ECLI:NL:GHSHE:2021:2315

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.285.498_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling verzoek tot opheffing van bewind en zelfredzaamheid van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoekster] om de onderbewindstelling op te heffen. De rechthebbende, [verzoekster], heeft in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, welke is afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, omdat [verzoekster] niet voldoende heeft aangetoond dat zij in staat is haar financiële zaken zelfstandig te regelen. Het hof oordeelt dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is, gezien de achtergrond van [verzoekster] en haar huidige situatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] verklaard dat zij geen behoefte heeft aan een zelfredzaamheidstraject, omdat zij meent dat zij haar financiën zelf kan beheren. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat [verzoekster] nooit heeft geleerd om met geld om te gaan en dat zij nog steeds kwetsbaar is. Het hof heeft geconcludeerd dat [verzoekster] moet laten zien dat zij inzicht heeft in haar geldzaken en dat zij in staat is om bepaalde financiële zaken zelf te regelen. Aangezien dit niet is aangetoond, blijft het bewind van kracht. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 juli 2021
Zaaknummer: 200.285.498/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8287799 OV VERZ 20-551
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. R. Wouters.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
en
-
mevrouw [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
de moeder van [verzoekster] .
Vooraf
De goederen van [verzoekster] staan onder bewind. Deze zaak gaat over het verzoek van [verzoekster] om dat bewind op te heffen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 13 augustus 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 november 2020, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen, alsmede de onderbewindstelling, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op te heffen per datum indiening beroepschrift, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] (via een digitale verbinding), bijgestaan door haar advocaat;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger] .
De moeder van [verzoekster] is niet verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 30 juli 2020.
3. De beoordeling
3.1.
Het hof begrijpt uit de inhoud van het dossier dat de kantonrechter bij beschikking van
4 oktober 2007 over de goederen die [verzoekster] (geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988) (zullen) toebehoren een bewind heeft ingesteld.
Sinds 10 oktober 2010 is [B.V.] B.V. de bewindvoerder van [verzoekster] .
Procedure bij de rechtbank
3.2.
[verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht om opheffing van het bewind. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.
Procedure bij het hof
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert zij – kort samengevat – het volgende aan.
Tijdens het bewind is de zelfredzaamheid van [verzoekster] toegenomen. De gronden die hebben geleid tot instelling van het bewind zijn niet langer aanwezig en het bewind kan worden opgeheven. [verzoekster] was erg jong toen het bewind werd uitgesproken. Zij was net meerderjarig en kwam uit een instelling. Zij was verliefd en heeft een telefoonabonnement laten afsluiten op haar naam. Dat was dom van haar, maar het zal niet meer gebeuren. De totale schuldenlast was ongeveer € 5.000,-.
De instandhouding van het bewind is overbodig. [verzoekster] heeft een vast inkomen, geen schulden meer en zij en kan via de bank eenvoudig, door een automatische incasso, de vaste lasten regelen. Zij weet wat er iedere maand binnenkomt en wat er uitgaat. [verzoekster] heeft goed contact met het Leger des Heils en ze wordt geholpen door [instantie] (een hulpverlenende instantie voor mensen met een beperking). Zij kan daarom altijd hulp inroepen bij haar financiën als iets lastig blijkt. [verzoekster] kan ook worden geholpen door [betrokkene] . [verzoekster] kent hem via de kerk. [betrokkene] is budgetcoach en is bereid om [verzoekster] te helpen. De kosten voor de werkzaamheden die hij zou gaan verrichten, worden vanuit de gemeente vergoed door [organistatie] . [verzoekster] heeft dit bevestigd gekregen door [betrokkene] .
[verzoekster] woont zelfstandig en kampt niet langer met verslavingen. Ze is twee jaar geleden gestopt met wiet en ze is ruim een maand geleden gestopt met roken. Alcohol drinkt ze nauwelijks.
[verzoekster] wil niet meewerken aan een zelfredzaamheidstraject, want zij weet dat zij het zelf kan. Ze heeft ook spaargeld nu. De bewindvoerder probeert [verzoekster] alleen maar aan het lijntje te houden.
3.4.
De bewindvoerder heeft verklaard dat [verzoekster] nooit heeft geleerd om met geld om te gaan. Ze is beïnvloedbaar. [verzoekster] heeft een Wajong-uitkering op bijstandsniveau. Haar inkomsten zijn overzichtelijk, maar er komt meer kijken bij het beheer van haar financiën. Daarom is het zelfredzaamheidstraject ook belangrijk. [verzoekster] zou dan bijvoorbeeld kunnen laten zien dat ze bepaalde dingen zelf kan regelen, zoals de aanvraag voor bijzondere bijstand zodat ze meer geld beschikbaar heeft voor de bioscoop of sporten. [verzoekster] heeft het bewind nog nodig. Er moet meer worden geregeld voor haar, zoals de huurtoeslag, individuele inkomenstoeslagen en de kwijtschelding van de waterschapsbelasting. Als [betrokkene] [verzoekster] gaat helpen, kost dit ook geld. De gemeente verstrekt wel bijzondere bijstand om de kosten van dit bewind te dekken, maar niet voor de vrijwillige hulp van budgetbeheer. Bovendien is deze hulp te vrijblijvend en dat past niet bij [verzoekster] .
Het klopt dat [verzoekster] geen schulden meer heeft. Het bewind startte toen [verzoekster] een schuldenlast had van € 8.000,-. Dit waren consumptieve schulden.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW.
3.5.2.
In dit hoger beroep ligt aan het hof de vraag voor of [verzoekster] , anders dan voorheen, in staat moet worden geacht haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren waar te nemen. Het hof is van oordeel dat [verzoekster] dit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en overweegt daartoe als volgt.
3.5.3.
De goederen van [verzoekster] zijn vrijwel meteen nadat zij volwassen werd, onder bewind gesteld. [verzoekster] kwam toen uit een instelling en zij had schulden. Hoewel [verzoekster] er sterk van overtuigd is dat ze haar geldzaken zelf kan regelen, deelt het hof haar overtuiging niet. Daarvoor is méér nodig, zeker nu de bewindvoerder heeft aangegeven dat [verzoekster] nooit heeft geleerd om met geld om te gaan. [verzoekster] moet daarom laten zien dat zij inzicht heeft in haar geldzaken en dat zij bepaalde financiële zaken zelf kan regelen, zodat het bewind niet meer noodzakelijk is. Dat kan [verzoekster] door het zelfredzaamheidstraject te doorlopen dat de bewindvoerder haar heeft voorgesteld. Dan krijgt [verzoekster] (bijvoorbeeld) maandgeld in plaats van weekgeld en dan kan zij laten zien hoe zij met dat geld omgaat. Het hof is het met de bewindvoerder eens dat het zelfredzaamheidstraject de beste manier is om te bereiken wat [verzoekster] het liefste wil: de opheffing van het bewind.
Het is het hof niet duidelijk geworden welke hulp [betrokkene] precies verstrekt en of die hulp wordt vergoed door de gemeente, zoals [verzoekster] stelt. Ook is niet duidelijk welke hulp het leger des Heils of [instantie] nu precies aan [verzoekster] kunnen geven.
Omdat niet is gebleken dat [verzoekster] zelf haar geldzaken kan regelen en ook niet is gebleken of zij dit met vrijwillige hulpverlening kan, heeft [verzoekster] nu nog de bescherming nodig die alleen het bewind haar kan bieden.
3.5.4.
Het hof is daarom van oordeel dat de grond die tot instelling van het bewind heeft geleid op dit moment nog steeds aanwezig is.
De beschikking wordt bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, J.C.E. Ackermans-Wijn,
E.L. Schaafsma-Beversluis, en is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.