In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het mentorschap van een betrokkene. De moeder van de betrokkene, verzoekster in hoger beroep, was eerder benoemd als mentor, maar is door de kantonrechter ontslagen. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om deze beslissing te vernietigen en opnieuw te bepalen dat zij samen met de nieuwe mentor, Stichting [stichting 1], het mentorschap zal uitoefenen. De moeder stelt dat zij in staat is om de belangen van de betrokkene te behartigen en dat haar alcoholgebruik niet meer aan de orde is. De betrokken stichting, [stichting 2], heeft echter verweer gevoerd en stelt dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de moeder als mentor, onder andere vanwege haar onvoorspelbare gedrag en alcoholgebruik in het verleden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de vertegenwoordigers van de betrokken stichtingen en de mentor. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er inderdaad gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de moeder als mentor. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.