ECLI:NL:GHSHE:2021:2255

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
200.292.956_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarigen met betrekking tot de moeder en de GI

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van haar drie minderjarige kinderen werd verlengd. De moeder, die na een auto-ongeluk tijdelijk niet voor haar kinderen kon zorgen, verzoekt de rechtbank om de machtiging niet te verlengen, omdat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen, vooral met ondersteuning. De kinderen zijn sinds 29 april 2020 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, en de GI (Stichting Intervence) heeft aangegeven dat het perspectief van de kinderen bij de oma ligt. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2021 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. De moeder heeft een revalidatietraject gestart en is bereid om hulp te aanvaarden, maar de GI stelt dat er onvoldoende inzicht is in de opvoedsituatie en dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen.

Het hof overweegt dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderen hebben in het verleden veel emotionele en belastende gebeurtenissen meegemaakt, en de huidige situatie bij de oma biedt perspectief. De moeder heeft onvoldoende inzicht in haar eigen beperkingen en er zijn zorgen over haar stabiliteit en de invloed van haar huidige partner. Het hof wijst het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen af, omdat het risico bestaat dat nieuw onderzoek de positieve ontwikkelingen van de kinderen zou kunnen schaden. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 15 juli 2021
Zaaknummer : 200.292.956/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/381633 / JE RK 21-132
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.L. de Koeijer,
tegen
Stichting Intervence,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (België);
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (België);
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (België).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 8 maart 2021.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 april 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de machtiging uithuisplaatsing voor de kinderen niet te verlengen, althans een beperkte termijn te verlengen, binnen welke termijn een onderzoek ex art. 810a Rv wordt gelast.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. De Koeijer;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de vader.
2.3.1.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 4 mei 2021;
  • de brief van de GI d.d. 16 juni 2021 met drie producties.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn - voor zover hier van belang - geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (België);
  • [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (België);
  • [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (België).
3.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] staan sinds 27 september 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 27 september 2021.
3.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 29 april 2020 uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg, te weten een netwerkpleeggezin.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de aan de GI verleende machtiging verlengd met ingang van 27 maart 2021 tot uiterlijk 27 september 2021 en het verzoek tot benoeming van een deskundige op grond van artikel 810a Rv afgewezen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift aan, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, dat zij in staat is zelf voor de kinderen te zorgen, in ieder geval wanneer zij daarbij wordt ondersteund. Na een auto-ongeval heeft de moeder geruime tijd in het ziekenhuis gelegen waardoor zij niet voor de kinderen kon zorgen. De kinderen zijn toen bij oma moederszijde gaan wonen. De moeder is inmiddels weer in staat om voor de kinderen te zorgen. Hoewel de kinderen de moeder uitdagen en de moeder zich onder druk voelt staan wanneer IPT meekijkt is dat geen reden dat de kinderen niet thuis kunnen worden geplaatst. Dat de moeder schade heeft overgehouden aan het auto-ongeval evenmin. De moeder kan belangrijke zaken voor de kinderen uitvoeren en onthouden. Oma moederszijde zal een blijvende rol in het leven van de kinderen blijven spelen, ook na thuisplaatsing. Daarnaast is de moeder bereid hulp in haar thuissituatie te aanvaarden. Ook is zij bereid tot een (kortdurende) gezinsopname. De moeder gaat een revalidatietraject bij [organisatie] doorlopen.
De moeder heeft een woning en een bewindvoerder waardoor haar financiële situatie op orde is. Zij is stabiel en kan uitvoering geven aan de bezoeken met de kinderen. De doelen die IPT gesteld heeft zijn niet zodanig dat hieraan niet gewerkt zou kunnen worden als de kinderen bij de moeder wonen. De moeder volgt de adviezen van IPT op, ook wanneer zij het met die adviezen zelf niet eens is.
Dat de GI haar onderzoek niet heeft afgerond, is geen reden om de gevraagde contra-expertise af te wijzen. De GI heeft al meermaals aan de moeder kenbaar gemaakt dat het perspectief van de kinderen niet bij haar thuis is. Er een verslag van de kindercoach. In geen van de stukken wordt ingegaan op de vraag welke mogelijkheden de moeder heeft als opvoeder en wat haar draagkracht is. Daarom verzoekt de moeder om een contra-expertise waarbij wordt onderzocht welke mogelijkheden tot thuisplaatsing er zijn, welke hulpverlening moet worden ingezet en als het perspectief van de kinderen niet bij de moeder is, welke bezoekregeling wordt geadviseerd.
3.7.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling, aan dat inmiddels uit onderzoek is gebleken dat het perspectief van de kinderen bij de oma is. De zorgen dateren niet alleen van na het ongeluk van de moeder. Ook voorafgaand aan het ongeluk waren er zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en was er de vraag of die situatie goed genoeg was voor de kinderen. Er waren meer dan alleen problemen rondom de omgang. De kinderen hebben veel emotionele en belastende gebeurtenissen meegemaakt (verhuizingen, veranderingen van school, spanningen in de relatie tussen de ouders en huiselijk geweld). Het ongeluk van de moeder heeft de situatie in een stroomversnelling gebracht.
De moeder ziet zelf niet in waar de problemen liggen. Het is moeilijk om lang te wachten totdat moeder zover is. Het besluit over het perspectief van de kinderen is niet uit de lucht komen vallen. Er is een heel traject aan vooraf gegaan. De moeder beseft haar eigen beperkingen niet en heeft geen hulpvragen. De GI is van mening dat de informatie die er is duidelijk is zodat er geen noodzaak bestaat voor nader onderzoek. De kinderen hebben er recht op te weten waar hun perspectief ligt. De GI wil dat de kinderen bij de oma blijven wonen. De moeder moet wel betrokken blijven. Als de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt kan haar rol wellicht anders worden.
De moeder is naar [woonplaats] verhuisd, wat het contact met de kinderen makkelijker maakt. In de contacten blijkt dat de doelen naar beneden moeten worden bijgesteld. De moeder werd overvraagd. Zij heeft geen besef van wat er niet goed gaat. Er zijn onvoldoende verandermogelijkheden. Ingezet wordt op laagdrempeliger zorg, met name op praktische zaken zodat de moeder dingen voor zichzelf op orde kan krijgen. De GI hoopt dat de moeder het revalidatietraject bij [organisatie] ook voor zichzelf gaat volgen en niet alleen vanuit een motivatie om de kinderen terug thuis te krijgen. Ook bij het contact met de kinderen is het van belang dat de moeder de aandacht tussen hen kan verdelen. De moeder belt nu soms met de oma omdat de moeder niet goed weet wat ze met de kinderen aan moet.
De kinderen ontwikkelen zich redelijk goed. Er komt een onderzoek van de oudste twee kinderen om nader te kijken naar hun gedrag. De kinderen hebben in het verleden veel meegemaakt. Zij kunnen behoorlijk druk zijn en veel van een opvoeder vragen.
Het contact met de vader verloopt goed. Er is een weekend en vakantie regeling.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1
Op grond van artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in april 2020 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, namelijk bij de oma moederszijde. De GI heeft inmiddels aangegeven dat de plaatsing bij de oma perspectief biedend is. De kinderen doen het daar goed. Er is nog geen rechterlijke beslissing genomen over het perspectief van de kinderen.
De moeder heeft een beperkt inzicht in haar eigen beperkingen en de moeder heeft geen hulpvraag. Sprake was van een onveilige thuissituatie voor de kinderen. Er waren vele betalingsachterstanden en er dreigde een huisuitzetting van de moeder vanwege het veroorzaken van overlast in de buurt. Inmiddels is de moeder verhuisd. Bewindvoering is door oma geregeld. De kinderen zijn met behulp van oma verzekerd voor ziektekosten en uiteindelijk ook ingeschreven in een huisartsenpraktijk. De tandarts constateerde ernstige aantasting van het gebit van de kinderen en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn doorverwezen voor een tandheelkundige behandeling onder narcose.
De moeder kan onvoldoende profiteren van de geboden hulpverlening (IPT). Tijdens de contactmomenten met de kinderen heeft de moeder vaak moeite om de behoeften van de kinderen op te merken en in te schatten en hen te geven wat ze nodig hebben. Met drie jongens is het regelmatig heel druk, de moeder verliest dan makkelijk het overzicht.
De moeder had aanvankelijk het traject bij [organisatie] afgesloten en was niet voornemens om bij hen, zoals door hen geadviseerd, een revalidatietraject te volgen. Ter zitting is gebleken dat de moeder toch dat traject bij [organisatie] wil aangaan, voornamelijk vanuit de motivatie dat de kinderen weer bij haar thuis kunnen komen wonen. Dit hulpverleningstraject is nog niet gestart. De situatie bij de moeder is niet stabiel. De voortzetting van het bewind is ongewis. Ook heeft de moeder plannen om bij haar partner in België te gaan wonen. De huidige partner van de moeder heeft een strafblad en wordt door Intervence beoordeeld als onveilig. Weliswaar stelt de moeder dat zij, als de kinderen thuis komen wonen, in Nederland blijft, maar er is wel onzekerheid over haar definitieve woonplaats.
Gelet op het voorgaande is het noodzakelijk in het belang van de kinderen de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen.
3.8.4.
Ingevolge artikel 810a lid 2 Rv kan de rechter in kinderbeschermingszaken op verzoek van een ouder een deskundige benoemen, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden èn het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
De enkele stelling van moeder: “ik kan het” is voor het hof onvoldoende om de kinderen (opnieuw) bloot te stellen aan een diepgaand onderzoek. Daar speelt bij dat de kinderen in de afgelopen periode voor het eerst verbetering laten zien. De hechting komt op gang. De oma is nu beschikbaar. Het risico bij nieuw onderzoek is dat alle winst die sinds de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is behaald teniet wordt gedaan.
Dat risico is, mede gelet op de beperkingen bij de moeder in haar inzicht in het eigen ziektebeeld en de ontbrekende hulpvraag, te groot om het onderzoek in te zetten. Het hof betrekt daarbij dat de situatie aan de zijde van de moeder ook niet stabiel is, zoals hiervoor reeds is overwogen.
Het verzoek van de moeder tot benoeming van een deskundige op grond van artikel 810a Rv ter beantwoording van onderzoeksvragen wordt op grond van belangen aan de zijde van de kinderen afgewezen.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 8 maart 2021 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink J.C.E. Ackermans-Wijn en C.A.R.M. van Leuven, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.