ECLI:NL:GHSHE:2021:2249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
200.286.778_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarige na afwijzing verzoek tot eenhoofdig gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 september 2020. De moeder verzocht om alleen het gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2013, te verkrijgen, na een verbroken relatie met de vader. De vader heeft het kind erkend en beide ouders oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag uit. De moeder stelt dat de situatie bij de vader niet stabiel is en dat de communicatie tussen hen moeizaam verloopt, wat schadelijk zou zijn voor het kind. De vader daarentegen vreest dat het contact met het kind verwatert als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt en stelt dat de communicatie tussen hen verbeterd is.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen en de Raad voor de Kinderbescherming, die pleit voor het in stand houden van het gezamenlijk gezag, overwogen. Het hof concludeert dat de ouders de afgelopen periode aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in hun communicatie en dat er geen bewijs is dat het kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders. De ouders hebben afspraken gemaakt over de opvoeding en de zorg voor het kind, en de vader heeft zijn woning verbeterd en is actief betrokken bij de zorg voor het kind.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat niet is voldaan aan de criteria voor het toekennen van eenhoofdig gezag aan de moeder en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank. De beslissing benadrukt het belang van gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid en de noodzaak van goede communicatie tussen ouders voor het welzijn van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 juli 2021
Zaaknummer: 200.286.778/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/338992 / FA RK 18-4845
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: moeder,
advocaat: mr. I. Gerrand,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. P.A. Schippers.
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 26 november 2020, met producties, ingekomen bij het hof op 30 november 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over [minderjarige] en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder alsnog toe te wijzen en te bepalen dat de moeder voortaan alleen zal zijn belast met het gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij verweerschrift van 25 januari 2021, met producties, ingekomen bij het hof op
21 januari 2021, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 17 januari 2019 en 11 augustus 2020, ingekomen bij het hof op 30 december 2020;
- de brief van de raad van 16 december 2020;
- het V6-formulier van 4 januari 2021, met bijlage, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 28 mei 2021, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van de advocaat van de vader van 31 mei 2021, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van de advocaat van de vader van 7 juni 2021, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 (hierna: [minderjarige]).
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.3.
De ouders oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige]. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.4.
[minderjarige] heeft van 30 april 2015 tot 1 maart 2018 onder toezicht gestaan van de GI.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in deze procedure van belang, het verzoek van de moeder haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. De situatie bij de vader is niet stabiel. Daarnaast verloopt de communicatie tussen de moeder en de vader moeizaam. De minimale communicatie die er wel is, zorgt voor onrust en onenigheid. Bij het afsluiten van de ondertoezichtstelling concludeerde de GI al dat er geen mogelijkheden meer waren om de ouder-communicatie te verbeteren. Ook de videobelmomenten komt vader niet na, tot grote teleurstelling van [minderjarige]. Daarnaast is de vader de door hem toegezegde medewerking voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] niet nagekomen. [minderjarige] is de dupe van de houding van de vader en [minderjarige] dreigt klem of verloren te raken. Het verslag van het overleg van
31 mei 2021 dat de vader heeft overgelegd is een concept-versie. Sommige punten, zoals wat de moeder precies heeft gezegd over het ID-bewijs, kloppen niet.
3.6.2.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. De vader vreest dat het contact tussen hem en [minderjarige] verwatert, als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. Dit, terwijl de contactmomenten nu juist erg goed verlopen. De communicatie tussen de ouders is sinds het traject bij de Combinatie Jeugdzorg verbeterd en die lijn is voortgezet. Zo hebben de ouders op een goede manier afspraken gemaakt over Sinterklaas en Kerstmis. De vader is druk bezig zijn woning op orde te krijgen en heeft zich gewend tot het Sociaal Wijkteam en de Doorpakkers. De vader heeft – zij het verlaat –zijn toestemming verleend voor het aanvragen van een paspoort van [minderjarige]. De vader communiceert voldoende en correct. Uit het laatste verslag blijkt dat de ouders met elkaar om de tafel kunnen zitten over [minderjarige].
3.6.3.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. Het gezamenlijk gezag dient in stand te blijven. De ouders komen van ver, maar hebben de afgelopen tijd enorme stappen vooruit gezet. De raad ziet wel dat hulpverlening om de oudercommunicatie te verbeteren de komende periode nog nodig is.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader via een aantekening in het gezagsregister met ingang van 13 augustus 2018 gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.3.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.7.4.
Aan het hof ligt de vraag voor of dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de moeder dient toe te komen. Het hof is van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 1:253n BW en zal dat hierna uitleggen.
3.7.5.
Gebleken is dat er al lange tijd sprake is van ex-partnerproblematiek tussen de ouders, die met name gelegen is in de communicatie. Ook heeft de moeder zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de vader thuis, zoals de hygiëne in huis en de veiligheid van [minderjarige]. De afgelopen periode hebben de ouders onder begeleiding van Wij Eindhoven en de
Doorpakkers afspraken gemaakt over de uitbreiding van de contactregeling tussen de vader
en [minderjarige]. De vader heeft als productie 8 een verslag van een overleg van 31 mei 2021 tussen partijen en de hulpverlening overgelegd. Hieruit blijkt dat [minderjarige] op dit moment wekelijks van zaterdag 11:00 uur tot en met zondag 17:00 uur bij de vader verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders verklaard dat dat nog steeds het geval is. De gezins- en jongerencoach van de gemeente [gemeente] heeft op 25 maart 2021 een inspectie in de woning van de vader verricht en geconcludeerd dat deze veilig, hygiënisch en voldoende ingericht is voor [minderjarige]. Bovendien wordt de woning van de man wekelijks geïnspecteerd door de hulpverlening van de Doorpakkers. Uit het verslag blijkt dat deze omstandigheden de moeder voldoende hebben gerustgesteld over haar zorgen omtrent hygiëne en veiligheid bij de vader thuis. Verder blijkt uit het verslag dat de ouders afspraken hebben gemaakt over het overleggen met elkaar in geval van een medische (nood)situatie van [minderjarige] en hoe zij met elkaar zullen communiceren in de komende periode (via e-mail). Mochten de ouders er samen niet uitkomen, dan kunnen zij contact opnemen met de betrokken hulpverlening. De moeder heeft deze afspraken tussen de ouders niet betwist.
Uit het voorgaande blijkt dat de ouders de afgelopen periode een enorme ontwikkeling hebben doorgemaakt en in staat zijn geweest als ouders te communiceren en beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige]. Hoewel het hof ziet dat de situatie kwetsbaar is, verwacht het hof – evenals de raad – dat de ouders met behulp van de benodigde hulpverlening in staat zijn het gezamenlijk gezag vorm te geven.
Het hof betrekt bij de beoordeling bovendien dat niet is gebleken dat [minderjarige] in de strijd tussen de ouders wordt betrokken en dat [minderjarige] zich bovendien goed ontwikkelt. Ook heeft de moeder geen concrete (nieuwe) voorbeelden genoemd en die zijn ook niet op een andere manier naar voren gekomen, waaruit blijkt dat de vader de gezamenlijke gezagsuitoefening tegenwerkt. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin [minderjarige] klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders.
Nu het hof ook anderszins niet is gebleken dat een wijziging in het gezag in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is, zal het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep afwijzen.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 september 2020;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en A.M. Bossink
en is op 15 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.