In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot executoriaal beslag. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P.E. de Brouwer, betwistte de betrouwbaarheid van de overgelegde stukken door de geïntimeerden, die gezamenlijk optraden in de procedure. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.R. Albicher, hadden eerder een verklaring afgelegd in het geding. Het hof oordeelde dat de overgelegde stukken, hoewel niet ondertekend, niet onbetrouwbaar waren en dat de appellante haar standpunten niet voldoende had onderbouwd.
Het hof behandelde verschillende argumenten van de appellante, waaronder de optelling van winstuitkeringen en privé-opnamen, de meetelling van het boekjaar 2016, en de vraag of bepaalde kosten als privé-opnamen moesten worden aangemerkt. Het hof verwierp de meeste standpunten van de appellante en concludeerde dat de privé-opnamen in de jaren 2017 tot en met 2020 toewijsbaar waren, terwijl andere posten niet toewijsbaar waren. De conclusie was dat de grieven van de appellante slagen, het bestreden vonnis werd vernietigd en de geïntimeerden hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 59.178,27 aan de appellante, naast de proceskosten in beide instanties.
De uitspraak werd gedaan op 27 juli 2021, waarbij het hof de proceskosten en de nakosten vaststelde en bepaalde dat de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad was. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van overgelegde stukken in het kader van executoriaal beslag en de rol van vennootschappen onder firma in dergelijke procedures.