ECLI:NL:GHSHE:2021:2409

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-003677-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van diefstal van elektrische fiets met oplader

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een elektrische fiets en oplader, gepleegd op 19 mei 2019. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij was geheel toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de elektrische fiets en oplader had weggenomen door middel van verbreking. De verdachte had toegang tot de fietsenberging verkregen met een tag die aan zijn woning was gekoppeld. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor de stelling van de verdediging dat een 'clonetag' was gebruikt. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 699,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003677-19
Uitspraak : 2 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 november 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-141769-19 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De meervoudige strafkamer van de rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij [aangever] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2019 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2019 te [plaats] een elektrische fiets (inclusief oplader), merk B'Twin, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektrische fiets en/of oplader onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2019 te [plaats] een elektrische fiets (inclusief oplader), merk B'Twin, die
toebehoorde aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektrische fiets en oplader onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsman is gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte degene is geweest die de elektrische fiets met oplader heeft weggenomen. Dat de voor de toegang tot de fietsenstalling gebruikte tag van het adres van de verdachte en zijn moeder afkomstig is en dat na het bekijken van de camerabeelden op basis van het signalement niet kan worden uitgesloten dat de verdachte zich met de tag toegang tot de fietsenstalling heeft verschaft, maakt volgens de raadsman niet, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die de elektrische fiets met oplader heeft weggenomen. Er zou bijvoorbeeld gebruik gemaakt kunnen zijn van een ‘clonetag’, aldus de raadsman.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende:
[aangever] heeft aangifte gedaan van het wegnemen van zijn elektrische fiets van het merk B’Twin en oplader op 19 mei 2019 uit de fietsenberging aan het [locatie] te [plaats] . De fietsenberging is alleen met een tag toegankelijk. Aangever heeft verklaard dat hij op 18 mei 2019 zijn elektrische fiets met een hang-/kettingslot in de fietsenberging op slot heeft gezet en dat op 20 mei 2019 zijn fiets met het slot en de oplader waren weggenomen. Aangever heeft bij de huismeester [naam] de camerabeelden opgevraagd.
[verbalisant] heeft deze camerabeelden bekeken. [verbalisant] heeft gerelateerd dat op de camerabeelden de toegangsdeur van de fietsenberging te zien is met links daarnaast een klein kastje. Wanneer een bepaalde tag voor dit kleine kastje wordt gepresenteerd, opent de toegangsdeur naar buiten. Voorts heeft [verbalisant] gerelateerd dat op 19 mei 2019, om 04.30.29 uur, een persoon, zijnde een man, een klein voorwerp voor het kastje naast de deur houdt, de toegangsdeur opent en de fietsenberging betreedt. Om 04.40.02 uur opent de toegangsdeur wederom en rijdt dezelfde persoon zittend op een fiets naar buiten. Aangever heeft zijn fiets op de camerabeelden herkend.
Voorts heeft de huismeester [naam] de gegevens van 19 mei 2019 opgevraagd bij [bedrijf] , het bedrijf dat de registratie van de tags beheert, en heeft deze gegevens aan [verbalisant] overhandigd. [verbalisant] heeft geconstateerd dat op 19 mei 2019 om 04.30 uur aan de fietsenberging toegang werd verleend aan de gebruiker met [sleutelnummer] en dat deze tag is uitgegeven aan de bewoners van [adres] te [plaats] . Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat op [adres] in [plaats] de verdachte en zijn moeder staan ingeschreven. Daarnaast heeft [naam] verklaard dat ieder huishouden twee tags heeft.
De verdachte heeft op 13 juni 2019 bij de politie verklaard dat hij bij zijn moeder op het adres [adres] te [plaats] woont, zijn moeder een tag aan haar sleutelbos heeft hangen, die bij haar is, en hij geen tag heeft. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 28 oktober 2019 heeft de verdachte aan zijn verklaring toegevoegd dat hij niets van de diefstal af weet en dat zijn moeder de diefstal zeker niet heeft gepleegd. Er zijn wel mensen op bezoek geweest in die periode, dus het kan zo zijn dat iemand anders een tag heeft gepakt, aldus de verdachte. Dit laatste heeft de verdachte herhaald ter terechtzitting in hoger beroep.
De moeder van de verdachte heeft verklaard dat zij een tag aan haar sleutelbos heeft zitten en dat zij nooit in de fietsenberging komt. Uiteindelijk heeft de moeder van de verdachte op 18 juni 2019 de twee tags, waaronder de tag met [sleutelnummer] , ingeleverd. Ze heeft daarbij aangegeven dat ze de tags niet meer nodig had, aangezien ze op de begane grond woont en op die manier binnen en buiten kan komen.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de elektrische fiets en oplader heeft weggenomen.
Het hof overweegt in dat kader dat het vaststaat dat de tag die bij de diefstal is gebruikt afkomstig is uit de woning op het adres [adres] te [plaats] . De verdachte woonde ten tijde van het tenlastegelegde met zijn moeder op dit adres en was daarmee de enige mannelijke bewoner. Het staat vast dat de moeder van de verdachte niet degene is geweest die de tag heeft gebruikt nu ze dat zelf heeft ontkend en de verdachte heeft verklaard dat zijn moeder er niets mee te maken had. Daarnaast heeft de verdachte weliswaar verklaard dat anderen de tag gepakt zouden kunnen hebben en heeft de raadsman bepleit dat er wellicht gebruik is gemaakt van een ‘clonetag’, maar het dossier bevat hiervoor geen enkel aanknopingspunt. Voorts heeft de moeder van de verdachte op 18 juni 2019 twee tags ingeleverd, waaronder de tag waarmee de toegangsdeur is geopend om de fiets weg nemen, wat betekent dat de tag daadwerkelijk afkomstig was uit de woning van de verdachte. Het hof overweegt dat nu de tag afkomstig is uit de woning waar de verdachte verblijft, de verdachte degene is geweest die de tag heeft gebruikt en de verdachte door middel van het gebruik van de tag de fietsenberging heeft geopend en de elektrische fiets en oplader heeft weggenomen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
II
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komend in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets en oplader door met een tag de fietsenberging binnen te gaan en het slot van de fiets te verbreken. Fietsendiefstallen veroorzaken hinder en brengen schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen dan wel hun verzekeraars. De verdachte heeft er, door aldus te handelen, blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 mei 2021, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. De politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de verdachte bij vonnis van 19 september 2018 (02-700173-18) ter zake van een diefstal door middel van braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de verdachte bij vonnis van 23 april 2015 (02-700002-15) ter zake diefstal uit een woning veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Ook daarvoor, bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 maart 2014 en bij vonnis van de politierechter Middelburg van 25 juli 2012 is de verdachte ter zake van meerdere vermogensdelicten veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen.
Voorts heeft het hof bij de strafoplegging gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu blijkens voormeld uittreksel dat artikel toepassing vindt, te weten vanwege een recente veroordeling door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 23 juni 2020 tot 6 maanden gevangenisstraf inzake twee diefstallen.
Tot slot heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof met de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 699,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2019.
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot € 699,00 aan materiële schade. De gevorderde wettelijke rente is, gelet op de bewezenverklaring, toewijsbaar vanaf 19 mei 2019. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [aangever] is toegebracht tot een bedrag van € 699,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 699,00 (zeshonderdnegenennegentig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 699,00 (zeshonderdnegenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 mei 2019.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 2 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl en mr. C.E.C.N. Schlüter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.