Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. N. Schuerman van 4 juni 2021, waarin zij het hof bericht dat zij zich onttrekt als advocaat van de man;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 18 juni 2021 met de producties 3, 4 en 5.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
principaal hoger beroepverzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans dit verzoek af te wijzen als zijnde onbewezen dan wel ongegrond.
incidenteel hoger beroepingesteld. Zij heeft verzocht de bestreden beschikking voor wat betreft het verzoek betreffende de bankrekening te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man zijn medewerking moet verlenen aan het overzetten van de rekening bij de Rabobank met nummer [nummer] op naam van de vrouw en te bepalen dat de man nog een bedrag van € 24,50 op deze rekening dient te storten. Kosten rechtens.
5.De motivering van de beslissing
hofals volgt.
hofoverweegt als volgt. Ingevolge art. 284 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn de algemene bepalingen van bewijsrecht, zoals neergelegd in boek 1, titel 2, afdeling 9 Rv (art. 149-207), van overeenkomstige toepassing in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Nu dit laatste in de onderhavige zaak niet het geval is, is (ook) art. 150 Rv van overeenkomstige toepassing. Ingevolge dit artikel is het aan de man om te stellen en te onderbouwen dat hij niet in staat is om de door de vrouw verzochte, en door de rechtbank vastgestelde, bijdrage ad € 300,-- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] te voldoen. Het had op de weg van de man gelegen om zijn (blote) stellingname nader te onderbouwen middels overlegging van bewijsstukken, waaruit blijkt dat hem daartoe inderdaad de draagkracht ontbreekt. Dat de man dit heeft nagelaten, dient voor zijn rekening en risico te komen. Nu ook overige aanknopingspunten ontbreken op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de door de vrouw verzochte en door de rechtbank vastgestelde bijdrage voor [minderjarige] te voldoen, faalt de grief van de man. Het hof zal daarom de bestreden beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie bekrachtigen.