Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de minderjarige onder toezicht had gesteld voor de duur van twaalf maanden. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde had en enkel stress opleverde voor zowel haar als de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) verzochten om de ondertoezichtstelling in stand te houden, omdat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig was. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de moeder en de minderjarige in een onveilige situatie verkeerden, wat hun ontwikkeling ernstig bedreigde. Het hof oordeelde dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet konden worden behaald, omdat er geen andere woonruimte beschikbaar was voor de moeder en de minderjarige. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was en vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de ondertoezichtstelling van de minderjarige vanaf dat moment. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd voor de periode tot heden, maar het verzoek tot ondertoezichtstelling werd afgewezen.