ECLI:NL:GHSHE:2021:2307

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.286.455_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beslissing tot ontslag curator en benoeming opvolgend curatoren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij de moeder van de onder curatele gestelde [de betrokkene] als curator is ontslagen. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, betwist de beslissing van de rechtbank en stelt dat zij niet onterecht is ontslagen. De vader en de zorginstelling hebben de beslissing van de rechtbank verdedigd. Het hof heeft op 22 juli 2021 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de moeder en de zorginstelling niet verschenen, maar de vader en de betrokkene wel. De moeder heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van belangrijke beslissingen en dat haar belangen niet goed zijn behartigd. De vader heeft betoogd dat de moeder niet adequaat heeft gefunctioneerd als curator en dat de huidige situatie van [de betrokkene] is verbeterd sinds de benoeming van de opvolgend curatoren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de beslissing van de rechtbank zouden kunnen veranderen. De moeder heeft geen contact meer gehad met [de betrokkene] sinds haar ontslag als curator, terwijl [de betrokkene] openstaat voor contact. Het hof concludeert dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd, omdat de huidige curatoren de nodige zorg en begeleiding bieden aan [de betrokkene]. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 juli 2021
Zaaknummer: 200.286.455/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8150123 CU VERZ 19-162 en 8209888 CU VERZ 19-172
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder of de voormalige curator,
advocaat: aanvankelijk mr. T.D.D. Loeffen en daarna mr. R. Engwegen, die zich op 10 juni 2021 heeft onttrokken als advocaat,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W. Kok,
en
[directeur van de zorginstelling 1],
directeur van de zorginstelling [de zorginstelling 1] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: [directeur van de zorginstelling 1] ,
en
[de betrokkene],
verblijvende in de zorginstelling [de zorginstelling 1] te [verblijfplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [de betrokkene] of de onder curatele gestelde,
advocaat: mr. G.M.B.R. Niellissen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[opvolgend curator 1]en
[opvolgend curator 2],
vennoten van [V.O.F.] V.O.F.
hierna te noemen: de opvolgend curatoren.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 augustus 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 november 2020 heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek van de vader als ongegrond en onbewezen af te wijzen, alsmede de klacht van [directeur van de zorginstelling 1] ongegrond te verklaren en haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar eventuele verzoek om ontslag van de moeder en in beide zaken het ontslag ongedaan te maken. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 januari 2021, heeft de vader het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen;
b. de bestreden beschikking te bekrachtigen;
c. kosten rechtens.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 januari 2021, heeft [de betrokkene] verzocht de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Kok;
  • [de betrokkene] is vertegenwoordigd door mr. Niellissen, die de mening van [de betrokkene] heeft verwoord ( [de betrokkene] is zelf niet verschenen);
  • de opvolgend curator [opvolgend curator 1] met haar kantoorgenoot [kantoorgenoot] , die door de andere opvolgend curator [opvolgend curator 2] is gemachtigd om hem tijdens de mondelinge behandeling te vertegenwoordigen.
De moeder en [directeur van de zorginstelling 1] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 december 2019;
  • het proces-verbaal van het gesprek dat de kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier, heeft gehouden met [de betrokkene] op het thuisadres van [de betrokkene] op 23 januari 2020;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 februari 2020;
  • een V-formulier met een brief van de advocaat van de vader d.d. 10 juni 2021.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [de betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 2001. [de betrokkene] is verstandelijk beperkt en is belast met het syndroom van Tatton Brown Hahman. Zij verblijft sinds 13 mei 2019 in zorginstelling [de zorginstelling 1] , zijnde een zorgboerderij.
3.2.
Bij beschikking van 20 september 2018 heeft de rechtbank [de betrokkene] onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en/of geestelijke toestand, met ingang van [geboortedatum] 2019, de datum waarop [de betrokkene] 18 jaar is geworden. Tot curator van [de betrokkene] is de moeder benoemd.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
- de moeder met ingang van 1 september 2020 als curator van [de betrokkene] ontslagen;
- het verzoek tot benoeming van [B.V.] B.V. als opvolgend curator afgewezen;
- met ingang 1 september 2020 tot opvolgend curatoren van [de betrokkene] benoemd [opvolgend curator 1] en [opvolgend curator 2] , vennoten van [V.O.F.] V.O.F.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat – het volgende aan.
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat de moeder door haar niet-handelen heeft laten blijken in ieder geval niet de immateriële belangen van [de betrokkene] voor ogen te hebben.
De moeder ontving geen terugkoppelingen van [de zorginstelling 1] . [de zorginstelling 1] ging zonder overleg met de moeder met [de betrokkene] naar diverse behandelaren voor medische behandeling, waaronder aanpassing van medicatie. Als curator heeft zij daarom geen toestemming kunnen verlenen. Ook werden gemaakte afspraken over de zorgverlening aan [de betrokkene] geschonden. Als voorbeeld noemt de moeder dat aan [de betrokkene] zonder medeweten van de moeder toestemming is verleend om bij haar vader in Duitsland te verblijven.
Geen feiten of omstandigheden hebben zich voorgedaan op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat zij wegens gewichtige redenen behoort te worden ontslagen. De overwegingen van de kantonrechter om tot ontslag van de moeder als curator over te gaan, zijn onvoldoende gemotiveerd.
De klacht van [directeur van de zorginstelling 1] is ten onrechte opgevat als een verzoek tot ontslag van de moeder.
3.6.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan.
De klacht van [directeur van de zorginstelling 1] geldt als een verzoek tot ontslag van de moeder als curator.
Op 2 december 2019 heeft de vader daarnaast een verzoekschrift tot wijziging van de curator ingediend. De rechtbank heeft op juiste gronden de moeder ontslagen als curator van [de betrokkene] . De moeder communiceerde niet met de zorginstelling en was niet bereikbaar. Zij heeft haar taken aan een vervanger overgelaten, terwijl zij niet bevoegd was een vervangend curator aan te wijzen. De moeder is wel betrokken geweest bij de voorgestelde behandeling van [de betrokkene] , echter heeft zij die behandeling willen blokkeren. Na een incident dat op 24 oktober 2019 met [de betrokkene] plaatsvond was de moeder niet bereikbaar. [de zorginstelling 1] heeft toen in overleg met de vader vastgesteld dat [de betrokkene] een moment van rust nodig had, waarna [de betrokkene] enige tijd bij de vader is verbleven. Dat was in het belang van [de betrokkene] en heeft haar goed gedaan. De moeder had op naam van [de betrokkene] abonnementen met Netflix en Spotify afgesloten, terwijl dit niet noodzakelijk was. [de betrokkene] beschikt niet over een eigen televisie of telefoon. De fiets die voor [de betrokkene] speciaal is ontworpen, heeft de moeder nog steeds in haar bezit.
Na benoeming van de opvolgend curatoren vindt in overleg met [de zorginstelling 2] behandeling plaats van [de betrokkene] en is de medicatie aangepast.
3.7.
[de betrokkene] voert – kort samengevat – het volgende aan.
Het gaat beter met haar sinds zij een nieuwe curator heeft. Ze heeft een positief contact met de huidige curator, zij ontvangt geld om nieuwe kleding te kopen en haar medicatie is onlangs aangepast. Ze voelt zich meer ontspannen en de zelfbeschadiging is gestopt. [de betrokkene] wenst dat de huidige curator aangesteld blijft en dat zij kan blijven wonen op de zorgboerderij waar zij nu verblijft. Zij voelt zich daar veilig en de hulpverleners om haar heen zijn zeer zorgzaam richting haar.
[de betrokkene] wil niet dat haar moeder haar curator is. Zij heeft geen goede band met haar moeder. Toen haar moeder curator was, heeft [de betrokkene] ervaren dat zij door toedoen van de moeder circa vijf à zes keer is verhuisd naar een andere instelling. Haar grootste angst is dat dit opnieuw gaat gebeuren als het hoger beroep van de moeder zou worden toegewezen. Ook ging de moeder in haar hoedanigheid van curator niet goed met het geld van [de betrokkene] om.
De moeder heeft [de betrokkene] niet meer opgezocht sinds zij als curator is ontslagen en niets meer (via telefoon of een kaartje) laten horen. [de betrokkene] vindt dit moeilijk. Ze zou graag zien dat de moeder toch op bezoek komt, in aanwezigheid van de begeleiding van de zorgboerderij.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
3.8.2.
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die dienen te leiden tot een andere beslissing.
Gebleken is dat sinds de bestreden beschikking sprake is van een vooruitgang in de situatie van [de betrokkene] . Zij ontvangt voor haar complexe problematiek de specialistische behandelingen die zij nodig heeft en haar medicatie is bijgesteld. Op financieel vlak ontvangt zij inmiddels zakgeld en kan zij bijvoorbeeld zelf kleding kopen. Er wordt ook geld voor haar gespaard. [de betrokkene] ervaart in de zorginstelling waar zij nu woont een veilig leefklimaat. Zij wil in die instelling blijven wonen en de opvolgend curatoren staan daar achter. [de betrokkene] ontvangt in de zorginstelling intensieve begeleiding. De curatoren voeren overleg met de zorgverleners van [de betrokkene] en hebben de expertise van zorginstelling [de zorginstelling 2] ingeschakeld om te bezien wat verder voor [de betrokkene] nodig is. Deze samenwerking van de curatoren met de zorginstelling en zorgverleners is in het belang van [de betrokkene] noodzakelijk om haar zo goed mogelijke zorg te kunnen bieden. Met de moeder in haar hoedanigheid van curator is die samenwerking eerder niet tot stand gekomen.
Daarbij geldt dat al geruime tijd geen contact heeft plaatsgevonden tussen de moeder en [de betrokkene] . De moeder heeft (ook) na de bestreden beschikking geen initiatief genomen om met [de betrokkene] in contact te komen, terwijl [de betrokkene] zelf wel openstaat voor contact met de moeder in aanwezigheid van begeleiding van de zorginstelling. Evenmin heeft de moeder geïnformeerd naar het welzijn van [de betrokkene] .
3.9.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft geen bespreking meer, nu dit niet leidt tot een ander oordeel.
3.10.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 augustus 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.A.R.M. van Leuven en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.