ECLI:NL:GHSHE:2021:2245

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
200.282.801_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling in het kader van uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een zorgregeling voor twee minderjarigen in het kader van een uithuisplaatsing. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een zorgregeling aangevraagd voor haar kinderen, die tijdelijk in een pleeggezin verblijven. De vader, die ook betrokken is bij de zorg voor de kinderen, heeft zijn zorgen geuit over de huidige situatie en de omgangsregeling. Het hof heeft op 15 juli 2021 uitspraak gedaan, waarbij het de voorlopige zorgregeling heeft bekrachtigd. De kinderen hebben recht op contact met hun moeder, waarbij de omgang is vastgesteld op woensdagmiddag en in het weekend. De GI heeft aangegeven dat de kinderen baat hebben bij een stapsgewijze uitbreiding van het contact met de moeder, en dat de ouders moeten samenwerken om de situatie te verbeteren. Het hof heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan een plan voor de toekomst, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De beslissing van de rechtbank Oost-Brabant is bekrachtigd, en het hof heeft de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders vastgesteld, met de nadruk op het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 juli 2021
Zaaknummer: 200.282.801/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/358923 / JE RK 20-826-2
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam, handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof te Eindhoven,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 17 februari 2021

Bij die beschikking heeft het hof:
bepaald dat de moeder en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders,
voorlopig, totdat daarover anders is beslist, recht hebben op contact met elkaar iedere week van vrijdag uit school tot zaterdagavond 19.00 uur en om de week op woensdag uit school tot 18.30 uur, te beginnen op woensdag 13 januari 2021;
verstaan dat partijen voor het overige afspraken hebben gemaakt zoals onder 3.12.4. van de beschikking is omschreven;
de moeder, de vader en de GI verzocht uiterlijk op de hierna genoemde pro forma datum het hof schriftelijk te informeren over het verloop van de voorlopige zorgregeling;
iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 11 mei 2021;
partijen, de GI en de raad opgeroepen om bij de mondelinge behandeling van het hof te komen, die wordt gehouden op 25 mei 2021 om 13.00 uur in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de GI van 19 maart 2021 (verzoek herstelbeschikking);
- de brief van de advocaat van de moeder van 23 maart 2021 (reactie op verzoek herstelbeschikking);
- de brief van de raad van 24 maart 2021 (reactie op verzoek herstelbeschikking);
- de brief met bijlage van de GI van 7 april 2021;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vader van 23 april 2021;
- de brief met bijlagen van de GI van 28 april 2021 (stand van zaken);
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 10 mei 2021 (stand van zaken);
- het e-mailbericht met bijlage (beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 april 2021, zaaknummer C/01/370117/JE RK 21-618) van de GI van 15 mei 2021;
- het V6-formulier met bijlagen (stand van zaken/e-mailcorrespondentie) van de advocaat van de moeder van 18 mei 2021;
- het V6-formulier met bijlage (e-mailcorrespondentie) van de advocaat van de moeder van 20 mei 2021.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. N.A. Boelhouwer;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de vader, bijgestaan door mr. Noordhof;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad]

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij brief van 28 april 2021 heeft de GI het hof het volgende bericht.
De vader heeft met de kinderen medio januari 2021 zijn woning moeten verlaten, nadat hij zijn baan verloren was. Zij hebben enige tijd bij oma (vz) gewoond, maar zijn eind februari naar een camping verhuisd. Het CMD heeft enige tijd de woonkosten betaald. De GI heeft getracht de gemeente ertoe te bewegen de kosten van de dagelijkse verzorging te betalen. De vader heeft echter niet kunnen voldoen aan de voorwaarden die hieraan door de gemeente werden gesteld. Per brief van 16 april 2021 heeft de gemeente de vader bericht dat de dienstverlening aan de vader is beëindigd. Daarop heeft de GI een verzoek gedaan tot plaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin, aangezien de vader niet kon voorzien in de dagelijkse (basis)behoeften van de kinderen. Er is geen huisvesting en geen zicht op het verkrijgen van inkomen.
De GI is van mening dat de plaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin zal bijdragen aan rust, structuur en voorspelbaarheid, waardoor de kinderen toekomen aan hun eigen ontwikkeling. Tevens zal het bijdragen aan het reduceren van spanningen tussen de ouders onderling en kan er vanuit een basis van rust toegewerkt worden aan een uitbreiding van het contact tussen de kinderen en de moeder.
De omgang van de moeder werd nog uitgebreid en plaatsing van de kinderen bij de moeder was nog niet aan de orde. De machtiging is afgegeven voor de duur van drie maanden. Afgesproken is dat de moeder de kinderen op 17 mei 2021 naar het pleeggezin brengt.
School ziet dat [minderjarige 2] wel eens last heeft van boze buien en geprikkeld kan reageren. [minderjarige 2] heeft wel eens aangegeven dat dit komt doordat ze de moeder mist. [minderjarige 1] doet het goed op school. Ze behaalt goede resultaten en in de klas gaat het goed. [minderjarige 1] maakt zich vaak zorgen over [minderjarige 2] .
De speltherapeute heeft aangegeven dat [minderjarige 1] therapeutisch gezien klaar is. Wel is [minderjarige 1] nerveus (geweest) over haar situatie. Dit doet echter niet af aan haar sterkte. Zij is evenwichtig in haar ontwikkeling. [minderjarige 2] is aan het groeien en is therapeutisch gezien nog niet klaar. Zij moet geholpen worden in het omgaan met haar boosheid en zij dient nog los te komen van [minderjarige 1] . De kinderen hebben gevoelens van machteloosheid en boosheid over de situatie bij de vader. De kinderen zijn echter krachtig en blijven ondanks de situatie groeien in hun ontwikkeling. De kinderen willen evenveel bij papa als bij mama zijn; de situatie bij mama is niet meer zoals voorheen. Het verschil tussen de situatie bij de vader en de situatie bij de moeder is echter groot.
7.2.
De vader heeft bij brief van 10 mei 2021 het hof als volgt bericht.
Ondanks de ontstane situatie gaat het met beide kinderen goed. Zij hebben veel baat gehad bij de speltherapie en ook de berichten van school zijn zeer positief. De kinderen hebben tot 8 mei 2021 bij de vader gebleven en hebben daarna in het kader van de omgangsregeling tijdens de meivakantie bij de moeder verbleven. De afspraak is dat de moeder de kinderen op 17 mei 2021 naar het netwerkpleeggezin brengt.
Zodra de vader aan bepaalde randvoorwaarden kan voldoen, wordt de omgang met de vader hervat. De vader benadrukt dat de huidige situatie tijdelijk is en dat er geen redenen zijn om het ouderschapsplan, de omgangsregeling en het hoofdverblijf te wijzigen. Hij doet er alles aan om zijn verplichtingen jegens de kinderen na te komen en betaald werk en woonruimte te vinden, hetgeen hij op korte termijn verwacht te kunnen realiseren. Dan kan de uithuisplaatsing opgeheven worden en de omgangsregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van het hof, worden hervat.
7.3.
De GI heeft ter mondelinge behandeling van het hof – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.
De kinderen verbleven vanaf februari 2021, zoals ter mondelinge behandeling van het hof was afgesproken, maar niet goed in de beschikking van 17 februari 2021 was opgenomen, de ene week op woensdag uit school tot 19.00 uur en de andere week op vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur bij de moeder. Recent is de omgang in het weekend uitgebreid tot de zondagavond. Als de kinderen weer bij de vader wonen, is het streven het omgangweekend uit te breiden tot de maandagochtend, zodat de wissel op school plaatsvindt. Vijf dagen per twee weken omgang met de moeder als einddoel is wellicht mogelijk, maar dan kunnen het geen aaneengesloten dagen zijn. Wanneer de kinderen weer bij de vader gaan wonen is afhankelijk van wanneer de vader aan de gestelde voorwaarden kan voldoen, om te beginnen (dus niet uitsluitend): het vinden van werk en een woning.
De kinderen hebben veel last gehad van de situatie en de plaatsing in het pleeggezin. Zij begrepen het echter wel. De kinderen hebben aangegeven meer tijd met de moeder te willen doorbrengen. Vanuit de speltherapie zijn positieve berichten gekomen. De kinderen geven aan dat zij bij de moeder nu meer ruimte ervaren om hun gevoel te uiten; er wordt niet meer geschreeuwd in huis.
De hele situatie rondom de vader en de onduidelijkheid over de omgangsregeling heeft de strijd tussen de ouders weer aangewakkerd. De GI heeft echter het vertrouwen dat een periode van rust de ouders weer op het oude spoor zal krijgen. Dat heeft de GI ook gezien bij de plaatsing van de kinderen bij de vader in 2020. Nu de omgangsregeling weer duidelijk op papier staat, wordt ook gezien dat de ouders dat stuk kunnen loslaten. Een generalist of ambulant hulpverlening kan naast de ouders staan en hen helpen bij het filteren van de berichten van de ene aan de andere ouder.
7.4.
De moeder heeft ter mondelinge behandeling van het hof – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.
Het ontbreekt aan een plan waarmee weer naar de oude situatie kan worden toegewerkt: vijf dagen per twee weken bij de moeder. De moeder ziet daarnaast niet in waarom het niet mogelijk zou zijn om de kinderen drie aaneengesloten weken bij haar te laten verblijven in de zomervakanties.
Het contact op woensdagmiddag stelt niet zo veel voor, omdat de kinderen dan ook sporten. Zodra [minderjarige 1] naar de middelbare school gaat is omgang op woensdagmiddag voor haar überhaupt niet meer mogelijk.
De moeder zou kunnen instemmen met de inzet van de schottenaanpak. De ouders reageren nu direct op elkaar als zij zorgen hebben over de situatie bij de ander. Schotten zouden daarbij een oplossing kunnen bieden.
De moeder is blij met een uitbreiding van de contactregeling tot zondagavond en later tot maandagochtend, maar de opbouw gaat erg langzaam. Zij zou graag zien dat er naar een duidelijk einddoel gewerkt wordt.
7.5.
De vader heeft ter mondelinge behandeling van het hof – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.
De vader heeft zo goed als zeker een nieuwe baan. De GI helpt de vader bij het regelen van een nieuwe woning.
In 2020 is weloverwogen besloten dat de kinderen even geen of minder contact met de moeder hadden. Het is toen een hele tijd goed gegaan met de kinderen. In februari is de omgang met de moeder iets uitgebreid. Door alle ontwikkelingen is nog nauwelijks gelegenheid geweest om daar uitvoering aan te geven en te kijken hoe dat loopt. De vader zou het liefst de regeling van februari 2021 nog een tijdje voort willen zetten, waarbij hij ervanuit gaat dat de uithuisplaatsing van de kinderen in het pleeggezin in juli 2021 (of eerder) wordt opgeheven. Een eventuele uitbreiding kan alleen met kleine stapjes worden gerealiseerd.
De vader stemt in met het aanbod van de GI ter mondelinge behandeling van het hof om, nu of zodra de rust is wedergekeerd, de begeleiding van de ouders weer op te pakken. De vader heeft er echter geen vertrouwen in dat de schottenaanpak een oplossing kan bieden voor de problemen tussen de ouders.
7.6.
De raad heeft ter mondelinge behandeling van het hof – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.
Voor nu is het van belang dat er naar een stabiele basissituatie wordt gewerkt en aan een stapsgewijze uitbreiding van het contact met de moeder, uitgaande van de mogelijkheden van de kinderen en de draagkracht van de ouders. Er komen ter mondelinge behandeling positieve signalen (over de situatie) van de vader. De moeder heeft te weinig leerbaarheid laten zien in het verleden: het perspectief van de kinderen ligt niet bij haar.
De kinderen hebben nu te maken met drie systemen en praktische omstandigheden die er niet om liegen. Er dienen dan dienen kleine stapjes te worden gezet in de opbouw van het contact, met duidelijke voorwaarden en waarborgen. Wat voorkomen dient te worden is dat er weer een stap terug moet worden gezet en de kinderen moeten worden teleurgesteld.
De raad kan zich vinden in de door de GI ter mondelinge behandeling voorgestelde aanpak.
7.7.
Het hof oordeelt als volgt.
7.7.1.
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
7.7.2.
De kinderen verblijven nu in de ene week op woensdagmiddag en in de andere week van vrijdag uit school tot zondagavond bij de moeder. Uit het verloop van de mondelinge behandeling en hetgeen de ouders ter zitting naar voren hebben gebracht, kan het hof opmaken dat beide ouders achter de recente uitbreiding van het omgangsweekend staan.
Tevens kunnen zij achter een verdere stapsgewijze uitbreiding van de omgang met de moeder staan, zoals de GI die voorstaat. De eerstvolgende stap zal zijn dat de kinderen, zodra zij weer bij de vader wonen, in het omgangsweekend tot maandagochtend (schooltijd) bij de moeder zullen verblijven.
7.7.3.
De GI heeft uiteengezet op welke wijze en onder welke omstandigheden de ouders weer op het oude spoor gezet kunnen worden en teruggekeerd kan worden naar de situatie van vóór de uithuisplaatsing van de kinderen in het pleeggezin. De gezinsvoogd heeft het vertrouwen dat, wanneer de rust is wedergekeerd, samenwerking weer mogelijk zal zijn en de ouders in staat zullen zijn de strijd over en weer te staken. De vader en de raad hebben deze voorgestelde aanpak omarmd.
Het hof begrijpt dat de moeder daar in beginsel ook achter kan staan, maar zij wenst dat dan wel met een duidelijker plan toegewerkt wordt naar het einddoel, zijnde terugkeren naar de situatie waarin de moeder vijf dagen per twee weken omgang heeft met de kinderen. Ook de GI heeft dit einddoel voor ogen, mits de vijf dagen omgang per twee weken niet aaneengesloten zijn.
7.7.4.
Het hof ziet met de moeder mogelijkheden voor een stapsgewijze verdere uitbreiding van het contact tussen de kinderen en de moeder. De kinderen laten zien dat zij een fijn en onbelast contact met de moeder hebben tijdens de omgangsmomenten en gaan weer graag naar de moeder. Wanneer tot de uitbreiding naar vijf dagen per twee weken kan worden overgegaan kan het hof echter nu nog niet overzien. Een uitbreiding van de omgang met de moeder dient met kleine stapjes te worden gerealiseerd om teleurstelling bij de kinderen te voorkomen en niet over de grenzen te gaan van wat de kinderen en de ouders aankunnen.
Het hof geeft de GI echter ter overweging mee dat wellicht na de zomervakantie over kan worden gegaan op een uitbreiding van het contact op woensdagmiddag (eens per twee weken) tot donderdagochtend, zodat ook [minderjarige 1] na school kan aansluiten en bij haar moeder kan overnachten. Het is aan de GI om te beoordelen of een dergelijke uitbreiding op dat moment al verantwoord en in het belang van de kinderen is.
7.7.5.
Het hof sluit verder aan bij de beslissing van de rechtbank omtrent de verdeling van de zorg in de zomervakanties. Het hof acht deze beslissing op de juiste gronden, die het hof na een eigen weging en waardering overneemt en tot de zijne maakt, gegeven. Ook verwijst het hof naar de overwegingen hiervoor, omtrent de behoedzaamheid waarmee het contact tussen de moeder en de kinderen dient te worden opgebouwd. Een verblijf van drie aaneengesloten weken past daar naar het oordeel van het hof niet bij.
Echter, nu nog niet duidelijk is of de vader in de zomervakantie al een eigen woning heeft, is ook niet duidelijk of het in de bestreden beschikking geregelde verblijf in de zomervakantie, dit jaar al ten uitvoer kan worden gelegd.
Het hof laat het derhalve aan de GI over om, in overleg met de ouders, tot een goede regeling van het verblijf in de zomervakantie 2021 te komen, uitgaande van de omstandigheden op dat moment en met inachtneming van het hiervoor (in de eerste alinea) overwogene.
7.5.6.
Het hof zal omtrent de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders een regeling vaststellen als hiervoor omschreven onder 7.7.2., ingaande vanaf de datum van deze beschikking, welke regeling het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
7.5.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en met ingang van heden het (zo begrijpt het hof) gewijzigde verzoek van de GI toewijzen als na te melden.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 augustus 2020;
stelt, vanaf de datum van deze beschikking, omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] de volgende regeling vast:
bepaalt dat de moeder en de kinderen recht hebben op contact met elkaar:
  • thans: in de ene week op woensdagmiddag tot 19.00 uur en in de andere week van vrijdag uit school tot zondagavond;
  • zodra uithuisplaatsing van de kinderen in het pleeggezin is opgeheven en de kinderen weer bij de vader wonen: in de ene week op woensdagmiddag tot 19.00 uur en in de andere week van vrijdag uit school tot maandagochtend (naar school);
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en K.A. Boshouwers en is door mr. H. van Winkel in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.