De vader voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld ter mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat er veel onrust is in het leven van de kinderen, onder meer door de angst die zij hebben voor de vader, en dat het mogelijk (moeten) hebben van contact met de vader bij de kinderen spanning oplevert, wat een schadelijke effect heeft op hun ontwikkeling. Ook is door de rechtbank ten onrechte overwogen dat het contact tussen de vader en de kinderen niet geforceerd kan worden omdat dit alleen nog maar meer weerstand bij de kinderen zou opleveren. Bovendien vermeldt de rechtbank ten onrechte dat het forceren van contact door een contactregeling op te leggen, het hoofdverblijf bij de vader te bepalen of hen uit huis te plaatsen, meer kwaad dan goed zal doen. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte aan de vader het recht op contact met de kinderen voor de duur van negen maanden ontzegd.
De vader benadrukt dat hij niet weet waar de rechtbank deze stellingen op baseert. Daarbij komt dat volgens hem de door de rechtbank genoemde onrust is ontstaan in de periode van september 2017 tot en met januari 2018, in welke periode de kinderen op het initiatief van de moeder zijn geconfronteerd met diverse hulpverleners (waaronder Veilig Thuis, het sociaal wijkteam, de huisarts en de politie).
Het was de moeder die medio september 2017 contact heeft opgenomen met Veilig Thuis waar zij heeft kenbaar gemaakt dat de kinderen door de vader seksueel misbruikt werden en/of mishandeld. Dit is door haar niet onderbouwd en de vader betwist deze stellingen.
Ook was het de moeder die de politie heeft ingeschakeld op 20 januari 2018 toen de vader en [minderjarige 1] onenigheid hadden tijdens een omgangsmoment. De kinderen zijn toen bij de vader weggehaald door de politie. Door de vader wordt geen onrust veroorzaakt. Hij ontkent dan ook de stellingen van de moeder dat hij haar stalkt en dat hij gewelddadig zou zijn.
Het is logisch dat de kinderen, als ze horen dat ze de vader weer gaan zien die zij lange tijd niet gezien hebben, spanning opbouwen en dit onrust geeft. De kinderen moeten echter door deze gezonde spanning heen om verdere problemen in hun ontwikkeling te voorkomen.
Het betekent niet dat de spanning een ernstige bedreiging oplevert. Bovendien heeft de vader van de GI gehoord dat het goed gaat met de kinderen en dat zij goed functioneren.
De vader meent daarom dat de omgang juist wel geforceerd dient te worden, te meer omdat het ontbreken van contact met beide ouders schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur en kunnen zelf niet overzien wat hun huidige verklaringen en gedragingen voor gevolgen hebben voor hun ontwikkeling en hun verdere omgeving.
De vader concludeert dat er op dit moment geen sprake is van onrust bij de kinderen, welke mede het gevolg is van hun angst voor de vader. Juist het uitblijven van contact met de vader is schadelijk voor hun ontwikkeling. Daarbij komt dat het niet aannemelijk is dat een geforceerd contact alleen maar meer weerstand zou opleveren bij de kinderen.
Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de hulpverlening eerst aan zet is om te bezien wat de kinderen nodig hebben en hoe hun band met de vader succesvol hersteld kan worden. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte vermeld dat eerst de individuele hulpverlening aan ieder van de betrokkenen op gang dient te komen, daarna de oudercommunicatie en dat pas daarna het contact tussen de vader en de kinderen kan worden opgebouwd. Ook heeft de rechtbank ten onrechte vermeld dat de GI door de schorsing van de omgang in de gelegenheid is om het advies van de raad uit te voeren en dat de gezinsvoogd een rol kan spelen in het regelen van de door partijen benodigde hulpverlening en zij zicht kan houden op de voortgang daarvan.
Juist door het nalaten van de gezinsvoogd zijn de kinderen verder van de vader verwijderd en is het beeld dat de moeder (on)bewust schetst sterker geworden.
De gezinsvoogd heeft - in een periode van één jaar - feitelijk slechts twee gesprekken met de ouders en de kinderen gevoerd. Dit ondanks dat de vader de gezinsvoogd heeft gewezen op de inhoud van de beschikking van de rechtbank en heeft gevraagd om te komen tot contactherstel. Er mist een hulpverleningsplan en er heeft geen onderzoek plaatsgevonden bij de vader. Ook is er niet gewerkt aan de oudercommunicatie en er zijn geen instanties, zoals Sterk Huis of Pro 6, betrokken.
Dit alles maakt dat de vader verzoekt om een verwijzing naar een deskundige instantie zoals Sterk Huis en/of Pro 6. Er kunnen dan trajecten parallel gaan lopen. Vanuit Sterk Huis kan er begeleiding voor de ouders komen en tegelijk kan een traject van KIES voor de kinderen worden opgestart. De moeder kan begeleid worden voor haar angsten en de vader kan verder werken aan het accepteren van de echtscheiding.
Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat niet is gebleken van ouderonthechting omdat de moeder dergelijke signalen niet laat zien en het verzoek tot onderzoek naar ouderonthechting afgewezen. Tot slot is ten onrechte door de rechtbank overwogen dat er geen aanwijzingen zijn voor ouderverstoting.
De vader benadrukt dat er wel degelijk sprake is van ernstige ouderonthechting. De moeder sluit hem bewust of onbewust buiten. De rechtbank heeft ongemotiveerd overwogen dat daar geen sprake van is. Alle signalen zijn echter aanwezig.
Daarbij komt dat de moeder de kinderen blootstelt aan emotionele verwaarlozing. Haar houding zorgt ervoor dat de kinderen zich verwijderd hebben van de vader. De moeder ondersteunt de kinderen in het volledig afwijzen van de vader en plaatst zichzelf en de kinderen daardoor boven de vader. Zij is niet geloofwaardig in haar stelling dat zij de omgang tussen de vader en de kinderen nooit heeft gefrustreerd. De moeder onderneemt immers geen actie met betrekking tot hulpverlening voor de kinderen of het herstellen van de omgang. De kinderen moeten daarom uit de invloedsfeer van de moeder worden gehaald.