ECLI:NL:GHSHE:2021:2250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
200.287.088_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en ontslag van de mentor in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het mentorschap van een betrokkene. De moeder van de betrokkene, verzoekster in hoger beroep, was eerder benoemd als mentor, maar is door de kantonrechter ontslagen. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om deze beslissing te vernietigen en opnieuw te bepalen dat zij samen met de nieuwe mentor, Stichting [stichting 1], het mentorschap zal uitoefenen. De moeder stelt dat zij in staat is om de belangen van de betrokkene te behartigen en dat haar alcoholgebruik niet meer aan de orde is. De betrokken stichting, [stichting 2], heeft echter verweer gevoerd en stelt dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de moeder als mentor, onder andere vanwege haar onvoorspelbare gedrag en alcoholgebruik in het verleden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de vertegenwoordigers van de betrokken stichtingen en de mentor. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er inderdaad gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de moeder als mentor. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 juli 2021
Zaaknummer: 200.287.088/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8290542 UD VERZ 20-281
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder van de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
moeder van de betrokkene,
hierna te noemen: [de moeder van de betrokkene],
advocaat: mr. A.H.A.C. Waals.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de betrokkene], de betrokkene (hierna te noemen: [de betrokkene]);
- Stichting [stichting 1], de mentor (hierna te noemen: de mentor);
- Stichting [stichting 2] (hierna te noemen: [stichting 2]).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 december 2020, heeft [de moeder van de betrokkene] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van [stichting 2] strekkende tot ontslag en vervanging van [de moeder van de betrokkene] als mentor alsnog af te wijzen en te bepalen dat [de moeder van de betrokkene] samen met de mentor met het mentorschap wordt belast waarbij [de moeder van de betrokkene] met name bij de begeleiding van [de betrokkene] bij verpleging en behandeling betrokken zal worden en de mentor met name de belangen van [de betrokkene] in en buiten rechte zal vertegenwoordigen.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 22 maart 2021, heeft [stichting 2] verzocht het hoger beroep van [de moeder van de betrokkene] ongegrond te verklaren en voormelde beschikking te bekrachtigen zo nodig met verbetering van de gronden, een en ander met veroordeling van [de moeder van de betrokkene] in de kosten van deze procedure
.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [de moeder van de betrokkene], bijgestaan door mr. Waals;
  • [stichting 2], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] en bijgestaan door mr. J.M. de Vries;
  • de mentor, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 2].
De betrokkene is, met bericht van verhindering, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 15 juli 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van [de moeder van de betrokkene], ingekomen op 8 februari 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 17 maart 2003 heeft de kantonrechter ten behoeve van [de betrokkene] een mentorschap ingesteld, met benoeming van [de moeder van de betrokkene] tot mentor.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, [de moeder van de betrokkene] met ingang van 1 oktober 2020 ontslagen als mentor ten behoeve van [de betrokkene] en met ingang van 1 oktober 2020 Stichting [stichting 1] tot mentor benoemd.
3.3.
[de moeder van de betrokkene] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[de moeder van de betrokkene] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het verzoek tot ontslag is door een onbevoegde persoon ingediend.
[de moeder van de betrokkene] is voorts prima in staat de belangen van [de betrokkene] te behartigen en beslissingen aangaande [de betrokkene] te nemen. De lichamelijke klachten van [de moeder van de betrokkene], welke de reden waren voor haar alcoholgebruik, zijn verdwenen na een operatie. Sinds februari 2020 nuttigt zij geen alcohol meer, hetgeen wordt bevestigd door haar begeleider vanuit [organisatie]. Ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg was dit derhalve niet meer aan de orde. Dat het daarna nog leek alsof [de moeder van de betrokkene] gedronken had, kwam waarschijnlijk door bijwerkingen van medicatie, waarmee zij inmiddels gestopt is. [de betrokkene] heeft één keer bij [de moeder van de betrokkene] voor een gesloten deur gestaan op het moment dat [de moeder van de betrokkene] nog boodschappen aan het doen was.
De beginselen van hoor en wederhoor zijn geschonden doordat de kantonrechter zich in belangrijke mate heeft gebaseerd op de aanvraag wijziging mentorschap en de klachtbrief van [stichting 2].
Het contact tussen [de betrokkene] en de mentor verloopt lastig. [de moeder van de betrokkene] ziet [de betrokkene] ieder weekend en verder tijdens vakanties en vrije dagen. Het is geen probleem als [de betrokkene] op haar woning blijft, maar zij komt heel graag bij [de moeder van de betrokkene]. Het voelt voor [de moeder van de betrokkene] alsof haar moederrol is uitgegumd doordat zij geen zeggenschap meer heeft, bijvoorbeeld over hoeveel dagen [de betrokkene] bij haar komt slapen.
3.5.
[stichting 2] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het verzoek tot wijziging van het mentorschap is ingediend door een daartoe bevoegde persoon. [de betrokkene] woont sinds 2008 in een locatie van (de rechtsvoorganger van) [stichting 2]. De zorgcoördinator heeft het verzoek namens [stichting 2] ingediend.
Er is sprake van gewichtige redenen voor een ontslag van [de moeder van de betrokkene] als mentor. [de moeder van de betrokkene] heeft [de betrokkene] in onveilige situaties gebracht. Zij dient voorts de gedragsmedicatie van [de betrokkene] niet toe. [de betrokkene] heeft [de moeder van de betrokkene] meerdere keren onder invloed van alcohol gezien en [de moeder van de betrokkene] in die toestand moeten helpen. Ook heeft [de betrokkene] bij [de moeder van de betrokkene] voor een dichte deur gestaan. [stichting 2] heeft er geen vertrouwen in dat [de moeder van de betrokkene] als mentor de belangen van [de betrokkene] nu en in de toekomst voldoende kan behartigen. Zij laat al jaren een wisselend en instabiel beeld zien. Dat de communicatie met [de moeder van de betrokkene] niet goed verliep, kwam niet alleen door haar alcoholgebruik. In mindere periodes kunnen geen afspraken met [de moeder van de betrokkene] worden gemaakt. Ook kan zij de verstandelijke beperking van [de betrokkene] dan niet goed inschatten en [de betrokkene] niet altijd ondersteunen in het maken van keuzes. Dit levert voor [stichting 2] een onwerkbare situatie op waardoor de belangen van [de betrokkene] worden geschaad.
Voor [stichting 2] is van belang dat [de betrokkene] een veilige en stabiele basis heeft en blijft houden. Met [de moeder van de betrokkene] als mentor bestaat het risico dat die stabiele basis er niet is. Over het huidige alcoholgebruik van [de moeder van de betrokkene] bestaan twijfels. Aan de hand van de overgelegde verklaring kan niet worden vastgesteld dat bij [de moeder van de betrokkene] sinds februari 2020 geen sprake meer is van alcoholgebruik. In eerste aanleg heeft [de betrokkene] aangegeven dat [de moeder van de betrokkene] recent gedronken had, dus na februari 2020. De begeleiding van [stichting 2] heeft in de afgelopen maanden signalen gekregen dat er nog sprake is van alcoholgebruik. [de betrokkene] heeft verteld dat [de moeder van de betrokkene] een fles wijn heeft gekocht en heeft leeggedronken en dat zij lege wijnflessen bij [de moeder van de betrokkene] gevonden heeft. [de betrokkene] ervaart veel stress en onrust van de situatie en gaat zichzelf daardoor (heftig) krabben.
De mentor verdiept zich in de behoefte van [de betrokkene] en leest mee in haar dossier. Als moeder van [de betrokkene] zal [de moeder van de betrokkene] betrokken blijven, kan zij aangeven wat zij voor [de betrokkene] wil en zal zij geïnformeerd worden over het welzijn van [de betrokkene]. Het is echter uiteindelijk de mentor die de beslissing neemt. Die verantwoordelijkheid moet bij de mentor blijven liggen. [de moeder van de betrokkene] was daarin te onvoorspelbaar en zij leek die verantwoordelijkheid niet te kunnen nemen. Ook was het dan lastig om een handtekening te krijgen. Een gedeeld mentorschap is evenmin in het belang van [de betrokkene]. Dit zou voor haar onduidelijk en verwarrend zijn;e [de moeder van de betrokkene] zou dan de verantwoordelijkheid als mentor moeten kunnen dragen en daar heeft [stichting 2] onvoldoende vertrouwen in.
De start tussen [de betrokkene] en de mentor is wat moeizaam geweest maar de gesprekken verlopen inmiddels goed.
[de betrokkene] beslist op vrijdag of zij zaterdag naar [de moeder van de betrokkene] gaat. Zij wil meestal wel gaan, maar als zij dat niet wil, kan [de moeder van de betrokkene] dat moeilijk accepteren. Het lijkt dan meer om het belang van [de moeder van de betrokkene] te gaan dan om dat van [de betrokkene].
3.6.
De mentor voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het contact met [de betrokkene] verliep in het begin wat moeizaam maar er zit een stijgende lijn in. De spanning wordt voor [de betrokkene] zo laag mogelijk gehouden. Voor [de betrokkene] was het lastig vanwege haar loyaliteit; zij wist dat [de moeder van de betrokkene] het niet fijn vond. [de moeder van de betrokkene] blijft als moeder een rol spelen.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Nu de (advocaat van de) moeder tijdens de mondelinge behandeling haar grief met betrekking tot de voor het indienen van het inleidend verzoek bevoegde personen heeft ingetrokken, behoeft deze grief geen nadere beoordeling.
3.7.2.
Ten aanzien van de grief van [de moeder van de betrokkene] welke betrekking heeft op schending van het beginsel van hoor en wederhoor overweegt het hof dat het hoger beroep er mede toe strekt in eerste aanleg eventueel gemaakte fouten of omissies te herstellen. In hoger beroep is [de moeder van de betrokkene] alsnog in de gelegenheid gesteld om haar visie kenbaar te maken. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om de bestreden beschikking op grond van schending van het beginsel van hoor en wederhoor te vernietigen.
3.7.3.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.4.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen voor het verlenen van ontslag van [de moeder van de betrokkene] als mentor ten behoeve van [de betrokkene]. [de moeder van de betrokkene] is in het verleden onvoorspelbaar geweest in het behartigen van de belangen van [de betrokkene] en het uitoefenen van haar taak als mentor. Zo is onweersproken gesteld dat [de moeder van de betrokkene] [de betrokkene] door haar alcoholgebruik in onveilige situaties heeft gebracht. Ook nu doen zich nog situaties voor waarbij verschil van inzicht bestaat tussen enerzijds [stichting 2] en de mentor en anderzijds [de moeder van de betrokkene], zoals over de vraag of [de betrokkene] wel of niet naar [de moeder van de betrokkene] wil gaan. Niet is gebleken dat [de moeder van de betrokkene] thans in staat zou zijn om haar taak als mentor uit te voeren op een wijze die maximaal aansluit bij wat [de betrokkene] nodig heeft. Het hof acht het risico te groot dat de huidige veilige en stabiele basis, waaraan [de betrokkene] behoefte heeft door haar verstandelijke beperking, niet in stand zal blijven indien [de moeder van de betrokkene] weer tot mentor wordt benoemd.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.9.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 september 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en M.J.C. van Leeuwen en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.