk heeft aangeraakt hecht het hof geen geloof. Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat iemand voor de lift haar bil(len) aanraakte, dat zij aanvankelijk dacht dat dat per ongeluk was maar dat zij kort daarna voelde dat zij op dat deel van haar lichaam ook in de lift werd aangeraakt, dat zij voelde dat een hand haar bovenbeen streelde en vanuit haar bovenbeen naar de binnenkant van het bovenbeen ging en toen zij zich vervolgens omdraaide een jongen achter haar (naar later bleek de verdachte) “creepy” naar haar aan het lachen was. De handelingen zoals die worden beschreven door aangeefster [slachtoffer 2] hebben onmiskenbaar een doelbewust en ontuchtig karakter.
Aangeefster [slachtoffer 2] is op verzoek van de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gehoord en heeft bij die gelegenheid haar bij de politie afgelegde verklaring onder ede bevestigd. De verklaring zoals die door de aangeefster is afgelegd is gedetailleerd en naar de bevindingen van het hof authentiek. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. Dat de aangifte pas in een later stadium op verzoek van de politie is gedaan kan daaraan niet afdoen. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de aangeefster naar aanleiding van dit incident direct een klacht tegen de verdachte heeft ingediend bij [school] en dat die klacht zeer serieus is genomen door de school.
Dat de aangeefster eerst aangifte heeft gedaan, nadat zij door de politie is benaderd brengt het hof niet tot een ander oordeel. Zoals uit de bewijsmiddelen volgt heeft aangeefster gelijk op school melding gemaakt van het voorval. Voorts heeft aangeefster ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij het contact met de politie als fijn en open heeft ervaren, dat zij zo eerlijk mogelijk haar verhaal heeft kunnen vertellen, echt haar verhaal mocht vertellen en dat de politie haar geen woorden in de mond heeft gelegd.
Gelet op het onverhoedse karakter waarmee de verdachte aan de bil(len) en het bovenbeen van aangeefster [slachtoffer 2] heeft gezeten, is naar het oordeel van het hof sprake van dwingen zoals vermeld in de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 6.
Het verweer wordt verworpen.
Zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof vast dat de verdachte op 20 december 2017 te Arnhem onverhoeds de bil(len) en borst van aangeefster [slachtoffer 3] op een seksueel getinte manier heeft aangeraakt.
Het hof constateert dat de verklaring die aangeefster [slachtoffer 3] op 23 januari 2018 bij de politie heeft afgelegd, nadat zij zeer kort na het voorval er al melding van had gemaakt bij de politie, weliswaar op detailniveau verschillen bevat ten opzichte van haar verklaring bij de rechter-commissaris op 16 januari 2020, maar in de kern is zij tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris gebleven bij haar aangifte d.d. 23 januari 2018. Tussen het doen van aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris zijn bovendien bijna 2 jaren verstreken, hetgeen maakt dat de herinneringen tijdens het afleggen van de laatstgenoemde verklaring minder scherp geweest zullen zijn.
Daarnaast sluit het hof niet uit dat [slachtoffer 3] tijdens het doen van aangifte – ten gevolge van de nog verse emoties en/of gevoelens van schaamte – de situatie rondom het tonen van het mes als zeer bedreigend heeft beschreven en daar later door het tijdsverloop een andere herinnering aan heeft. Evenals de rechtbank acht het hof dat onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen. Dat maakt echter niet dat de gehele verklaring van de minderjarige, toen net 16 jaar oud geworden aangeefster volledig onbetrouwbaar zou zijn. Voor het plegen van de ontuchtige handelingen bevat het dossier voldoende steunbewijs. Allereest is er de verklaring van de verdachte d.d. 6 februari 2018, waarin hij bevestigt dat hij aangeefster kent van een [muziek] , dat zij elkaar in Arnhem hebben getroffen, dat zij naar Jamin en de bibliotheek zijn geweest, dat zij samen liepen en dat hij een arm om haar schouder en haar zij heeft geslagen en dat aangeefster [slachtoffer 3] in de bibliotheek zei dat ze naar de wc moest en niet meer terugkwam. Ook vindt haar verklaring bevestiging in het bericht dat zij vlak na het incident over de verdachte heeft geplaatst in de chatgroep van [muziek] (dossierpagina 66) en de app-berichten tussen haar en [naam] , waaruit duidelijk blijkt dat er met de verdachte iets naars is voorgevallen, dat [naam] haar toen heeft geholpen en dat zij aangifte gaat doen. Verder wordt de aangifte van [slachtoffer 3] ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2018 van verbalisant [verbalisant] , waaruit blijkt de verdachte in januari 2018 op het politiebureau al pratende aangaf dat er ongeveer 2 weken geleden in de Jamin in Arnhem een incident was geweest waarbij hij kennelijk een meisje van 16 jaar betast zou hebben.
Het hof heeft geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] te twijfelen, acht deze gedetailleerd, consistent en betrouwbaar, en bezigt deze voor het bewijs. Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer 3] heeft aangevoerd acht het hof ondergeschikt en brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Ook ten aanzien van dit feit geldt dat, gelet op het onverhoedse karakter waarmee de verdachte aan de billen en de borst van aangeefster [slachtoffer 3] heeft gezeten, naar het oordeel van het hof sprake is van dwingen zoals vermeld in de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2.
Gelet op dit onverhoedse karakter leidt de omstandigheid dat aangeefster [slachtoffer 3] op het moment dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden niet onmiddellijk uitdrukkelijk, op verbale wijze kenbaar maakte dat zij die door de verdachte gepleegde handelingen niet wilde, niet tot een andere uitkomst. Bovendien heeft aangeefster verklaard dat zij wel kenbaar heeft gemaakt dat zij niet wilde dat de verdachte haar zo aanraakte, door boos naar hem, verdachte, te kijken en afstand tot hem te creëren.
Voor zover door de raadsman naar voren is gebracht dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 3] niet met een seksuele intentie heeft aangeraakt vindt dat zijn weerlegging in de aard van de betastingen.
Voor zover door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte vanuit zijn stoornis niet snel door heeft dat de houding van aangeefster is veranderd overweegt het hof dat het ook voor de verdachte duidelijk moet zijn dat het betasten van de billen en de borst ontuchtige handelingen zijn en dat hij uit het afwijzend gedrag van aangeefster moet hebben begrepen dat zij daar niet van gediend was.
Het verweer wordt verworpen.
Slotoverwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten geldt dat er niet uitsluitend sprake is van één getuige, maar er voorts telkens voldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Gebruikmaking van schakelbewijs is dan ook niet nodig.
In zijn algemeenheid overweegt het hof dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een aantal opvallende overeenkomsten en/of gelijkenissen, te weten:
  • het onverhoeds betasten van bil(len) bij alle drie de aangeefsters;
  • het onverhoeds betasten van de borst(en) van de aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ;
  • het afspreken als gewone vrienden (aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ) en dan (zeer) korte daarna overgaan tot de ongewenste seksuele gedragingen;
  • het benaderen van alle drie de aangeefsters na de voorvallen;
  • het (willen) aanbieden van excuses aan de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
  • het ‘zwart (willen) maken’ van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] na het bewezenverklaarde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 (subsidiair) bewezenverklaarde levert op:
poging tot met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 6 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is de inhoud van de verdachte betreffende rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 8 februari 2020, zoals dat is opgemaakt door [naam] , klinisch psycholoog, aan de orde gekomen. Dit Pro Justitia rapport houdt onder meer in dat er voldoende aanwijzingen zijn dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis (ASS), die van invloed is geweest op het tenlastegelegde. De verdachte heeft daardoor moeite met het interpreteren van sociale signalen en zijn rigiditeit, stemt zijn eigen seksuele behoeftes inadequaat af op die van de ander en houdt te weinig oog voor het emotionele welbevinden van de ander. Op basis van de geconstateerde ASS problematiek adviseert de psycholoog om het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het hof volgt in zoverre de conclusies en het advies van de deskundige en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem in het geval van een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat het inmiddels gaat om oudere feiten, alsmede dat de feiten bij iemand als de verdachte, die geen strafrechtelijk relevante documentatie heeft, niet dusdanig ernstig zijn dat alleen met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. In de periode dat de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevond heeft hij zich niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig gemaakt. Ten onrechte heeft de reclassering daar geen aandacht aan besteed in haar rapporten over de verdachte. Tot slot heeft de raadsman het hof verzocht bij de straftoemeting er rekening mee te houden dat de verdachte gedurende 4 maanden klinisch opgenomen is geweest, in welke periode hij van zijn vrijheid was beroofd, en voorts met de omstandigheid dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde overweegt het hof, evenals de rechtbank, dat de verdachte zich in de periode gelegen tussen 20 december 2017 en 9 juli 2018 heeft schuldig gemaakt aan een viertal zedendelicten jegens drie slachtoffers. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit en onder welke omstandigheden ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Hij heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat daarvan ook in de onderhavige strafzaak sprake is.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] , het slachtoffer van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde, betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting dat zij zich destijds in een extra benaderde situatie heeft bevonden, omdat zij met de verdachte in China verbleef en daar door de taalbarrière niet met anderen kon communiceren. Een en ander heeft bij haar tot een dusdanige paniek geleid dat zij zelfs een keer in China de snelweg op is gelopen, toen er een vrachtwagen aankwam.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] , het slachtoffer van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 6 bewezenverklaarde, betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting dat zij zich veilig waande op school en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de situatie.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] , het slachtoffer van het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde, betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting dat zij op de pleegdatum net 16 jaar oud was en dat zij gelet op haar minderjarigheid kwetsbaarder was. De verdachte was op dat moment 24 jaar oud en had gelet op het leeftijdsverschil overwicht.
Deze omstandigheden hebben de verdachte er echter niet van weerhouden de grenzen van het toelaatbare in verregaande mate te overschrijden.
Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, te meer omdat hij de indruk wekt zich niets gelegen te laten liggen aan de gevolgen die zijn handelen bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 april 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten. Tevens heeft het hof in het kader van de straftoemeting acht geslagen op de hierboven reeds aangehaalde rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 8 februari 2020, opgemaakt door drs. [naam] , klinisch psycholoog, waaruit volgt dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend en dat op grond van de risicotaxatie-instrumenten sprake is van een hoog recidiverisico. Daarbij is door de gedragsdeskundige opgemerkt dat de verdachte reeds langere tijd ambulante contacten had met een seksuoloog en een verpleegkundig specialist hetgeen onvoldoende tegenwicht heeft geboden. De verdachte blijft contactbehoeftig en zal contacten met jonge vrouwen opnieuw zoeken, waarbij de kans aanwezig blijft dat hij contact snel seksualiseert, aldus drs. [naam] .
Voorts heeft het hof kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 17 februari 2020 en het advies aan opdrachtgever tot voortijdige negatieve beëindiging toezicht d.d. 28 mei 2021. Uit laatstgenoemd advies blijkt dat de verdachte in februari 2021 is geplaatst bij FPA De Boog te Warnsveld in het kader van een klinische opname, hetgeen niet goed is verlopen. De reclassering meldt dat er veel strijd was tussen de verdachte en het behandelteam. De verdachte committeerde zich niet aan de regels en afspraken van de afdeling, liet zich niet aanspreken op zijn gedrag en weigerde om aansturing op te volgen. De verdachte is blijkens het reclasseringsverslag niet gemotiveerd voor enige gedragsverandering en sturing om risico’s te beperken, waardoor een behandeling niet van de grond komt. Het risico op recidive en onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering hoog ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor gedragsverandering en risicobeperking.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat gelet op al het voorgaande en in het bijzonder de ernst van het bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht het opleggen van een gevangenisstraf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet op het negatieve verloop van het traject ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden en de omstandigheid dat er na het door de rechtbank op 6 maart 2020 gewezen vonnis nog een wijziging van (een) bijzondere voorwaarde(n) door de rechtbank heeft plaatsgevonden in december 2020, ziet het hof geen ruimte voor de hernieuwing van een dergelijke traject door het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Het bovenstaande afwegend zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof acht geen termen aanwezig om in de duur van deze gevangenisstaf de tijd die de verdachte in het kader van een klinische behandeling intramuraal heeft doorgebracht te verdisconteren of op andere wijze in aftrek te brengen.
Verzoek tot opheffing bevel voorlopige hechtenis
Door de raadsman is ter terechtzitting van het hof op 21 juni 2021 een verzoek ingediend tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis, mocht het hof niet tot een bewezenverklaring komen. De raadsman heeft daaraan toegevoegd dat de verdachte zich weer in voorarrest bevond, omdat de verdachte zich niet zou hebben gehouden aan de dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden en dat de behandeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling op 22 juni 2021 zou plaatsvinden door de rechtbank Oost-Brabant.
Het hof overweegt als volgt
Gelet op de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht ook overigens geen termen aanwezig om het bevel voorlopige hechtenis,
voor zover na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting door het hof nog aanwezig, op te heffen. De gronden die tot het laatst verleende bevel tot (verlenging van) de gevangenhouding hebben geleid zijn nog onverkort aanwezig. Het verzoek tot opheffing wordt afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer
01-865094-19 onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden van het geval, alsmede rekening houdend met de in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, acht het hof in deze zaak een vergoeding ter zake van immateriële schade ter hoogte van € 2.500,00 zoals gevorderd billijk.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 2.500,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 9 juli 2018, de laatste dag van de pleegperiode, tot aan de dag van volledige betaling.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel t.b.v. [slachtoffer 1]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 2.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade ter hoogte van € 4.325,00, bestaande uit € 325,00 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft zij haar vordering wat betreft de immateriële schade verminderd tot een bedrag van € 1.200,00 en haar vordering wat betreft de materiële schade aan haar GSM en zonnebril ter hoogte van
€ 325,00 gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden van het geval, alsmede rekening houdend met de in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, acht het hof in deze zaak een vergoeding ter zake van immateriële schade ter hoogte van € 500,00 billijk.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 500,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 december 2017 tot aan de dag van volledige betaling.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige gedeelte in haar vordering niet worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel t.b.v. [slachtoffer 3]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 7, 36f, 45, 57, 63, 243 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 1, 2, 3, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer
01-860095-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-865094-19 onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 9 juli 2018.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860095-18 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 december 2017.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 19 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost- Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden (OB) met registratienummer PL2100-2018158963, gesloten op 25 augustus 2019 en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant] , brigadier, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-194.
2.Dossierpagina’s 4, 5, 9 en 10.
3.Dossierpagina’s 29-40.
4.Dossierpagina’s 41-45.
5.Dossierpagina’s 52-56.
6.Dossierpagina’s 50-51.
7.Dossierpagina’s 181-188.
8.Dossierpagina’s 189-194.
9.Pagina 6 en 7 van het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 februari 2020.
10.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost- Brabant, Dienst Regionale Recherche - Zeden met proces-verbaalnummer PL2100-2017205441, gesloten op 13 februari 2018 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-234.
11.Dossierpagina’s 55-62.
12.Dossierpagina’s 52-53.
13.Dossierpagina 112 en de daarbij gevoegde bijlagen, dossierpagina’s 123-216.
14.Dossierpagina 66.
15.Dossierpagina 71.
16.Dossierpagina’s 100-106.
17.Dossierpagina’s 111.
18.Dossierpagina’s 217, 221-224.