In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van haar drie minderjarige kinderen werd verlengd. De moeder, die na een auto-ongeluk tijdelijk niet voor haar kinderen kon zorgen, verzoekt de rechtbank om de machtiging niet te verlengen, omdat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen, vooral met ondersteuning. De kinderen zijn sinds 29 april 2020 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, en de GI (Stichting Intervence) heeft aangegeven dat het perspectief van de kinderen bij de oma ligt. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2021 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. De moeder heeft een revalidatietraject gestart en is bereid om hulp te aanvaarden, maar de GI stelt dat er onvoldoende inzicht is in de opvoedsituatie en dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen.
Het hof overweegt dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderen hebben in het verleden veel emotionele en belastende gebeurtenissen meegemaakt, en de huidige situatie bij de oma biedt perspectief. De moeder heeft onvoldoende inzicht in haar eigen beperkingen en er zijn zorgen over haar stabiliteit en de invloed van haar huidige partner. Het hof wijst het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen af, omdat het risico bestaat dat nieuw onderzoek de positieve ontwikkelingen van de kinderen zou kunnen schaden. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd.