ECLI:NL:GHSHE:2021:2391

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
200.285.701_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling informatieregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoek van de vader om een informatieregeling vast te stellen met betrekking tot zijn minderjarige kind, geboren in 2006 in Ethiopië. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzocht de moeder om hem op de hoogte te houden van belangrijke ontwikkelingen rondom de minderjarige. De moeder verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat het belang van de minderjarige voorop staat, waarbij zij aanvoerde dat de minderjarige niet wil dat de vader zich mengt in zijn leven en dat het verstrekken van informatie schadelijk zou zijn voor zijn ontwikkeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2021 heeft het hof de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, de moeder, de stiefvader en de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, met de argumentatie dat de minderjarige rust en veiligheid nodig heeft, gezien zijn ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette. Het hof heeft overwogen dat de vader zijn verzoek niet kan onderbouwen met voldoende gronden en dat het belang van de minderjarige prevaleert boven het informatierecht van de vader. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de vader werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de emotionele en psychologische gezondheid van de minderjarige en de noodzaak om zijn wensen en behoeften voorop te stellen in juridische procedures die zijn welzijn aangaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 juli 2021
Zaaknummer: 200.285.701/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/276163 / FA RK 20-1132
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.E. Kötter,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.A.M. Schutte.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Ethiopië).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 november 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat:
- primair: de moeder de vader informeert over de ontwikkelingen van [minderjarige] door de vader op de eerste dag van de maand een e-mail te sturen waarin de vader op de hoogte wordt gesteld omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] ;
- subsidiair: het hof een zodanige regeling omtrent de informatieplicht vaststelt als het hof juist acht;
- het gevraagde uitvoerbaar te verklaren onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de moeder in gebreke blijft tot het verzochte.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 januari 2021, heeft de moeder het hof verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans zijn verzoek als ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Kötter;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Schutte;
  • [de stiefvader] (de stiefvader);
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 21 mei 2021. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 18 augustus 2020;
  • een V-formulier met bijlage (deel van het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 22 november 2020;
  • een V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 1 juni 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 27 juli 2010 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is op 7 oktober 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Partijen hebben op [datum] 2007 geadopteerd:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Ethiopië).
3.3.
In het tussen partijen gesloten ouderschapsplan van 12 mei 2010, dat deel uitmaakt van voornoemde echtscheidingsbeschikking, zijn partijen een co-ouderschapsregeling overeengekomen, waarbij [minderjarige] de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijft. De co-ouderschapsregeling is na oktober 2011 niet meer uitgevoerd. De man en [minderjarige] hebben sinds 2012 geen contact meer.
3.4.
Bij beschikking van 11 december 2013 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan de moeder alleen toekomt. Daarnaast is de vader het recht op omgang met [minderjarige] voor onbepaalde tijd ontzegd.
3.5.
De moeder is in oktober 2018 gestopt met het sturen van informatie over [minderjarige] aan de vader.
3.6.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat lid 1 van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) in het belang van [minderjarige] buiten toepassing blijft. Het verzoek van de vader, kort gezegd, tot vaststelling van een informatieregeling, is afgewezen.
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
3.8.
De moeder voert aan dat uit het beroepschrift niet althans onvoldoende duidelijk blijkt op welke gronden de vader de bestreden beschikking onjuist acht, om welke reden de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.
3.9.
De vader meent dat hij wel ontvankelijk moet worden verklaard, omdat in het beroepschrift de gronden voor vernietiging voldoende duidelijk staan weergegeven. Dit blijkt ook uit de inhoudelijke reactie van de moeder op het beroepschrift.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 359 jo 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het stuk waarmee het hoger beroep wordt ingeleid de gronden (grieven) te bevatten. De gronden voor vernietiging moeten behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, maar hoeven niet uitdrukkelijk aangeduid te worden als grief.
Naar het oordeel van het hof zijn de grieven voldoende duidelijk naar voren gebracht. De vader heeft onder punt 15 en verder van zijn beroepschrift uiteengezet waarom hij zich met het oordeel van de rechtbank, dat hij daarvoor onder punt 13 en 14 heeft weergegeven, niet kan verenigen. Middels het kopje ‘standpunt en toelichting in hoger beroep’ heeft hij duidelijk gemaakt dat vanaf punt 15 zijn gronden voor vernietiging staan weergegeven. De moeder is (subsidiair) in haar verweerschrift op die gronden ingegaan.
Het hof zal de vader daarom ontvangen in zijn hoger beroep.
Verzoek tot vaststelling van een informatieregeling
3.11.
De vader voert in hoger beroep, kort samengevat, het volgende aan.
De vader wil weten hoe het met [minderjarige] gaat. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij bij de opvoeding van [minderjarige] betrokken blijft en dat de banden tussen [minderjarige] en hem niet (absoluut) worden verbroken. Ook de raad geeft in eerste aanleg aan dat het in beginsel van belang is dat, mocht er in de toekomst bij [minderjarige] vragen zijn, de vader kan aansluiten bij [minderjarige] en weet wat er speelt. Voor het feitelijk uiteengaan van partijen is de relatie tussen de vader en [minderjarige] zeer goed geweest. Niet uitgesloten kan en dient te worden dat zij in de toekomst wel contact en omgang zullen hebben. De vader zet vraagtekens bij de totstandkoming van de huidige visie van [minderjarige] . Er is geen reden voor de angst die [minderjarige] voor hem heeft. De vader heeft geen direct contact met hem gezocht. De angst dat het verstrekken van informatie aan de vader voor de vader aanleiding zal zijn tot het nemen van stappen jegens derden (hulpverlening, school, etc), is ook onterecht. De verzochte informatieverstrekking zou via de raadslieden kunnen plaatsvinden en kan zo worden ingericht dat er geen namen van hulpverlening, docenten of andere derden worden genoemd.
3.12.
De moeder voert in hoger beroep, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het belang van [minderjarige] dient te prevaleren boven het belang van de vader en zijn verzoek tot het effectueren van zijn informatierecht.
[minderjarige] wil niet dat de vader zich mengt in zijn leven en dat informatie over hem aan de vader wordt verstrekt. Dat is ook niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette. De klachten die hij daardoor ervaart zijn fors en hebben een grote impact op zijn dagelijkse leven en ontwikkeling. [minderjarige] ervaart alleen al door de kennis die hij van voorliggend verzoek heeft stress, hetgeen leidt tot extra lichamelijke klachten in de vorm van tics bij hem. Dit staat een ongestoorde behandeling van zijn angsten in de weg en daarmee ook zijn lichamelijke ontwikkeling. [minderjarige] moet zich onbezorgd en veilig kunnen voelen. Dat is voor hem essentieel. Toewijzing van het verzoek van de vader zou [minderjarige] schaden. Als [minderjarige] in de toekomst contact met de vader zou willen om vragen te stellen, dan kan dat.
Wat betreft de angst dat de vader stappen zal zetten jegens derden na het verstrekken van informatie, voert de moeder aan dat de vader die contacten eerder aantoonbaar heeft gelegd richting scholen en hulpverlening van [minderjarige] . De vader zal ontvangen informatie gebruiken om daarmee het leven van [minderjarige] te beïnvloeden. De man heeft bovendien een strafrechtelijk verleden dat zorgen baart en een complexe persoonlijkheid.
Namens de moeder, ook in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , en de stiefvader is een verzoek tot partneradoptie van [minderjarige] ingediend, althans een verzoek tot herroeping van de adoptie door de vader. Als dat verzoek wordt toegewezen, is de huidige procedure niet meer relevant.
3.13.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen en onderbouwt dit als volgt. [minderjarige] heeft recht om te weten wie hem heeft geadopteerd, maar verder dient [minderjarige] nu rust gegund te worden. [minderjarige] ervaart als gevolg van het syndroom van Gilles de la Tourette lichamelijke klachten. Als gevolg van stress heeft hij extra lichamelijke klachten. Het gunnen van rust geeft [minderjarige] nu veiligheid en dat is in zijn belang.
3.14.
Het hof overweegt als volgt.
3.14.1.
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent
gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechter, indien het belang van het kind zulks
vereist zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
3.14.2.
Naar het oordeel van het hof vereist het belang van [minderjarige] dat een informatieplicht voor de moeder achterwege blijft. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de weerstand die [minderjarige] heeft tegen contact met de vader en verstrekking van informatie aan hem én het belang van [minderjarige] dat voor zijn gezondheid en ontwikkeling rust ontstaat. Gebleken is dat [minderjarige] een vrij ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette heeft en veel last heeft van angsten en dwangmatigheden. De stress die voorliggend verzoek voor hem meebrengt verergeren zijn klachten. Zowel de moeder en de stiefvader als de raad geven te kennen dat [minderjarige] rust gegund moet worden en dat de door de vader verzochte informatieplicht daarbij niet passend en niet in het belang van [minderjarige] is.
De vader heeft ter mondelinge behandeling – na een schorsing die plaatsvond nadat zowel het advies van de raad als de mening van [minderjarige] in hoger beroep duidelijk waren – begrip getoond voor de moeilijke situatie van [minderjarige] en diens standpunt. In het belang van [minderjarige] legt de vader zich daarbij neer. Daarbij heeft de vader te kennen gegeven dat mocht [minderjarige] in de toekomst contact met hem zoeken, de deur voor [minderjarige] openstaat en hij vragen van [minderjarige] zal beantwoorden. Als het hof de bestreden beschikking bekrachtigt, dan zal de vader dat respecteren.
Het hof maakt hieruit op dat ook de vader het belang van [minderjarige] wenst te laten prevaleren boven het belang van de vader bij een informatieregeling.
3.15.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.P. de Beij en A.J.F. Manders en is op 29 juli 2021 uitgesproken door mr. E.A.M. Scheij in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.