In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 23 maart 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige heeft verleend aan de Gecertificeerde Instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De moeder betwist dat zij niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] te waarborgen en voert aan dat zij voldoende ondersteuning heeft van haar omgeving. De GI stelt echter dat er zorgen zijn over zowel de medische verzorging als de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2021 zijn de moeder en een vertegenwoordiger van de GI gehoord, terwijl de vader en de Raad voor de Kinderbescherming niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de Verordening Brussel II-bis en dat Nederlands recht van toepassing is. Het hof concludeert dat de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de medische zorg voor [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn. De machtiging tot uithuisplaatsing is geldig tot 31 juli 2021 en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat er geen alternatieven zijn voor de huidige situatie van [minderjarige].