Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7664134 \ CV EXPL 19-2334)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
conventie, samengevat,
- ontbinding van de huurovereenkomst van de woonruimte te [gemeente] aan de [adres 2] , dan wel [adres 1] ;
- veroordeling van [appellante] tot ontruiming van de woonruimte;
- veroordeling van [appellante] tot betaling van € 2.180,- aan achterstallige huur, vermeerderd met rente en een bedrag van € 545,- per maand aan huurpenningen na maart 2019 eveneens vermeerderd met rente;
- een verklaring voor recht dat [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld door het vervreemden van de zaken uit de tuinhuizen en dat zij aansprakelijk is voor de geleden schade ad € 2.500,-,
reconventie, samengevat:
- vergoeding van (im)materiële schade, op te maken bij staat;
- oplevering van de tweede studio aan [appellante] veilig voor bewoning, met een bouwkundig rapport, op verbeurte van een dwangsom;
- verlening aan [appellante] van vrij en ongestoord gebruik van de gehele benedenverdieping van het pand, op verbeurte van een dwangsom,
conventievastgesteld dat tussen partijen een huurrelatie bestond, dat [appellante] sinds december geen huur betaalde en dat zij op 2 april 2019 de woonruimte heeft ontruimd. De kantonrechter heeft het beroep van [appellante] op opschorting van de huurbetalingen en op schuldeisersverzuim aan de kant van [wettelijk vertegenwoordiger/moeder] afgewezen en geoordeeld dat [appellante] de huur, voor de studio, tot en met april 2019 dient te voldoen. De gevorderde verklaring voor recht over het vervreemden van een aantal zaken oordeelde de kantonrechter niet toewijsbaar. Voor het overige zijn de vorderingen van [wettelijk vertegenwoordiger/moeder] toegewezen. De vorderingen van [appellante] in
reconventieheeft de kantonrechter geheel afgewezen. [appellante] is veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.