Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/250266 / HA ZA 18-246)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- het herstelexploot van 6 mei 2019
- de memorie van antwoord in het incident
- de memorie grieven met wijziging van eis, met productie 7 tot en met 10
- de memorie van antwoord
- het H16-formulier van 17 juli 2020, waarbij mr. Borger heeft meegedeeld dat de bewindvoerder de procedure van [onderbewindgestelde/kleindochter] overneemt
- de akte van de bewindvoerder van 18 augustus 2020, met productie 11
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 15 september 2020, met productie 1
3.De feiten
- mijn partner en ik in de gemeentelijke basisadministratie niet langer op hetzelfde adres staan ingeschreven, met uitzondering van de situatie dat de samenwoning is onderbroken ten gevolge van wilsonafhankelijke omstandigheden;
- mijn partner en ik schriftelijk met elkaar zijn overeengekomen de relatie en/of de samenleving te beëindigen;
- één van ons bij aangetekend schrijven aan de ander te kennen heeft gegeven de samenleving als geëindigd te beschouwen;
- mijn partner en ik blijkens een gedateerde en ondertekende schriftelijke overeenkomst zijn overgegaan tot verdeling van alle aan ons gezamenlijk toebehorende goederen;
- één van ons met een derde in het huwelijk is getreden, dan wel een geregistreerd partnerschap is aangegaan.’
4.De procedure in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
€ 3.046,50(tarief IV, 1,5 punt)