ECLI:NL:GHSHE:2021:219

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
20-003922-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 november 2017 in Eindhoven een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en daarbij opzettelijk elektriciteit heeft gestolen. De politierechter had in zijn vonnis onvoldoende gemotiveerd, waardoor het hof het vonnis heeft vernietigd. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van vier maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof oordeelde dat de verdachte de enige bewoner van de woning was en dat hij opzettelijk hennepplanten had geteeld en elektriciteit had gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof overwoog dat het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit ernstige misdrijven zijn die schadelijk zijn voor de maatschappij en de volksgezondheid.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003922-19
Uitspraak : 25 januari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 januari 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-166600-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter verdachte ter zake van:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (
  • diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren (in de vorm van alleen plegen) en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof verdachte integraal zal vrijspreken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1 primair.hij op of omstreeks 9 november 2017 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan de [adres 2] ) een (grote) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 388, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
1 subsidiair.een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 9 november 2017 te [geboorteplaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 388 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 9 november 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of voor voornoemde persoon/personen hand- en spandiensten te verrichten ten behoeve van de hennepkwekerij;
2 primair.hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2017 tot en met 9 november 2017 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis BV , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;2 subsidiair.een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 mei 2017 tot en met 9 november 2017 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis BV , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 9 mei 2017 tot en met 9 november 2017 te Eindhoven opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) (een gedeelte van) dat/die pand/woning en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken en/of het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten) ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.hij op 9 november 2017 te Eindhoven opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een grote hoeveelheid van in totaal 388 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2 primair.hij in de periode van 9 mei 2017 tot en met 9 november 2017 te Eindhoven een hoeveelheid elektriciteit, die toebehoorde aan Enexis BV , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt, voor zover niet anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, registratienummer PL2100-2017231294, sluitingsdatum 2 februari 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 1-285.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 januari 2018 (dossierpagina’s 24-29), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 24)
Aanleiding onderzoek en binnentreden woning
Op 9 november 2017 stelde ik naar aanleiding van een melding, inhoudende dat een persoon een hennepkwekerij aan het ruimen was, een onderzoek in op het adres [adres 2] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. In voornoemde woning werd op 9 november 2017 binnengetreden.
Omschrijving pand
Het bleek dat op het hiervoor genoemde adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand bestond uit drie woonlagen, waaronder de zolderverdieping. De zolder en de achterkamer op de eerste verdieping waren ingericht als hennepkwekerij. De woonkamer werd tevens gebruikt als slaapvertrek.
Kweekruimte 1
De ruimte betrof een slaapkamer op de eerste verdieping, gelegen aan de achterzijde van de woning. De afmetingen van de ruimte betroffen ongeveer 3 meter x 3 meter. In totaal stonden er 179 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 centimeter. De plantenbakken waren gevuld met steenwol. In totaal hingen er in de kweekruimte negen assimilatielampen.
(pagina 25)
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevond zich één koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(pagina 26)
Kweekruimte 2
De ruimte betrof een zolderkamer. De afmetingen van de ruimte betroffen ongeveer 4 meter x 3 meter. In totaal stonden er 209 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 centimeter. De plantenbakken waren gevuld met steenwol. In totaal hingen er in de kweekruimte twaalf assimilatielampen. Alle hennepplanen werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich twee koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er werd gebruik gemaakt van CO2-toevoeging.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Voorts constateerde ik gelet op de waargenomen uiterlijke kenmerken, zoals de kleur en vorm, en daarnaast gelet op de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is in mijn aanwezigheid onderzocht door een fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder Enexis . Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de elektrische installatie in het betreffende pand liep en die de aangesloten installatie van elektriciteit voorzag. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door Enexis verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast is gedemonteerd of is gedemonteerd geweest. De door Enexis aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd.
(pagina 27)
Verdachte
Als verdachte is aangemerkt [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985. Voornoemde verdachte was in de hiervoor genoemde woning aanwezig ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerij.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017 (dossierpagina’s 73-75), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 73)
Op 9 november 2017 kregen wij van de meldkamer de opdracht om te gaan naar de [adres 2] . Een melder had gezien dat er vanuit die woning goederen in een bestelbus werden geladen die vermoedelijk afkomstig waren van een hennepkwekerij. Toen wij ter plaatse kwamen zagen wij [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985, bij de achterzijde van een bestelbus staan. Wij zagen dat de deuren van de bestelbus aan de achterzijde waren geopend en dat de achterzijde van de bus volledig was volgestouwd met goederen. Toen wij uit ons voertuig stapten, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 1] , een voordeur sluiten. Ik klopte op het raam. Ik zag vervolgens de hiervoor genoemde verdachte van de trap naar beneden lopen en ik zag dat hij de voordeur opende. Ik vroeg of wij binnen mochten komen. Wij hoorden dat de verdachte zei dat wij gerust binnen mochten komen. Toen wij de woning betraden hoorden wij het gezoem van een afzuiginstallatie en roken wij de geur van hennep.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben de trap opgelopen naar de eerste verdieping. Op de overloop zag ik een bekisting staan die ik herkende als een afzuiginstallatie die wordt gebruikt bij een hennepkwekerij. Ik zag dat er een slaapkamerdeur op een kier stond. Ik zag door de kier hennepplanten staan. Ik ben vervolgens weer naar beneden gelopen en zei tegen mijn collega [verbalisant 2] dat het positief was.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , deelde de verdachte mede dat hij was aangehouden als verdachte van het vervaardigen van softdrugs. Tevens verzochten wij om een extra politievoertuig voor het vervoer van de verdachte naar het politiebureau.
(pagina 74)
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de verdachte naar de bestelbus liep. Ik vroeg aan hem wat hij ging doen. Ik hoorde hem zeggen dat hij de bus ging afsluiten en ik hoorde dat hij vroeg of dat mocht. Ik zei tegen hem dat hij dat mocht doen. Ik zag dat hij de achterdeuren dicht duwde en deze met een sleutel afsloot. Ik zag ook dat hij het portier met een sleutel afsloot.
Nadat de verdachte naar het politiebureau was vervoerd hebben wij verder onderzoek ingesteld in de woning. Wij zagen dat de slaapkamer aan de achterzijde van de woning volledig was ingericht als hennepkwekerij en dat deze was voorzien van hennepplanten. Wij zagen dat de afzuiging van de hennepkwekerij middels aluminiumbuizen naar de badkamer ging en dat het raam van de badkamer was geopend. Wij zagen in de kleine slaapkamer aan de achterzijde een gasfles staan. Op zolder zagen wij een met zeil afgedichte ruimte. Nadat wij dit zeil openden, zagen wij een ruimte die was ingericht als hennepkwekerij en die was voorzien van hennepplanten. Wij zagen dat de deur naar de meterkast was afgesloten. Wij hebben deze deur opengebroken en zagen dat er met de meterkast was geknoeid. Wij zagen dat het massieve gedeelte waarin de porseleinen hoofdzekeringen zaten deels was gesmolten. Wij zagen dat er bij de gasleiding een T-stuk was geplaatst met daaraan een flexibele gasleiding die naar boven liep. Ons is ambtshalve bekend dat bij een hennepkwekerij gas wordt gebruikt om CO2 op te wekken, hetgeen de groei van hennepplanten bevordert. Een medewerker van Enexis is ter plaatse gekomen en constateerde diefstal van stroom.
De schuurdeur was geopend. In de schuur troffen wij een grote zwarte vuilniszak aan. In deze vuilniszak zaten plastic bakken ten behoeve van hennepstekjes. Ook troffen wij in de vuilniszak meerdere lege flacons groeimiddel aan.
Het voertuig waarvan wij hadden gezien dat de verdachte deze had afgesloten werd door ons in beslag genomen. Collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die de verdachte hadden overgebracht naar het politiebureau, namen de autosleutels van de verdachte mee terug naar de [adres 2] . Daar bleek de sleutel echter niet van de bestelbus van het merk en type Citroën Jumpy te zijn, maar van de voor de woning geparkeerde Peugeot die was voorzien van het kenteken [kenteken] Dit voertuig staat op naam van [betrokkene] . Vervolgens werd ook dit voertuig door ons in beslag genomen. De hiervoor genoemde Citroën Jumpy staat op naam van [getuige] .
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2017 (dossierpagina 76), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] :
Op 10 november 2017 hebben wij een buurtonderzoek verricht in de [adres 2] te [geboorteplaats] . Wij zijn aangegaan bij meerdere woningen in de hiervoor genoemde straat. De informatie die wij van de buurtbewoners verkregen hield in dat de persoon die was aangehouden op het adres [adres 2] de bewoner van het pand was en dat deze persoon sinds ongeveer zes maanden dagelijks in en nabij voornoemde woning werd gezien.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2018 (los opgenomen in het dossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In verband met het opgemaakte dossier kreeg ik onder andere de volgende aanvullende vraag vanuit het openbaar ministerie:
- Hoe is het buurtonderzoek verricht? Het buurtonderzoek is verricht door aan te gaan bij meerdere buurtbewoners. Bewoners vertelden dat zij de aangehouden persoon hebben gezien ten tijde dat wij, de politie, aanwezig waren. Zij verklaarden dat deze persoon, verdachte [verdachte] , de hoofdbewoner van het pand was en dat hij dagelijks aanwezig was in de genoemde woning
(het hof begrijpt, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen 1 en 2: op het adres [adres 2] ).
5.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017 (dossierpagina 77), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 9 november 2017 waren wij belast met het transport van de verdachte [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985. Tijdens het transport hadden wij de verdachte medegedeeld dat wij zijn auto in beslag zouden nemen. Bij de insluitingsfouillering van de verdachte hadden wij een autosleutel aangetroffen. Deze sleutel zat in het grijze bakje van de verdachte. Toen wij de verdachte hadden ingesloten in zijn ophoudlokaal zijn wij de zaken op papier gaan zetten. Toen wij klaar waren wilden wij de autosleutel uit het grijze bakje van de verdachte pakken. Wij zagen dat er geen sleutel meer in het fouilleringsbakje lag. Na alles te hebben gecontroleerd kregen wij de autosleutel niet gevonden en zijn wij teruggelopen naar de fouilleringsruimte. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , keek in de vuilnisbak die direct naast de grijze bakjes stond waar elke verdachte zijn fouilleringsspullen in legt. Ook onze verdachte heeft hier zijn spullen in gelegd. In de vuilnisbak zat een zwarte autosleutel van het merk Peugeot. Wij zijn toen met de autosleutel naar de [adres 2]
(het hof begrijpt: te [geboorteplaats] )gereden. Toen wij op het knopje drukten waarmee de autodeuren openen, zagen wij dat er een Peugeot 207SW open ging. Deze auto stond pal voor de deur van de woning waar eerder die dag een hennepkwekerij was aangetroffen. Aan de hand van deze bevindingen kan ik zeggen dat de autosleutel die in de vuilnisbak lag de autosleutel was van de hiervoor genoemde verdachte die wij hebben aangehouden.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2017 (dossierpagina’s 78 en 79), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 78)
Op 9 november 2017 heb ik een onderzoek ingesteld naar de herkomst van een voertuig, zijnde een Citroën Jumpy. Dit voertuig stond op naam van [getuige] . Vervolgens heb ik een onderzoek ingesteld in de cabine van het voertuig. In het opbergvak tegen het dak van de cabine zag ik een flacon liggen van een plantengroeimiddel. Tevens trof ik een grote gripzak aan met hierin een tiental gedroogde henneptoppen. Ik herken deze toppen ambtshalve als toppen die afkomstig zijn van een hennepplant. Ook de geur die van deze toppen af kwam was een specifieke geur die ik herkende als de geur van hennep.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2017 (dossierpagina’s 90 en 91), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene] :
(pagina 90)
Ik heb een auto van het merk Peugeot op mijn naam staan. Ik heb deze auto uitgeleend aan [verdachte]
(het hof begrijpt telkens: verdachte).
(pagina 91)
Voor zover ik weet, maakt alleen [verdachte] gebruik van deze auto. [verdachte] heeft ook de beschikking over een sleutel van deze auto. Ik denk dat [verdachte] deze auto inmiddels ongeveer zes maanden in zijn bezit heeft. [verdachte] had een auto nodig, waarop ik mijn auto in goed vertrouwen aan hem heb uitgeleend.
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2017 (dossierpagina’s 94 en 95), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
(pagina’s 94 en 95)
Ik heb mijn auto, een Citroën Jumpy, uitgeleend aan een vriend van mij. Zijn naam is [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte). Ik heb de auto in de ochtend van 9 november 2017 aan hem uitgeleend.
9.
Een aangifteformulier van Enexis Netbeheer B.V . d.d. 6 december 2017 (dossierpagina’s 98-100), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever] namens Enexis Netbeheer B.V :
(pagina 99)
Op 9 november 2017 werd er een hennepkwekerij aangetroffen in het pand op het adres [adres 2] . Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Enexis Netbeheer B.V . en de installaties in de meterkast van voornoemd pand heeft de monteur vastgesteld dat er sprake was van diefstal van elektriciteit.
Uit onderzoek bleek dat er in de hoofdaansluitkast een illegale aftakking na de hoofdbeveiliging was gemaakt. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de elektrische installatie in het betreffende pand liep en die de aangesloten installatie van elektriciteit voorzag. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door Enexis verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast is gedemonteerd of is gedemonteerd geweest. De door Enexis aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd. Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
10.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 11 januari 2021, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor dat er op 9 november 2017 een bestelbusje van het merk en type Citroën Jumpy voor de woning op het adres [adres 2] is aangetroffen. Dat bestelbusje was van een vriend van mij. Zijn naam is [getuige] . De auto van het merk Peugeot, die destijds eveneens voor de hiervoor genoemde woning is aangetroffen, was van [betrokkene] . Ik had op 9 november 2017 de sleutel van die auto bij mij. Die auto stond daar al langer.
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweren van de verdediging strekkende tot vrijspraak
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde. Daartoe is, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
1.De verdediging heeft in de eerste plaats bepleit dat het binnentreden door de politie in de woning aan de [adres 2] op 9 november 2017 onrechtmatig is geweest, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. De door verdachte aan de verbalisanten verleende toestemming om de hiervoor genoemde woning te betreden kan naar de mening van de verdediging niet gelden als grondslag voor een rechtmatige binnentreding, omdat uit het dossier onvoldoende duidelijk blijkt dat verdachte destijds de bewoner van deze woning was. Nu verdachte derhalve niet bevoegd was vorenbedoelde toestemming te verlenen, dienden de verbalisanten te beschikken over een machtiging tot binnentreden. Uit het voorhanden zijnde dossier blijkt echter dat de verbalisanten ten tijde van het binnentreden niet over een dergelijke machtiging beschikten. Daar komt volgens de verdediging bij dat de bij de politie binnengekomen melding en de omstandigheid dat er voor voornoemde woning een bestelbus werd aangetroffen niet concreet genoeg waren om te komen tot een voldoende gefundeerd redelijk vermoeden van een overtreding van de Opiumwet. Gelet op al het voorgaande dienen de resultaten van het onrechtmatig binnentreden te worden uitgesloten van het bewijs, ten gevolge waarvan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert om tot enige bewezenverklaring te kunnen komen, aldus de verdediging.
2.Voorts heeft de verdediging bepleit dat verdachte niet kan worden aangemerkt als (mede)pleger van het onder 1 primair ten laste gelegde telen van hennepplanten, nu uit het voorhanden zijnde dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de in voornoemde woning aangetroffen hennepkwekerij. De omstandigheid dat verdachte ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning aanwezig was en de resultaten van het buurtonderzoek zijn hiertoe immers onvoldoende. Volgens de verdediging kan de verklaring van verdachte waarom hij toen en daar in de woning was (hof: om op verzoek van ene [naam] een kamer leeg te halen) op grond van het voorhanden zijnde dossier niet worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande dient verdachte dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
3.Tot slot heeft de verdediging bepleit dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van elektriciteit, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen gepleegd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven verweren overweegt het hof als volgt.
Bewijsoverweging ad 1
Het hof stelt voorop dat, gelet op de huidige stand van de rechtspraak, van de verdediging mag worden verlangd dat aan de hand van de wettelijke beoordelingsfactoren – zijnde het belang van het voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel voor verdachte – duidelijk wordt gemotiveerd waarom een vermeend vormverzuim tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Door de verdediging is hier in onvoldoende mate invulling aan gegeven. Reeds om die reden kan dit onderdeel van het verweer van de verdediging niet slagen.
Hoewel dit onderdeel van het verweer, gelet op het vorenstaande, formeel geen bespreking behoeft, overweegt het hof ten overvloede dat het met de advocaat-generaal van oordeel is dat de binnentreding door de politie in de woning aan de [adres 2] niet onrechtmatig is geweest. Het hof overweegt daartoe het navolgende.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het voorhanden zijnde dossier kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het binnentreden door de politie de bewoner van de hiervoor genoemde woning was. Het hof wijst in dit verband met name op de omstandigheden dat verdachte ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij in voornoemde woning aanwezig was en dat een dag later door buurbewoners is verklaard dat verdachte sinds circa zes maanden de bewoner van deze woning was en dat zij hem dagelijks in en nabij die woning hadden gezien. Als bewoner van de woning aan de [adres 2] was verdachte gerechtigd toestemming aan de verbalisanten te verlenen om voornoemde woning binnen te treden, hetgeen hij blijkens het dossier ook heeft gedaan. Gelet hierop is de binnentreding in de hiervoor genoemde woning naar het oordeel van het hof rechtmatig geweest en is er geen sprake van enig vormverzuim door de politie. Het hof merkt ten slotte nog op dat als verdachte, zoals de raadsman stelt, niet de bewoner van de woning zou zijn geweest, verdachte dan niet door het gestelde onrechtmatige handelen is getroffen in een belang dat de norm beoogt te beschermen.
Het hof verwerpt mitsdien dit onderdeel van het verweer. Ook hetgeen hieromtrent verder door de verdediging naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
Bewijsoverweging ad 2
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat verdachte op 9 november 2017 de bewoner was van de woning aan de [adres 2] , waarin op voornoemde datum een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Nu het dossier geen aanwijzingen bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat voornoemde woning eveneens door andere personen dan verdachte werd bewoond, gaat het hof er voorts van uit dat verdachte ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij de
enigebewoner en daarmee gebruiker van die woning was. Uit die omstandigheid leidt het hof af dat verdachte degene is geweest die in de hiervoor genoemde woning opzettelijk hennepplanten heeft geteeld.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte, kort gezegd inhoudende dat hij vóór 9 november 2017 nooit in de woning aan de [adres 2] is geweest, dat hij op de hiervoor genoemde datum slechts in die woning aanwezig was om (tegen een financiële vergoeding) een kamer op te ruimen en dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Het hof wijst in dit verband in de eerste plaats op de hiervoor genoemde verklaringen van buurtbewoners, waaruit onder meer blijkt dat zij verdachte in de periode voorafgaand aan het aantreffen van de hennepkwekerij dagelijks in en nabij voornoemde woning hebben gezien. Voorts wijst het hof op de omstandigheid dat er ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij twee aan verdachte uitgeleende voertuigen voor de hiervoor genoemde woning stonden geparkeerd, te weten een Citroën Jumpy en een Peugeot 207SW. Daarbij merkt het hof op dat de autosleutel van het laatstgenoemde voertuig na de insluitingsfouillering van verdachte is teruggevonden in een vuilnisbak, dat voornoemde [betrokkene] heeft verklaard dat verdachte ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij al ongeveer zes maanden gebruik maakte van zijn auto en dat verdachte heeft verklaard dat de hiervoor genoemde auto al langer voor de hiervoor genoemde woning stond geparkeerd, hetgeen overigens niet valt te rijmen met de verklaring van verdachte dat hij voorafgaand aan 9 november 2017 nooit op het adres [adres 2] was geweest. Met betrekking tot de aan verdachte uitgeleende Citroën Jumpy merkt het hof op dat in dit voertuig hennepgerelateerde goederen zijn gevonden, te weten een flacon plantengroeimiddel en tien henneptoppen.
Verdachte heeft over de identiteit van de persoon die hem naar zijn zeggen zou hebben gevraagd om tegen een financiële vergoeding een kamer in voornoemde woning op te ruimen geen duidelijkheid willen verschaffen. Evenmin heeft verdachte een adres genoemd waarop hij ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij zou hebben gewoond. Hij heeft zijn verklaring derhalve op geen enkele wijze geconcretiseerd en/of verifieerbaar gemaakt, terwijl deze – zoals hiervoor reeds is overwogen – strijdig is met voormelde bewijsmiddelen. Bovendien is uit het onderzoek geen enkel aanknopingspunt verkregen voor de stelling dat (een) ander(en) dan verdachte betrokken is/zijn geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen schuift het hof de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
Het hof verwerpt mitsdien dit onderdeel van het verweer en acht – gelet op de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2017 in de woning aan de [adres 2] opzettelijk hennepplanten heeft geteeld.
Bewijsoverweging ad 3
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er ten behoeve van het telen van hennepplanten op illegale wijze elektriciteit werd afgenomen. Uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt voorts dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de enige bewoner en dus gebruiker was van het pand aan de [adres 2] en dat hij in die woning hennepplanten heeft geteeld. Om die redenen moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat het verdachte is geweest die de elektriciteit gedurende de ten laste gelegde periode heeft weggenomen, waarbij hij de door Enexis aangebrachte zegels heeft verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd.
Het hof verwerpt mitsdien ook dit onderdeel van het verweer en acht – gelet op de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die qua duur gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, in combinatie met een taakstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich op 9 november 2017 schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten. Het telen van hennepplanten faciliteert de handel in softdrugs, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert en – naar de ervaring leert – andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast kan frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid schaden.
Voorts heeft verdachte zich in de periode van 9 mei 2017 tot en met 9 november 2017 schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Om die diefstal te bewerkstelligen is de elektriciteitsmeter gemanipuleerd en zijn de door de netbeheerder aangebrachte zegels verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd. Afgezien van de schade die hierdoor aan de netbeheerder is toegebracht, brengt manipulatie van de elektriciteitsmeter onder andere brandgevaar met zich. Het hof rekent het verdachte aan dat hij hier kennelijk aan voorbij is gegaan en uitsluitend oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in de eerste plaats acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2020, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer ter zake van overtreding van de Opiumwet en vermogensdelicten. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan is gebleken. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer verklaard dat hij samenwoont met zijn partner en éénjarige zoon, dat hij met zijn baan als schilder € 1.200,00 tot € 1.500,00 per maand verdient, dat hij ongeveer € 40.000,00 aan financiële schulden heeft en dat hij bezig is met het afbetalen van voornoemde schulden.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de vorenomschreven ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte reeds eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet en het plegen van vermogensdelicten – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van de door de verdediging verzochte straffen acht het hof dan ook niet passend. Gelet op de hiervoor genoemde inhoud van het strafblad van verdachte ziet het hof voorts geen aanleiding om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Verhoeven, griffier,
en op 25 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.