ECLI:NL:GHSHE:2021:2383

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
200.292.533_01 en 200.292.537_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige bekrachtiging van beslissingen over gezagsbeëindigende maatregel en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsbeëindiging van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2019. De moeder, die blind is en een verstandelijke beperking heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissingen van de rechtbank Limburg van 17 maart 2021 en 1 maart 2021, waarin haar ouderlijk gezag werd beëindigd en de omgang met haar kind werd beperkt. De moeder verzocht om de eerdere beslissingen te vernietigen en haar gezag te herstellen, maar het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet voldoende in het belang van haar kind denkt en handelt, vooral gezien haar gedrag op sociale media en de gevolgen daarvan voor de omgangsregeling. De rechtbank had eerder besloten dat de omgang tussen de moeder en het kind beperkt moest worden tot één uur per zes weken, wat het hof heeft bekrachtigd. Het hof concludeert dat de beslissingen van de rechtbank noodzakelijk zijn in het belang van het kind en dat er geen nieuwe feiten zijn aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 juli 2021
Zaaknummers : 200.292.537/01 (gezag) 200.292.533/01 (omgang)
Zaaknummers 1e aanleg: C/03/284209/ FA RK 20-3974 (gezag) en
C/03/288253 / JE RK 21-216 (omgang)
in de zaak met nummer 200.292.537/01 (gezag) in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
en in de zaak met nummer 200.292.533/01 (omgang) in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • in beide zaken: Gezinshuis van [instelling] , gevestigd te [vestigingsplaats] .
  • in de gezagszaak: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de raad in de omgangsprocedure gekend.
Deze zaken gaan over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In het kort
De moeder is het met de volgende twee beslissingen van de rechtbank niet eens:
  • beëindiging van haar ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
  • bekrachtiging een schriftelijke aanwijzing waarin de omgang tussen haar en [minderjarige] is teruggebracht naar één uur per zes weken (voorheen: één uur per vier weken).
De moeder wil haar gezag houden over [minderjarige] en zij wil meer omgang met hem.

1.procedures in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van beide gedingen in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg van 17 maart 2021 (gezag) en 1 maart 2021 (omgang).

2.De procedures in hoger beroep

Gezag
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 31 maart 2021, heeft de moeder verzocht de beschikking van 17 maart 2021 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad tot beëindiging van haar ouderlijk gezag over [minderjarige] af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2021, heeft de GI verzocht de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het ingestelde beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Dit hoger beroep heeft zaaknummer 200.292.537.01
Omgang
2.4.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 31 maart 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking van 1 maart 2021 te vernietigen en alsnog als volgt te beschikken:
de schriftelijke aanwijzing van 12 januari 2021 vervallen te verklaren en het verzoek van de GI om deze te bekrachtigen, alsnog af te wijzen;
een bezoekregeling te bepalen waarbij de moeder en [minderjarige] eenmaal per vier weken voor de duur van één uur per week omgang hebben op neutraal terrein;
dan wel dat het hof een zodanige bezoekregeling tussen de moeder en [minderjarige] vaststelt die het hof juist acht.
2.5.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2021, heeft de GI verzocht de moeder in haar ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het ingestelde beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.6.
Dit hoger beroep heeft zaaknummer 200.292.533/01
2.7.
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 2 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door (waarnemend advocaat) mr. L.H.E.M. Berendse - De Gruijl;
  • de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en de heer [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • het echtpaar [gezinshuisouders] , gezinshuisouders van Gezinshuis van [instelling] .
2.8.1.
Het hof heeft ook kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 1 maart 2021 in de omgangszaak;
  • de stukken in de procedure bij de rechtbank in de omgangszaak, overgelegd door de advocaat van de moeder, ingekomen bij de griffie op 15 april 2021.
2.8.2.
De advocaat van de moeder heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een persoonlijk relaas (37 pagina’s) van de moeder van 16 mei 2021, getiteld “pleitnota”, overgelegd bij brief van 24 juni 2021. Het hof heeft bij de aanvang van de mondelinge behandeling beslist dat dit stuk niet aan het procesdossier wordt toegevoegd. Het relaas is een nadere uiteenzetting van het standpunt van de moeder. De moeder wordt in de procedure vertegenwoordigd door de advocaat en aan de advocaat is, naast het beroepschrift, geen toestemming gegeven voor een tweede schriftelijke toelichting op het beroepschrift. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de advocaat en de moeder in de gelegenheid gesteld het beroep nader toe te lichten. Tevens was de advocaat in de gelegenheid een pleitnotitie over te leggen, waarvan geen gebruik is gemaakt. Het stuk is bij aanvang van de mondelinge behandeling teruggegeven aan de advocaat van de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de moeder is – voor zover hier van belang – geboren:
- [minderjarige] (hierna te noemen:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
De moeder was van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2.
[minderjarige] is kort na zijn geboorte, op 20 augustus 2019, onder toezicht gesteld van de GI en gelijktijdig uit huis geplaatst; aanvankelijk in een crisispleeggezin.
Sinds 16 januari 2019 verblijft hij in het perspectief biedende gezinshuis van [instelling] .
Bestreden beschikking rechtbank 17 maart 2021: Gezag
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de raad het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de GI tot voogd over hem benoemd.
Bestreden beschikking rechtbank 1 maart 2021: Omgang
3.4.1.
De GI heeft de moeder op 12 januari 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven (na een vooraankondiging op 7 januari 2021) waarin de volgende omgangsregeling is vastgesteld:
“U ziet [minderjarige] vanaf 3 februari 2021, 1 keer per zes weken gedurende 1 uur op neutraal terrein ( [instelling] ) onder begeleiding van Anacare en in aanwezigheid van de gezinshuisouder(s). Wanneer het u niet lukt u te houden aan deze aanwijzing en/of u te houden aan de aanwijzingen in de schriftelijke aanwijzing van 16 november 2020 ( naar het hof begrijpt) , zullen de bezoeken in frequentie naar 1x per 8 weken gaan.”
3.4.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 12 januari 2021 afgewezen en deze bekrachtigd. Verder heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij en [minderjarige] eenmaal per vier weken voor de duur van één uur per keer omgang met elkaar hebben op neutraal terrein, dan wel dat de rechtbank een zodanige bezoekregeling vaststelt die de rechtbank juist acht, afgewezen.
3.5.1.
De moeder kan zich met beide beslissingen niet volledig verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Het standpunt van de moeder luidt, kort samengevat, als volgt.
Gezag
De moeder is blind. Zij heeft een relatie met een man zonder visuele beperking. Zij willen gaan samenwonen en samen voor [minderjarige] zorgen. [minderjarige] is een vrolijk kind met een eigen wil. Vanwege zijn visuele beperking is Visio betrokken. [minderjarige] ziet meer dan eerst werd verwacht. Hij huilt minder en heeft minder last van reflux. Het eten gaat makkelijker, nu [minderjarige] zelf eten kan vasthouden en in zijn mond kan stoppen. Anacare ondersteunt de moeder en biedt genoeg veiligheid voor [minderjarige] bij de moeder thuis. De gezagsbeëindigende maatregel is niet noodzakelijk en niet proportioneel. De moeder geeft toestemming voor alle medische behandelingen. De moeder zou geen toestemming geven voor een bloedtransfusie. De moeder volgt hiermee haar geloof en zij heeft hierover een eigen mening. Dat is nog geen reden om haar gezag te beëindigen.
De moeder heeft geen kans gekregen om te laten zien dat zij zelf voor [minderjarige] kan zorgen. Ze wil meewerken aan een opname in een moeder-kindopvang. De bezoeken verlopen goed. De moeder heeft al een posthulp/thuishulp en zij kan een poetshulp krijgen. Dat is voldoende. De moeder wil geen verdere hulp als [minderjarige] bij haar thuis komt wonen; zij kan het alleen. Als het moet, zal de moeder wel hulp accepteren.
Omgang
De moeder begrijpt dat de bezoeken op neutraal terrein plaatsvinden, maar zij begrijpt niet waarom de bezoeken van eenmaal per vier weken zijn terugbracht naar eenmaal per zes weken. De moeder heeft haar ernstige haat- en dreigberichten op social media, verwijderd. De mening van de moeder is echter niet veranderd. Zij mag deze mening hebben, want Nederland is een vrij land. De moeder realiseert zich dat het niet handig van haar was zich zo uit te laten op internet. Zij deed dit omdat ze het moeilijk had met de uithuisplaatsing.
Nu de omgangsmomenten op een neutrale plaats ( [instelling] ) plaatsvinden, zal [minderjarige] minder heftig reageren op de bezoeken. Hierdoor zal niet alleen de moeder, maar ook [minderjarige] de omgangsmomenten als fijn ervaren. De moeder kan dan beter aansluiten bij de behoefte van [minderjarige] . De omgangsmomenten via de computer (videobellen) gaan best goed.
De moeder wil zich niet laten testen op Corona, weigert een mondkapje te dragen en zij wil zich ook niet laten vaccineren. Dat dit tot gevolg heeft dat zij [minderjarige] hierdoor al een lange tijd niet heeft gezien, vindt de moeder jammer, maar dit brengt haar niet op andere gedachten. Van Coronatesten is namelijk bewezen dat ze niet 100% betrouwbaar zijn.
3.5.2.
De GI heeft een verweerschrift ingediend. Het standpunt van de GI luidt, kort samengevat, als volgt.
Gezag
[minderjarige] heeft vanwege zijn beperkingen een zeer intensieve opvoed- en verzorgingsvraag. De gezinshuisouders zijn gespecialiseerd in kinderen met meervoudige beperkingen en oefenen zeer intensief met [minderjarige] . Hij heeft hierdoor grote stappen in zijn ontwikkeling gemaakt.
De moeder is volledig blind, heeft een verstandelijke beperking, een niet nader gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis en een getraumatiseerd verleden met ernstig seksueel misbruik waarbij er ook sprake is van hechtingsproblematiek. De moeder vindt het moeilijk om verbanden te leggen en oorzaak en gevolg te begrijpen. Zij is voor haar functioneren afhankelijk van derden. Anacare concludeert dat de moeder niet zelfstandig kan handelen, dat er tijdens het hele bezoek aan [minderjarige] een actieve aansturing nodig is, dat zij haar belang voor het belang van [minderjarige] stelt en dat zij niet sensitief en responsief reageert op [minderjarige] .
De moeder kan [minderjarige] niet de intensieve zorg bieden hij nodig heeft en dat kan ook niet door een zorgaanbieder worden overgenomen/geleverd in de thuissituatie van de moeder.
De moeder geeft niet voor alle medische handelingen toestemming. Onderzoeken bij [minderjarige] hebben hierdoor vertraging opgelopen.
Omgang
De moeder heeft de voormalige en huidige pleeg/gezinshuis-ouders herhaaldelijk bedreigd en persoonlijke informatie en beschuldigingen van pedofilie op social media geplaatst. Over de huidige gezinshuisouders heeft de moeder veelvuldig haatberichten over hun geaardheid gepost en ook dat hun dochter een pedofiel is. De moeder is hier direct na de uithuisplaatsing van [minderjarige] mee begonnen en is hier mee doorgaan, ook al heeft de GI haar in dit verband meerdere schriftelijke aanwijzingen gegeven.
De kinderarts heeft aangegeven dat nieuwe locaties voor [minderjarige] vanwege zijn slechtziendheid beangstigend zijn. [minderjarige] reageert op nieuwe situaties door veel te huilen. Vanwege zijn visuele beperking zal [minderjarige] juist heftiger reageren op bezoeken op een neutrale locatie. De moeder is tegen de Coronamaatregelen en daarom konden geplande bezoeken niet doorgaan; de moeder wil geen mondkapje dragen en wil zich voorafgaand aan een bezoek niet laten testen.
De GI staat er altijd voor open om met de moeder in gesprek te gaan en te kijken naar de mogelijkheden om de omgangsregeling met [minderjarige] weer fysiek te laten plaatsvinden. De GI heeft het uitgangspunt dat er ook na een gezagsbeëindigende maatregel fysiek contact tussen de moeder en [minderjarige] moet zijn.
3.5.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de beslissingen van de rechtbank in stand te laten. De moeder kampt met complexe problematiek. Het is voor haar te ingewikkeld om [minderjarige] op te voeden. Hij woont al lange tijd op een goede plek in het gezinshuis. De moeder heeft zelf problemen met hechting. Het is voor haar ingewikkeld om zich te hechten aan een kind als [minderjarige] , dat met zoveel kindeigen problematiek kampt. Het is sowieso al moeilijk voor [minderjarige] om een veilige hechtingsrelatie te ontwikkelen, nog los van de beperkingen van de moeder. Het is allemaal erg ingewikkeld; het kan simpelweg niet.
3.5.4.
De gezinshuisouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het goed gaat met [minderjarige] . Hij heeft veel medische zorg nodig en er zijn veel specialisten bij hem betrokken. De gezinshuisouders hebben een specifieke achtergrond en zijn gespecialiseerd in het werken met meervoudig beperkte kinderen. Sinds de moeder het gezag niet meer heeft, zijn de gezinshuisouders geruster dat [minderjarige] de juiste zorg krijgt. De MRI-scan is uitgesteld en pas uitgevoerd nadat het gezag van de moeder was beëindigd. De gezinshuisouders mochten van de moeder niet ingrijpen als [minderjarige] een ademhalingsdepressie had. Nu kunnen alle onderzoeken worden gedaan. Het beeldbellen gaat best goed. [minderjarige] houdt het een kwartiertje vol, soms langer. De gezinshuisouders staan open voor uitbreiding van de contacten met de moeder, mits [minderjarige] het ook aan kan. [minderjarige] heeft moeite met veranderingen, vindt nieuwe plekken en nieuwe mensen eng, vermoedelijk vanwege zijn slechtziendheid. [minderjarige] heeft de moeder al een tijd niet meer gezien. Als het contact wordt hervat, zal dit niet meer in de vertrouwde omgeving van het gezinshuis zijn, maar op een neutrale locatie. De gezinshuisouders verwachten dat het voor [minderjarige] lastig zal zijn om de moeder onder deze omstandigheden weer te gaan zien.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
Omgang
3.6.2.
De rechtbank heeft het criterium van 1:265f Burgerlijk Wetboek (BW) als uitgangspunt genomen. Dit is niet meer van toepassing, omdat de ondertoezichtstelling is komen te vervallen toen het gezag van de moeder werd beëindigd. Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW heeft de moeder, als ouder zonder gezag, recht op omgang met [minderjarige] .
Op basis van dat artikel stelt de rechter al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
3.6.3.
In beide beschikkingen heeft de rechtbank uitgebreid overwogen op welke gronden de rechtbank tot de onderhavige beslissingen is gekomen. Het hof is het eens met deze beslissingen en de motivering daarvan. Op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen waardering en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [minderjarige] moet worden beëindigd. Ook de schriftelijke aanwijzing van 12 januari 2021 zal worden bekrachtigd en het meer of anders verzochte worden afgewezen. In hoger beroep heeft de moeder geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het hof anders zou moeten beslissen.
3.6.4.
Het hof voegt hier nog aan toe dat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de moeder niet of niet voldoende in het belang van [minderjarige] denkt en handelt. Vanwege de veelvuldige bedreigingen en beledigingen van de moeder op social media aan het adres van de gezinshuisouders, is de omgang noodgedwongen verplaatst naar een neutrale locatie, omdat de gezinshuisouders zich thuis niet meer veilig voelden. Het idee van de moeder dat dit juist beter is voor [minderjarige] , terwijl [minderjarige] vanwege zijn beperkingen juist angstig is voor nieuwe situaties en locaties, illustreert dat de moeder niet in het belang van [minderjarige] denkt. Ook de omstandigheid dat de bedreigingen aan het adres van de gezinshuisouders niet alleen hun weerslag hebben op hen maar daarmee juist ook op [minderjarige] , lijkt niet tot de moeder door te dringen.
Ook lijkt moeder onvoldoende te beseffen dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij regelmatig fysiek contact heeft met zijn moeder op een vertrouwde plek, thuis bij zijn gezinshuisouders: dit is niet mogelijk vanwege de houding van de moeder. Zij houdt vast aan haar overtuiging omtrent de Coronamaatregelen (weigering test, weigering mondkapje, weigering vaccinatie), waardoor zij al geruime tijd geen fysiek contact meer met [minderjarige] heeft. Daarbij komt dat inmiddels de voor [minderjarige] noodzakelijke MRI-scan is uitgevoerd, die vanwege de houding van de moeder niet kon plaatsvinden. Bovendien kan er inmiddels, als gevolg van de gezagsbeëindiging, medisch worden ingegrepen indien er sprake is van een ademhalingsdepressie. Dit wordt op dit moment in het belang van [minderjarige] noodzakelijk geacht.
3.6.5.
Het hof is dan ook van oordeel dat de beslissingen van de rechtbank noodzakelijk in het belang van [minderjarige] zijn en daarom dienen te worden bekrachtigd.
3.6.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.292.537/01:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de zaak met nummer 200.292.533/01:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en A.J.F. Manders en is op 29 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.