ECLI:NL:GHSHE:2021:2215

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
20-004108-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met een mes

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en kreeg een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 80 uren. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juli 2017 op een camping in [locatie] een ruzie had met het slachtoffer, [aangever]. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte een mes gepakt en het slachtoffer in de arm gestoken, wat resulteerde in een snee. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en het slachtoffer in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor het primair tenlastegelegde, namelijk het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, en dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Het hof heeft de strafmaat verlaagd als gevolg van deze overschrijding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004108-17
Uitspraak : 9 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 14 december 2017, in de strafzaak met parketnummer 01-139145-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarbij een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid is gewaardeerd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van datgene wat door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren wat aan verdachte primair is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Namens verdachte is primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken op de gronden als weergegeven in de ter terechtzitting van 25 juni 2021 overgelegde pleitnota in hoger beroep. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2017 te [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • met dat opzet met een mes, althans een soortgelijk puntig en/of scherp voorwerp, één of meer stekende en/of snijdende bewegingen richting de buikstreek, in elk geval richting het lichaam, van die [aangever] heeft gemaakt en/of
  • met dat opzet met een mes, althans een soortgelijk puntig en/of scherp voorwerp, in de arm van die [aangever] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2017 te [locatie] ,
[aangever] heeft mishandeld door met een mes in de arm van die [aangever]
te steken/snijden.
Vrijspraak
Met de verdediging, en anders dan de advocaat-generaal, heeft het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Op 22 juli 2017 is er op een camping te [locatie] een ruzie ontstaan. Op enig moment is de ruzie uit de hand gelopen tussen de verdachte en het slachtoffer. Het hof zal onder het kopje ‘bewijsoverwegingen’ overwegen dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft geraakt waardoor het slachtoffer een snee in zijn arm heeft opgelopen. De voorliggende vraag is of de verdachte het slachtoffer met het mes heeft geraakt met het voorwaardelijk opzet om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. In dat verband heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat bewezen kan worden geacht dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om met een mes op de buikstreek van het slachtoffer in te steken en dat daarom het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Zoals hiervoor door het hof al is vastgesteld, heeft de verdachte het slachtoffer met een mes geraakt waardoor het slachtoffer een snee in zijn arm heeft opgelopen. Met de verdediging is het hof van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende blijkt dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hoewel het snijden met een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een mes, in een arm onder omstandigheden de aanmerkelijke kans met zich kan brengen dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, is het hof van oordeel dat in dit geval – bij het ontbreken van nadere informatie over de aard van de gedraging, het door de verdachte gebruikte mes en de kracht waarmee is gestoken/gesneden – het bestaan van een dergelijke aanmerkelijke kans onvoldoende kan worden vastgesteld. De verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juli 2017 te [locatie] , [aangever] heeft mishandeld door met een mes in de arm van die [aangever] te steken/snijden.
Het hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maas en Leijgraaf, registratienummer PL2100-2017153375, sluitingsdatum 11 september 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 54.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2017 (pagina’s 21-22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pagina 21)
Op zaterdag 22 juli 2017, omstreeks 15.32 uur, werd bij de politie melding gemaakt van een steekpartij op een camping in [locatie] . Hierop zijn wij ter plaatse gegaan. De man aan de receptie vertelde dat er zojuist een vechtpartij was geweest in een vakantiehuisje wat door enkele mannen gehuurd was. Deze personen verbleven daar in verband met hun werk wat ze tijdelijk verrichten tijdens een festival in het Duitse Weeze. De man van de receptie wees ons de betreffende vakantiewoning aan.
(…)
Ter plaatse aangekomen zagen we een aantal mannen buiten de woning staan. Enkelen van hen hadden zichtbare lichte verwondingen op hoofd en armen.
Een van de mannen kwam naar mij, [verbalisant 1] , toe en gaf aan wat er gebeurd was. Hij gaf aan te heten [aangever] .
Het bleek dat een woordenwisseling geëscaleerd was en dat er een handgemeen ontstond. [aangever] zag en hoorde dit gebeuren waarop hij tussen beide vechtende mannen in ging staan om de zaak te sussen.
Hierop liet
(het hof begrijpt: liep)de verdachte [verdachte] weg en liep naar de keuken om daar twee messen te pakken. Hierop ging hij terug naar de ruimte waar de twee anderen nog stonden en begon met in elke hand een mes, steekbewegingen te maken naar de twee anderen, [aangever] de andere die [getuige 2] heet. [getuige 2] en [aangever] pakten hierop elk een stoel op en probeerden zich tegen de stekende bewegingen te verdedigen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 22 juli 2017 (pagina’s 4-6), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Feit: Eenvoudige mishandeling
Plaats delict: [locatie]
Pleegdatum/tijd: Zaterdag 22 juli 2017 om 15:30 uur
(pagina 4)
Ik doe aangifte van mishandeling. [verdachte] heeft mij mishandeld met een mes. Ik heb hier letsel door, namelijk een snee in mijn bovenarm en ik heb pijn aan dit letsel.
Gister, vrijdag 21 juli 2017 ben ik aangekomen in [locatie] . Ik zou daar overnachten in een bungalow. Wij verbleven aldaar met een aantal jongens die werkzaam zijn bij een festival in Weeze. Ik ben samen met [getuige 3] en [getuige 2] naar [locatie] gekomen. We zijn die dag naar dat festival gegaan. Op zaterdag 22 juli 2017, omstreeks 07:00 uur zijn wij weer aangekomen in de bungalow in [locatie] . Wij zijn gaan slapen. Op diezelfde dag omstreeks 15:15 uur kwam ik van de badkamer en toen zag ik dat [verdachte] neus aan neus stond met [getuige 1] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen [getuige 1] zei: je moet mij geld geven. (…) Ik zag dat [verdachte] , [getuige 1] met vlakke hand, maar hard en met kracht tegen zijn gezicht sloeg. Ik ben toen direct tussen [verdachte] en [getuige 1] gaan staan.
Op dat moment kwam mijn vriend [getuige 2] naar beneden. Ik heb toen samen met [getuige 2] geprobeerd om [verdachte] naar buiten te begeleiden, aangezien hij bezig bleef tegen [getuige 1] . Wij hebben hem vervolgens naar buiten geduwd, waarop [verdachte] zei: jullie beginnen nu ook tegen mij? Ik zag dat [verdachte] vervolgens snel terug naar binnen rende en de keuken in reden. Ik zag dat hij in de keuken 2 messen pakte. Ik zag dat hij zijn vuisten op schouderhoogte hield, in beide vuisten een mes vast had, met de snijkanten naar onder gericht.
(pagina 5)Ik zag dat [verdachte] in mijn richting kwam gerend en dat hij een stekende
beweging maakte in mijn richting. Ik voelde dat ik geraakt werd door het mes. Ik
voelde een stekende pijn in mijn bovenarm, net boven mijn elleboog.
Ik zag dat [getuige 2] een stoel pakte en probeerde met die stoel tussen mij en [verdachte] te komen. Ik heb vervolgens ook een stoel gepakt om mijzelf te verdedigen. Ik zag dat [verdachte] stekende bewegingen bleef maken in mijn richting. Doordat ik die stoel vast had, lukte het [verdachte] niet meer om mij te raken. Ik heb met die stoel in de richting van [verdachte] geslagen. Ik zag en voelde dat ik [verdachte] raakte op zijn hoofd. Ik zag dat hij op de grond viel.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 juli 2017 met bijlage (pagina’s 7-9), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
De snee van ongeveer 3 centimeter in mijn linkerarm heb ik niet laten behandelen door een dokter. Het heeft nog wel een paar uur gebloed maar is nu inmiddels gestopt.
Opmerking verbalisant [verbalisant 5] :
Door mij, [verbalisant 5] , werden de verwondingen welke aangever omschrijft ook gezien.
(…)
Tevens werd door mij de snee in de linkerarm gezien. Ik zag dat deze ter hoogte van
de elleboog zat en een lengte had van ongeveer 2-3 centimeter. Ik zag nog een verse
druppel bloed midden in deze wond.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juli 2017 (pagina’s 12-13), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Vandaag, zaterdag 22 juli 2017, was ik omstreeks 15:30 uur op de camping in [locatie] . Omstreeks dat tijdstip was ik in discussie met [verdachte] , dit ging over geldzaken. Op een gegeven moment kwam [aangever] bij ons staan en toen ging [verdachte] [aangever] uitschelden. Voor dat ik het wist zag ik dat [verdachte] en [aangever] aan het vechten waren. Toen kwamen twee maten van [aangever] er bij om het gevecht te stoppen. Daarna begonnen ze alle twee met stoelen te gooien naar elkaar. En daarbij is een ruit van een deur gesneuveld.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [aangever] afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris:
In de ochtend zag ik [verdachte] lopen, hij was kwaad. Hij zei tegen mij: ja het ging om een vriend van hem, een Soedanese jongen die moest hem nog geld geven, daar was hij boos over. Ik heb hem gezegd dat hij rustig moest blijven.
(…)
[verdachte] gaf toen aan de Soedanese jongen een hele harde klap met de platte hand. Op een gegeven moment duwde ik [verdachte] weg, [getuige 2] het broertje van [getuige 3] , duwde [verdachte] ook weg. Toen wij hem weg duwden werd hij zo boos dat [verdachte] naar binnen liep en ik hoorde een la open gaan, we hoorden gerinkel. Jongens in huis zeiden: hij pakt een mes. [verdachte] kwam naar buiten en hij stak mij meteen met een mes. Het was niet zo diep, ik hoefde niet naar het ziekenhuis.
(…)
Hij
(het hof begrijpt: de verdachte)kwam uit het huisje en het was gelijk al steken. Ik heb hem zeker drie stoten op zijn gezicht gegeven die raak waren.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juli 2017 (pagina’s 10-11), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(pagina 11)
Ik werd wakker van geschreeuw. Ik zag [getuige 1] en [verdachte] in de woonkamer. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ik neuk jouw moeder als je mijn geld niet geeft. Ik hoorde [getuige 1] zeggen: blijf maar rustig ik regel je geld wel. Toen zag ik dat [verdachte] een klap in het gezicht van [getuige 1] gaf met de vlakke hand. Vervolgens zag ik dat [aangever] hun uit elkaar haalde. Ik zag dat [verdachte] daarop reageerde en zei: oh neem je het nu voor hem op. Ik zag toen dat [verdachte] zijn agressie richtte op [aangever] en dat [verdachte] hem wilde slaan. Ik zag dat [aangever] [verdachte] vervolgens naar achteren duwde.
Ik zag dat [verdachte] vervolgens naar de keuken rende en terug kwam gelopen met een mes. Ik zag dat [verdachte] al zwaaiend met zijn armen, en dus ook de messen, op [aangever] af kwam lopen. Hij stak vervolgens op [aangever] in. Ik zag dat
[verdachte] [aangever] raakte op zijn linkerarm en dat er een snede was ontstaan. Ik zag dat
[verdachte] dit deed met het mes in zijn rechterarm
(het hof begrijpt: rechterhand)en dat hij [aangever] raakte op zijn linkerarm, net boven zijn elleboog.
Ik besloot op het terras een tuinstoel te pakken om zo door middel van gebruik van deze stoel [verdachte] af te weren.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3](het hof begrijpt: [getuige 2] )[getuige 2] afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris:
Zoals ik al zei ik heb het letterlijke steken niet gezien zoals ik me nu herinner. Ik
heb het letsel wel gezien en dat hij met messen stond te zwaaien. Wat ik heb
verklaar bij de politie is juist. Ik ben diezelfde dag nog gehoord door de politie op
de camping. Die verklaring is juist, misschien niet wat ik nu verklaar na 3 jaar.
(…)
Toen had ik alles net gezien en heb ik alles aan de politie verteld. Ik herinner mij nu
1 mes maar wat ik toen heb verklaard zal wel juist zijn. Na het incident heb ik
meteen een verklaring afgelegd.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juli 2017 (pagina’s 14-15), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
(pagina 14)
Ik lag te rusten in bed. Ik hoorde beneden in de bungalow geschreeuw en iemand schelden. Ik ben naar beneden gelopen en zag [aangever] en [verdachte] tegen over elkaar staan. Ik zag dat de ruzie zich naar buiten verplaatste. Ik zag dat mijn broertje [getuige 2] ook naar beneden was gekomen. Ik zag vervolgens [verdachte] naar binnen rennen. Ik zag dat [verdachte] messen pakte en hiermee scheldend naar buiten liep. Ik zag dat hij buiten in de richting van [aangever] begon te steken. Ik zag ook dat [aangever] geraakt werd door een van de messen. Ik zag namelijk dat [verdachte] een stekende beweging maakte. Ik zag dat [aangever] zich verweerde en hierbij geraakt werd aan zijn bovenarm. Ik zag dat [aangever] en mijn broertje beide een stoel pakte en zich verweerde.
(pagina 15)
[verdachte] bleef levensgevaarlijke stekende bewegingen maken in de richting van [aangever] .
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris:
Wij waren heel laat terug na het werk, wij kwamen vanuit Weeze van een festival af. Na het festival konden wij naar het vakantiepark toe om uit te rusten. Ik was daar, ik sliep, ik hoorde geluiden. Ik zag een meneer, [verdachte] , zwaaien met messen en twee zwaaiden met een stoel om zichzelf te verdedigen, dat waren het slachtoffer en mijn broertje, [getuige 2] .
Ik heb waargenomen dat hij, [verdachte] , dat mes in zijn handen had. [aangever] was al geraakt maar daarna had [verdachte] nog steeds dat mes in zijn hand.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 juli 2017 (pagina’s 18-20), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] :
(pagina 18)
Ik ben eigenaar van camping landgoed Geijsteren welke gelegen is op het adres [locatie] . In de jachthut verbleven mensen die zouden gaan werken op een festival in Weeze.
Ik was aan het werk bij het sanitair gebouw op ongeveer 30 meter van de jachthut. Ik hoorde geschreeuw. Ik ben er naar toe gelopen. De afstand tussen de plek waar ik stond en de jachthut was tussen de 5 en 10 meter en ik had goed zicht op het terras.
(…)
Ik zag dat op het terras van de jachthut een man stond die een terrasstoel vast had en voor zich hield. Ik zag dat deze man op zijn rechter bovenarm een verwonding had van ongeveer 5 centimeter waar bloed uitstroomde. Ik zag dat een andere man voor deze man stond en diverse keren met zijn gebalde vuisten in de richting sloeg van de man met de verwonding.
(pagina 19)
Ik had zelf het idee dat de man met de verwonding de terrasstoel gebruikte om de man die hem probeerde te slaan
(het hof begrijpt: de verdachte)op afstand te houden. Ik zag wel dat de man
(het hof begrijpt: de verdachte)die de man met de verwonding
(het hof begrijpt: het slachtoffer)probeerde te slaan diverse verwondingen had in zijn gezicht. Tevens zag ik aan het gezicht van deze man
(het hof begrijpt: de verdachte)dat hij boos was en ik zag dat hij erg agressief was.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – primair aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, omdat de getuigenverklaringen van [aangever] , [getuige 2] en [getuige 3] niet bruikbaar zijn voor het bewijs en bovendien onbetrouwbaar zijn. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is, nu voldoende objectief steunbewijs ontbreekt. Meer subsidiair heeft de verdediging twee alternatieve scenario’s aangedragen, namelijk dat de verwonding aan de arm van het slachtoffer enerzijds zou zijn ontstaan door een eerder gesneuvelde ruit, immers zou het glas van een gebroken ruit een dergelijke wond kunnen veroorzaken. Anderzijds draagt de verdediging aan dat de wond aan de arm van het slachtoffer kan zijn veroorzaakt door een kras van de harde plastic terrasstoelen waarover het slachtoffer zou zijn gevallen. Nog meer subsidiair betoogd de verdediging een gerechtvaardigd beroep op noodweer dan wel noodweerexces waardoor vrijspraak dient te volgen aangaande de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte op 22 juli 2017 met een groep collega’s – in het kader van hun werk op een festival elders – verbleven in een vakantiehuisje op een camping te [locatie] . Op enig moment is er een woordenwisseling ontstaan tussen verdachte en zijn collega [getuige 1] . Deze woordenwisseling dreigde uit de hand te lopen. [aangever] heeft de gemoederen willen sussen en is tussen beiden gekomen. Voorts ontstond er een handgemeen tussen de verdachte en [aangever] waarna verdachte een mes heeft gepakt en met dat mes [aangever] in zijn arm heeft geraakt. Getuige [getuige 2] en het slachtoffer hebben vervolgens terrasstoelen gepakt en deze gebruikt om zich te verdedigen tegen de gedragingen van verdachte. Getuige [getuige 4] – eigenaar van de camping – zag op het terras dat het slachtoffer een terrasstoel voor zich hield en dat hij een verwonding had op zijn arm waar bloed uitstroomde. Hij zag dat verdachte diverse keren met gebalde vuisten in de richting van het slachtoffer sloeg. [getuige 4] zag dat verdachte boos was en erg agressief.
Getuigenverklaringen
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [aangever] , [getuige 2] en [getuige 3] niet bruikbaar zijn voor het bewijs en bovendien onbetrouwbaar zijn, omdat zij – gezien de verklaringen afgelegd ten overstaan van de politie en de bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen – niet consistent verklaren.
Het hof overweegt als volgt.
Aangaande de getuigenverklaringen [getuige 2] en [getuige 3] stelt het hof vast dat de verklaringen afgelegd ten overstaan van de politie direct na het incident zijn afgelegd. Bij de raadsheer-commissaris blijven zij, in de kern, bij hun verklaringen. Beiden getuigen hebben waargenomen dat de verdachte een mes in zijn hand had en daarmee bewegingen maakte tijdens de ruzie met het slachtoffer. Voorts hebben zij bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij ten overstaan van de politie naar waarheid hebben verklaard.
Zoals uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt, heeft getuige [getuige 2] ten overstaan van de politie verklaard dat hij verdachte naar de keuken – van het huisje waar zij verbleven – zag rennen en dat hij vervolgens terugkwam met een mes. Hij zag dat de verdachte met het mes op het slachtoffer in stak en dat het slachtoffer een snee had in zijn linkerarm. Getuige [getuige 3] heeft – zoals blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen – bij de politie verklaard dat ook hij zag dat verdachte naar binnen was gerend en terugkwam met een mes en hiermee in de richting van het slachtoffer stak. Hij zag dat de verdachte een stekende beweging maakte en dat het slachtoffer werd geraakt in zijn bovenarm.
Aangaande de afgelegde verklaringen van het slachtoffer [aangever] stelt het hof vast dat hij consistent heeft verklaard met betrekking tot het zien van het mes en het letsel wat hij heeft opgelopen. Ten overstaan van de politie heeft het slachtoffer verklaard dat de verdachte naar buiten kwam en hem direct stak met het mes waardoor een snee in zijn arm is ontstaan. Bij de raadsheer-commissaris heeft het slachtoffer verklaard dat de verdachte uit het huisje kwam en direct begon te steken. Voorts belast [aangever] zichzelf door bij de raadsheer-commissaris te verklaren dat hij de verdachte meerdere stoten op zijn gezicht heeft gegeven.
Getuige [getuige 4] bevestigt de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Hij zag dat het slachtoffer een verwonding had op zijn arm waar bloed uit stroomde en dat hij een terrasstoel voor zich hield. Voorts heeft [getuige 4] verklaard dat hij een man zag die het slachtoffer probeerde te slaan en zag dat deze man boos en agressief was.
Op grond van het bovenstaande en in onderlinge samenhang bezien, acht het hof de verklaringen afgelegd door [aangever] , [getuige 2] en [getuige 3] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Dat zij op onderdelen anders hebben verklaard, met betrekking tot de vraag of er 1 of 2 messen zijn geweest, dan wel de grootte van die messen, dan wel het exact zien van de steekbeweging maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. De getuigen zijn bij de raadsheer-commissaris bijna drie jaar na het incident verhoord. In de kern verklaren zij echter allen dat een mes is gehanteerd door de verdachte.
Het verweer wordt verworpen.
Alternatieve scenario’s
De verdediging heeft twee alternatieve scenario’s aangevoerd. Allereerst is aangevoerd dat de verwonding aan de arm van het slachtoffer zou zijn ontstaan door een eerder gesneuvelde ruit, immers zou het glas van een gebroken ruit een dergelijke wond kunnen veroorzaken.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat na het steekincident een ruit van een deur is gesneuveld. Zoals hiervoor weergegeven heeft getuige [getuige 4] verklaard dat hij het slachtoffer op het terras zag met een verwonding aan zijn arm waar bloed uit stroomde. Het slachtoffer had ter verdediging een terrasstoel in zijn handen terwijl verdachte agressief was en hij het slachtoffer met gebalde vuisten probeerde te slaan. Voorts zag [getuige 4] dat een van de andere mannen een schemerlamp – afkomstig uit het huisje waar de mannen verbleven – vasthad en dat deze lamp vervolgens tegen de verdachte werd gegooid. Verdachte reageerde hier niet op en ging gestaag door met zijn agressieve gedrag.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat er een ruit is gesneuveld nadat er spullen naar hem werden gegooid en dat de ruit door het gooien van deze spullen is gesneuveld. Hierdoor zou het slachtoffer een wond aan zijn arm hebben kunnen oplopen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat getuige [getuige 4] de wond op de arm van het slachtoffer waar bloed uit stroomde al had waargenomen alvorens er spullen – waaronder de schemerlamp – naar verdachte werden gegooid. Voorts heeft de getuige [getuige 1] ook verklaard dat de ruit is gesneuveld doordat met stoelen werd gegooid. Het hof hecht derhalve geen geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep die erop neerkomt dat er een ruit is gesneuveld voordat het slachtoffer de verwonding aan zijn arm had.
Voorts draagt de verdediging aan dat de wond aan de arm van het slachtoffer kan zijn veroorzaakt door een kras van de harde plastic terrasstoelen waarover het slachtoffer zou zijn gevallen.
Gelet op het voorgaande blijkt uit het dossier dat het slachtoffer en getuige [getuige 2] de terrasstoelen ter verdediging vastpakten nadat de verdachte een verwonding aan de arm van het slachtoffer had veroorzaakt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de alternatieve scenario’s niet aannemelijk.
De verweren worden verworpen.
Noodweer en noodweerexces
De verdediging voert aan dat de verdachte uit noodweer dan wel noodweerexces handelde nu hij zich diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf nu hij – kort gezegd – door [aangever] , [getuige 2] en [getuige 3] werd aangevallen. Voorts voert de verdediging in het kader van noodweerexces aan dat de verdachte in een hevige gemoedsbeweging is terechtgekomen waardoor hij te ver is gegaan in de verdediging van zijn lijf.
Het hof gaat uit van de hiervoor omschreven, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Immers, verdachte was de agressor die het slachtoffer heeft gestoken/gesneden met een mes. Het hof stelt vast dat de verdachte aanvallend heeft gereageerd in plaats van verdedigend, hetgeen wordt bevestigd door de getuigen, waaronder [getuige 4] . Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt het hof dat zij op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden van oordeel is dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een straftoemetingsverweer gevoerd. Daartoe is aandacht gevraagd voor het letsel dat verdachte zelf heeft opgelopen, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer met een mes te steken/snijden.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde met zijn handelwijze een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake een geweldsdelict en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de aard en de ernst van datgene wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof daarnaast oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In deze zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Gebleken is dat de rechtbank het dossier niet binnen acht maanden naar het hof heeft gestuurd, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Tevens is het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn in hoger beroep geschonden omdat het hof niet binnen twee jaren nadat appel is ingesteld (te weten op 27 december 2017) arrest heeft gewezen. Nu het hof eerst heden, op 9 juli 2021, einduitspraak doet, is de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer 2 jaren en 1 maand overschreden, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof dan ook van oordeel dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Zonder schending van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 120 uren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 9 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S. Taalman en mr. M.A.M. Wagemakers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.