Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
’s-Hertogenbosch, van 17 september 2018, in de strafzaak met parketnummer 01-880531-16 tegen:
[verdachte] ,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van [slachtoffer 2] van een portemonnee en/of geld en/of hennep en/of hash, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of die [slachtoffer 2] onder schot heeft gehouden en/of met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, op/in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, en dit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
– volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad – aan die rechter voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. De beslissing inzake die selectie en waardering, behoeft – behoudens bijzondere gevallen – geen motivering. Hetzelfde heeft te gelden in het tegenovergestelde geval dat de rechter op grond van de aan hem voorbehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal tot de slotsom komt dat vrijspraak moet volgen. Een nadere motivering van een vrijspraak maakt de gegeven beslissing niet onbegrijpelijk doordat het beschikbare bewijsmateriaal – al dan niet op grond van een andere uitleg van gegevens van feitelijke aard – een andere (bewijs)beslissing toelaat.
kostenpost 1). Het hof wijst in dit verband op de als bijlage 2 bij het verzoek tot schadevergoeding op naam van de benadeelde partij [nabestaande van slachtoffer 1] gestelde factuur van [uitvaartverzorger] d.d. 8 oktober 2001. Het hof is van oordeel dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 5.231,28 toewijsbaar is.
kostenpost 2) overweegt het hof dat deze kosten strekken ter afwikkeling van de nalatenschap van de overledene. Deze notariskosten staan niet in rechtstreeks verband met het begraven c.q. cremeren van de overledene en zijn derhalve niet als kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 6:108, tweede lid, BW toewijsbaar. Het hof wijst de vordering tot vergoeding van die kosten daarom af.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
€ 5.000,00 in de vordering niet worden ontvangen.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [nabestaande van slachtoffer 1]
€ 5.231,28 (vijfduizend tweehonderdeenendertig euro en achtentwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.