In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de bekrachtiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin aan de man vervangende toestemming is verleend voor de erkenning van zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, de moeder van de kinderen, is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, omdat zij bezwaren heeft tegen de erkenning door de man, die momenteel in detentie verblijft. De vrouw stelt dat de erkenning schadelijk zal zijn voor haar en de kinderen, gezien de onveilige situatie die in het verleden is ontstaan door de man, die eerder is beschuldigd van stalking en bedreiging.
Het hof heeft de zaak op 30 november 2020 mondeling behandeld, waarbij zowel de vrouw als de man, alsook de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat de erkenning in het belang van de kinderen zou zijn, ondanks de onrustige relatie tussen de ouders. Het hof heeft overwogen dat de man de verwekker van de kinderen is en dat het belang van de kinderen en de man bij erkenning zwaarder weegt dan de bezwaren van de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat er geen reële risico's zijn voor de ontwikkeling van de kinderen door de erkenning.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de man toestemming heeft gekregen om zijn kinderen te erkennen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2021.