ECLI:NL:GHSHE:2021:2185

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
200.259.477_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van eis en bewijslevering in een geschil over managementovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van GVM tegen G Holding B.V. en een andere geïntimeerde. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een managementovereenkomst en een aandeelhoudersovereenkomst. GVM had eerder een vordering ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 februari 2019 werd afgewezen. GVM heeft in hoger beroep een wijziging van eis verzocht, maar het hof heeft deze wijziging niet toegelaten. Het hof oordeelde dat de verzoeken tot vermeerdering van eis niet gerechtvaardigd waren door de aard van het geschil en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wijziging rechtvaardigden. Het hof heeft ook geoordeeld dat GVM niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld door werknemers over te halen om over te stappen naar een concurrerend bedrijf. Het hof heeft de eerdere beslissingen bevestigd en GVM veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.259.477/01
arrest van 13 juli 2021
in de zaak van
[G] Verwarmings Montage B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante, hierna: GVM,
advocaat: mr. C.S. van den Pauwert te Eindhoven,
tegen

1.[G] Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden, hierna: [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. M.C.J. de Schepper te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 4 augustus 2020 en 4 mei 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/324451 / HA ZA 17-546 gewezen vonnis van 6 februari 2019.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 mei 2021;
  • de akte van GVM.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

Tussenarrest 4 mei 2021
9.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof GVM opgedragen om de ongecensureerde verklaring van getuige [betrokkene 12] , afgelegd op 13 maart 2018 ten overstaan van notaris mr. [notaris] , alsnog binnen 14 dagen bij akte in het geding te brengen en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tussenarrest 4 augustus 2020
9.2.
Het hof brengt in herinnering dat hij in dit tussenarrest als volgt heeft geoordeeld:
Procedureel
(1) Het bij akte gedane verzoek tot vermeerdering van eis wordt afgewezen, nu dit verzoek niet wordt gerechtvaardigd door de aard van het geschil en geen sprake is van eerst na de memorie van grieven voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden (rov 3.10). Het hof zal recht doen op de vordering zoals die in eerste aanleg is ingesteld en bij memorie van grieven is herhaald.
(2) Het verzoek ex artikel 843a Rv wordt eveneens afgewezen (rov 3.10).
(3) Het verzoek om een getuigenverhoor wordt verstaan als een verzoek als bedoeld in artikel 166 Rv (rov 3.11). Ten aanzien van de verwijten van GVM die het opschorten van de uitbetaling van de managementvergoeding zouden rechtvaardigen wordt het bewijsaanbod en het verzoek getuigenverhoor ex art. 166 Rv gepasseerd (rov. 3.21), ten aanzien van de verwijten over een door [geïntimeerden] gepleegde coup wordt GVM - ondanks bezwaar van [geïntimeerden] - toegelaten tot getuigenbewijs als in het dictum vermeld (1e rov. 3.26).
(4) Het hof ziet (nog) geen aanleiding een comparitie van partijen te gelasten (2e rov. 3.26).
(5) De grieven III en VI falen, gezien de herstelfunctie van het hoger beroep (rov. 3.13).
(6) De overige grieven worden gezamenlijk beoordeeld (rov. 3.14).
Inhoudelijk
(7) De door GVM gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerden] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de Managementovereenkomst en de Aandeelhoudersovereenkomst is terecht afgewezen. De verwijten aan het adres van [geïntimeerden] rechtvaardigen het opschorten van de uitbetaling van de managementvergoeding niet. Niet is gebleken dat GVM een opeisbare vordering heeft op [geïntimeerden] ter zake van de uitvoering van de werkzaamheden onder de managementovereenkomst (rov. 3.17-3.22).
(8) Indien een coup zoals door GVM gesteld zou hebben plaatsgevonden, zou dit aan [geïntimeerden] kunnen worden verweten als onrechtmatig handelen. GVM heeft gesteld dat [geïntimeerde sub 2] in de tijd vóór de opzeggingen minimaal twee bijeenkomsten heeft gehouden, waarin hij zich tegenover (geselecteerde) medewerkers negatief heeft uitgelaten over GVM, hen heeft verteld van de oprichting van VVZ en hen heeft verzocht over te stappen onder de toezegging van gelijkblijvende condities. GVM heeft gewezen op een (gecensureerde) verklaring van een anonieme getuige en een verklaring van de heer [betrokkene 4] . Beide verklaringen wijzen erop dat de werknemers die bij de rechtbank in het voorlopig getuigenverhoor zijn gehoord, afgestemde en onjuiste verklaringen hebben afgelegd.
GVM is toegelaten kort gezegd tot bewijs van feiten waaruit blijkt dat [geïntimeerden] de hem verweten coup heeft gepleegd.
Daarbij is GVM opgedragen om de identiteit van de anonieme getuige bekend te maken en van diens in het geding gebrachte onvolledige verklaring een volledige versie over te leggen (rov 3.23-3.26).
Bindende eindbeslissingen en eiswijziging
9.3.1.
Ter gelegenheid van de memorie na enquête wenst GVM wederom haar eis te wijzigen.
Bij memorie van grieven had GVM gevorderd:
( a) toewijzing van al haar vorderingen in reconventie;
( b) afwijzing van alle vorderingen van [geïntimeerden] in conventie;
( c) veroordeling van [geïntimeerden] hoofdelijk, tot terugbetaling van datgene wat GVM ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan;
( d) proceskostenveroordeling als gevorderd.
GVM voert ter onderbouwing van haar eiswijziging aan dat uit de bewijsopdrachten is gebleken dat (i) [Holding/GH] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Managementovereenkomst met GVM, (ii) [geïntimeerde sub 2] in privé toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Managementovereenkomst met GVM en de Aandeelhoudersovereenkomst tussen [Holding/GH] en [geïntimeerde sub 2] , waarvan GVM eveneens deel uitmaakt, (iii) [Holding/GH] en [geïntimeerde sub 2] in privé hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die GVM hierdoor heeft geleden, en (iv) [Holding/GH] ten onrechte managementdiensten heeft gefactureerd, terwijl uit de afgelegde verklaringen blijkt dat die managementdiensten niet, c.q. niet behoorlijk zijn uitgevoerd.
Zij wenst haar eis daarom alsnog te wijzigen aldus dat zij naast het reeds gevorderde thans ook vordert, samengevat:
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerden] zich onrechtmatig hebben gedragen jegens GVM,
- dat zij toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de managementovereenkomst en/of de aandeelhoudersovereenkomst;
- dat zij ten onrechte managementfees hebben ontvangen die zij moeten terugbetalen en
- dat zij aansprakelijk zijn voor de schade van GVM die nader in een schadestaatprocedure zal worden opgemaakt en vereffend.
9.3.2.
[geïntimeerden] hebben gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de verzochte eiswijziging, omdat deze tardief is en in strijd met de goede procesorde.
9.3.3.
Zoals hierboven weergegeven heeft het hof in zijn tussenarrest reeds geoordeeld over de vordering van GVM, voor zover deze was gestoeld op een toerekenbare tekortkoming van [Holding/GH] en/of [geïntimeerde sub 2] in privé. Deze beslissingen heeft het hof uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven. In beginsel is het hof hieraan in het verdere verloop van het geding gebonden. Deze gebondenheid geldt echter niet onverkort. De eisen van de goede procesorde brengen immers tevens mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Die situatie doet zich in dit geval evenwel niet voor, temeer niet nu de stellingen en nieuwe vorderingen van GVM hoofdzakelijk zijn gestoeld op haar eigen interpretatie van het door haar geleverde bewijs, terwijl het hof het aangedragen bewijs nog moet beoordelen (en dat oordeel, zoals hierna zal blijken, afwijkt van de visie van GVM).
Dat het hof blijft bij zijn beslissingen, impliceert dat de eiswijzigingen, voor zover deze zouden moeten worden opgevat als een verzoek van GVM om terug te komen op eerder genomen beslissingen, worden afgewezen.
9.3.4.
Voor zover het gaat om een verzoek tot eiswijziging in de werkelijke zin van het woord, heeft te gelden dat het hof in zijn tussenarrest van 4 augustus 2020 reeds uitvoerig heeft aangegeven dat en waarom eiswijzigingen ná de memorie van grieven in beginsel niet worden toegestaan. Dat oordeel geldt hier onverkort. Ook thans is geen sprake van eerst na de memorie van grieven voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden die leiden tot een eisverandering of -vermeerdering, om te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist. Immers, de nieuwe feiten en omstandigheden waarop GVM doelt, zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden, maar niet meer dan haar eigen interpretatie van reeds bekende feiten en omstandigheden naar aanleiding van de door de getuigen afgelegde verklaringen. Deze getuigen zijn gehoord over een specifiek probandum, in verband met een specifieke door GVM ingestelde vordering, waarop nog niet was beslist. Het is in strijd met de goede procesorde om in dit late stadium, na het horen van de getuigen, die vordering nog weer te wijzigen en aan te vullen (los van het feit dat die wijziging is verzocht op basis van een interpretatie van de getuigenverklaringen die niet strookt met de beoordeling daarvan door het hof).
9.3.5.
Dit alles maakt dat de door GVM (wederom) gedane verzoeken strijdig zijn met de goede procesorde en ook reeds hierom dienen te worden afgewezen.
Het hof zal, zoals reeds eerder is overwogen, recht doen op de vorderingen van GVM zoals deze in de memorie van grieven zijn weergegeven en hierboven in rov 9.3.1. zijn herhaald.
Bewijswaardering
9.4.1.
GVM was toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten waaruit blijkt dat [geïntimeerden] (i) minimaal twee bijeenkomsten heeft gehouden, (ii) waarin hij zich tegenover (geselecteerde) medewerkers negatief heeft uitgelaten over GVM, (iii) hen heeft verteld van de oprichting van VVZ en (iv) hen heeft overgehaald om over te stappen naar VVZ onder de toezegging van gelijkblijvende condities.
9.4.2.
GVM heeft bekend gemaakt dat de anonieme getuige [betrokkene 12] is, en zij heeft bij akte de volledige, ongecensureerde verklaring van [betrokkene 12] van 13 maart 2018 overgelegd.
Zij heeft als getuigen doen horen [geïntimeerde sub 2] , geïntimeerde sub 2; [betrokkene 4] , serviceregel techniek monteur bij VSB (een dochter van het concern waarvan GVM deel uitmaakt); [betrokkene 13] , jurist, partner van [betrokkene 4] ; [betrokkene 7] , bedrijfsleider bij VSB; [betrokkene 12] , verwarmingsmonteur bij MG; [betrokkene 14] , administratief medewerker, ex-partner van [betrokkene 12] ; [betrokkene 15] , directiesecretaris, partner van [bestuurder MB] .
GVM heeft verder de volledige WhatsApp geschiedenis tussen [bestuurder MB] en [betrokkene 14] overgelegd (prod. 14), een extract uit de WhatsApp geschiedenis tussen [bestuurder MB] en [betrokkene 4] (prod. 15) en een doorgezonden WhatsApp waarin [betrokkene 12] een bericht van [betrokkene 14] doorstuurt aan [bestuurder MB] (prod. 16).
9.4.3.
[geïntimeerden] hebben afgezien van contra-enquête.
9.5.1.
De voorgebrachte getuigen [geïntimeerde sub 2] en [betrokkene 7] zijn eerder in het kader van het op verzoek van MG en GVM gehouden voorlopig getuigenverhoor gehoord. De getuige [betrokkene 12] heeft eerder een schriftelijke verklaring afgelegd. Tijdens het getuigenverhoor bij dit hof zijn deze getuigen met hun eerdere verklaringen geconfronteerd. Opvallend hierbij was dat de getuige [betrokkene 12] zei zich maar heel weinig te herinneren van de gebeurtenissen en steeds verwees naar dat wat hij eerder had verklaard. Die schriftelijke verklaring was, zo verklaarde [betrokkene 12] , afgelegd op verzoek van [bestuurder MB] : “
Alles is toen voor mij georganiseerd. [bestuurder MB] zal wel een afspraak bij de notaris gemaakt hebben. De notaris heeft mij alle vragen gesteld. Ik weet niet wie de vragen opgesteld had.” en: “
Bij het afleggen van de verklaring bij de notaris had ik geen advocaat en ik heb daar ook niet met een advocaat over gesproken.” Uit de door GVM overgelegde whatsapp correspondentie tussen [betrokkene 14] en [bestuurder MB] , blijkt dat [bestuurder MB] voor [betrokkene 12] een afspraak bij de notaris had geregeld.
[betrokkene 15] , de partner van [bestuurder MB] heeft verklaard dat [betrokkene 12] en [betrokkene 14] voor het afleggen van deze verklaring een onkostenvergoeding hebben gekregen van ongeveer tweeduizend euro. [betrokkene 14] heeft dit ook verklaard, maar [betrokkene 12] heeft het ontkend. Die ontkenning komt niet geloofwaardig over. Bij de beoordeling van de verklaring van getuige [betrokkene 12] , houdt hof er rekening mee dat de omstandigheden onder welke de eerder afgelegde schriftelijke verklaring tot stand is gekomen niet helemaal duidelijk zijn, dat [betrokkene 12] niet werd bijgestaan door een advocaat, dat [betrokkene 12] zeer waarschijnlijk een forse onkostenvergoeding heeft gekregen en dat van de kant van [geïntimeerden] toen – kennelijk – niemand aanwezig was. Het hof heeft verder geconstateerd dat de gedeeltes, die bij de eerder overgelegde versie van de verklaring van [betrokkene 12] weggelakt waren, met name verklaringen over toenmalige collega’s betreffen.
9.5.2.
Wat betreft de getuige [betrokkene 7] valt op dat hij aangeeft dat hij bij de rechtbank zou hebben verklaard “
onder groepsdruk”, dat hij niet bij die verklaring blijft, en dat hij “
er klaar mee was”. Vervolgens zei hij: “
Ik herroep mijn verklaring en verklaar nu opnieuw” en
“(..) het maakt toch niets meer uit. Ik stond toen aan die kant, en nu aan deze kant, qua dienstverbanden. Ik kan nog wel een keer liegen, maar het maakt toch niet uit, want het komt toch wel uit. Dan ga ik voor de bijl. Dit is de waarheid.”
Het hof is van oordeel dat getuige [betrokkene 7] hiermee afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de beide door hem onder ede afgelegde verklaringen. Weliswaar verklaart hij in wezen dat hij destijds bij de rechtbank meineed heeft gepleegd en nu bij het hof de waarheid spreekt, maar naar het oordeel van het hof is het enige dat nu duidelijk is geworden, dat één van beide verklaringen niet klopt. Er is geen reden om voetstoots aan te nemen dat de getuige dit keer de waarheid spreekt. Kortom: de verklaringen van getuige [betrokkene 7] zijn voor het hof van geen waarde en het hof zal deze verder ter zijde laten.
9.5.3.
Bij de beoordeling van de afgelegde verklaringen zijn naar het oordeel van het hof verder de dienstverbanden van de verschillende getuigen van belang. Zo valt bij de getuige [betrokkene 7] op - hij zei het zelf ook al - dat hij ten tijde van de eerste (voor [geïntimeerden] gunstiger) verklaring werkzaam was bij VVZ, en ten tijde van de tweede (voor GVM gunstiger verklaring) werkzaam was bij VSB, waarvan hierboven reeds vermeld is dat dit een (nieuwe)dochter is uit het concern waar ook GVM toe behoort. Getuige [betrokkene 4] werkt sinds kort eveneens bij VSB, en daarvoor bij VVZ. De ex-partner van [betrokkene 12] , [betrokkene 14] , heeft verklaard dat [betrokkene 12] , die nu bij MG werkt, ook bij VSB mag komen werken.
9.5.4.
Tenslotte is van belang dat de getuigen [betrokkene 13] , [betrokkene 15] en [betrokkene 14] voornamelijk via hun partners respectievelijk ex-partner van de kwesties, waarover zij hebben verklaard, hebben gehoord en dat hun verklaringen bijna alleen van horen zeggen zijn.
9.6.
Rekening houdend met het bovenstaande, dat noopt tot terughoudendheid bij de beoordeling van de afgelegde verklaringen, is uit de getuigenverklaringen over de te bewijzen feiten en omstandigheden met name het volgende aan het hof gebleken.
(i) minimaal twee bijeenkomsten door [geïntimeerden] gehouden
[geïntimeerde sub 2]zelf heeft ontkend dat op 19 april 2017 bij hem thuis een bijeenkomst met een 13-tal monteurs heeft plaatsgevonden: er werd vaker bij hem wel gebiljart en geborreld maar dat waren geen bijeenkomsten. Van een gesprek na werktijd op kantoor op 7 maart 2017 met [betrokkene 12] en/of andere monteurs kan [geïntimeerde sub 2] zich niets herinneren.
[betrokkene 4]verklaarde over een bijeenkomst bij [geïntimeerde sub 2] thuis (de datum was hem ontschoten), waartoe men door [geïntimeerde sub 2] via de groepsapp was opgeroepen. Hierbij waren aanwezig bijna alle mensen die bij GVM zouden vertrekken om naar VVZ te gaan. Verder besprak men dingen met [geïntimeerde sub 2] ( [geïntimeerde sub 2] ) als men op kantoor was, na afloop van het werk. “
Van bijeenkomsten op kantoor weet ik niets. Het was gewoon zo dat als er belangrijk nieuws was. [geïntimeerde sub 2] of [betrokkene 1] ( [betrokkene 1] ) ons bijpraatten in de kantine of in de loods.
[betrokkene 13]verklaarde dat [betrokkene 4] haar had verteld dat hij was opgeroepen voor een bijeenkomst met de collega’s, waarschijnlijk bij [geïntimeerde sub 2] thuis.
[betrokkene 12]verklaarde dat iedereen die overgestapt is, een keer bij elkaar is geweest bij [geïntimeerde sub 2] in de tuin, die locatie kende hij, ze hadden er vaker feestjes gehad. Verder verklaarde [betrokkene 12] dat het “
best zou kunnen” dat hij heeft verklaard dat hij hierover ook bij [geïntimeerde sub 2] op kantoor heeft gezeten: “
Dat zal dan wel zo zijn”.
[betrokkene 15]verklaarde wat [betrokkene 14] en [betrokkene 12] haar hebben verteld over een bijeenkomst bij [geïntimeerde sub 2] thuis en dat [betrokkene 12] haar had verteld over een bijeenkomst op kantoor waar [betrokkene 16] was.
Geen van de getuigen heeft verklaard over twee bijeenkomsten.
(ii) [geïntimeerde sub 2] heeft zich op bijeenkomsten tegenover (geselecteerde) medewerkers negatief uitgelaten over GVM, en
(iii) hen heeft verteld van de oprichting van VVZ
[betrokkene 4]heeft verklaard dat op de bijeenkomst bij [geïntimeerde sub 2] thuis, waar hij was, door [geïntimeerde sub 2] is gesproken over een nieuwe onderneming. “
Boxtel was gesloten en iedereen zou naar Mierlo moeten komen. Dat werd niet gepikt, door [geïntimeerde sub 2] niet en ook door ons niet. We waren overstuur dat Boxtel dichtging.” Op de vraag of [geïntimeerde sub 2] zich negatief heeft uitgelaten over GVM heeft [betrokkene 4] geantwoord: “
ja, hij zei dat wij met een aantal personen naar VVZ zouden gaan en dat de rest bij GVM het dan maar moest uitzoeken. Over de directie van GVM of [bestuurder MB] werd niets negatiefs gezegd.”
[betrokkene 12]verklaarde dat bij de bijeenkomst in de tuin bij [geïntimeerde sub 2] is gesproken over weggaan.
(iv) [geïntimeerde sub 2] heeft de aanwezige werknemers overgehaald om over te stappen naar VVZ onder de toezegging van gelijkblijvende condities
[geïntimeerde sub 2]heeft verklaard dat hij in de periode dat de collega’s opzegden, niet wist van het oprichten van VVZ door [betrokkene 1] en dat hij [betrokkene 12] niet heeft overgehaald tot opzeggen.
[betrokkene 4]heeft verklaard dat [geïntimeerde sub 2] aan de aanwezigen bij de bijeenkomst in zijn tuin de vraag heeft gesteld of zij het eens waren met de nieuwe onderneming. Men kreeg vervolgens van [geïntimeerde sub 2] via de groepsapp het verzoek om individueel op te zeggen bij GVM, en later de opdracht om de groepsapp te verwijderen. [betrokkene 1] had gezegd dat hij onder dezelfde condities bij VVZ kon werken. In de beleving van [betrokkene 4] gebeurden er daarna dingen met het doel om MG of GVM om te laten vallen.
Uit het overgelegde extract van de whatsapp gesprekken met [betrokkene 4] blijkt dat het vooral [betrokkene 1] was, die met [betrokkene 4] en de andere overstappende werknemers contact had, en die alles regelde wat betreft het opzeggen en het contact met de advocaat van VVZ (rond begin juni 2017).
[betrokkene 13]verklaarde dat [betrokkene 4] thuis kwam met een door hem getekende opzeggingsbrief, terwijl hij nog geen nieuwe baan had. [betrokkene 13] werd daar boos over en toen hebben zij [geïntimeerde sub 2] bij hen thuis gevraagd. [geïntimeerde sub 2] heeft toen gezegd dat het allemaal goed zou komen.
[betrokkene 12]heeft verklaard dat in de gesprekken over het weggaan en overgaan naar een ander bedrijf, [geïntimeerde sub 2] voor de troepen is gaan staan. De planning na de opzegging zou in overleg met [geïntimeerde sub 2] gaan. [geïntimeerde sub 2] heeft [betrokkene 12] gevraagd om ontslag te nemen bij GVM: “
Hij vroeg mij of ik zou willen meegaan naar VVZ.” De opzeggingsbrief heeft [betrokkene 12] niet zelf geschreven, volgens hem kreeg hij die van [geïntimeerde sub 2] en heeft [betrokkene 14] die toen overgetypt en verstuurd.
Een overgelegd (door [betrokkene 14] doorgestuurd) whatsapp-berichtje van [geïntimeerde sub 2] aan [betrokkene 12] luidt:
“(..) Kom gewoon ff langs als je wat wilt overleggen, ook over salaris. Geen probleem.
Neem in je beslissing ook even mee dat er in Mierlo straks weinig tot geen fatsoenlijke monteurs en klanten meer rondlopen. Er is weinig toekomst daar. (..) Voor ons is het belangrijk dat je mee zou gaan in ieder geval. (..) En vergeet niet dat je mijn naam nooit noemt natuurlijk.”
[betrokkene 15]heeft verklaard dat uit app-verkeer dat zij nog heeft blijkt dat [betrokkene 12] de ontslagbrief bij [geïntimeerde sub 2] thuis heeft getekend.
9.7.1.
Het hof is van oordeel dat GVM met de bijgebrachte bewijsmiddelen het verlangde bewijs niet heeft geleverd. Het is wel duidelijk geworden dat er één bijeenkomst is geweest bij [geïntimeerde sub 2] thuis, waar over het nieuwe bedrijf en de eventuele overstap van de werknemers van GVM is gesproken. Zelfs is wel aangetoond dat [geïntimeerde sub 2] daarbij samen met [betrokkene 1] het voortouw nam. Dat een tweede dergelijke bijeenkomst is gehouden is niet komen vast te staan. Tenslotte blijkt uit geen enkele verklaring dat [geïntimeerde sub 2] zich negatief zou hebben uitgelaten over GVM. De werknemers zelf waren al ontdaan over de sluiting van de vestiging in Boxtel en de verhuizing naar Mierlo. Dat was een feit waar [geïntimeerde sub 2] buiten stond. Dat de werknemers daarover ontevreden waren en spraken, rechtvaardigt niet de conclusie dat [geïntimeerde sub 2] zich (expressis verbis) negatief over GVM heeft uitgelaten richting de werknemers. Dat [geïntimeerde sub 2] iets te maken had met “
dingen om GVM te laten omvallen” (welke dan ook, dat is niet duidelijk geworden), wat [betrokkene 4] verklaarde, is het hof niet gebleken.
Uiteindelijk hebben de werknemers zelf besloten om over te stappen naar VVZ, nadat zij over dat bedrijf waren geïnformeerd door [geïntimeerde sub 2] en door [betrokkene 1] . [betrokkene 12] heeft hierover nog wel voornoemd whatsapp berichtje ontvangen van [geïntimeerde sub 2] , maar dat hij is overgehaald om over te stappen blijkt daaruit niet en het heeft ook niet geleid tot zijn overstap.
Het nieuwe bedrijf was door [betrokkene 1] opgericht. [geïntimeerde sub 2] heeft weliswaar – samen met [betrokkene 1] – het woord gevoerd tijdens een bijeenkomst bij [geïntimeerde sub 2] thuis, en [geïntimeerde sub 2] heeft de mannen er niet van weerhouden om over te stappen, maar dat een en ander is onvoldoende voor het oordeel dat het bewijs is geleverd van een door [geïntimeerde sub 2] gepleegde en aan hem als onrechtmatig jegens GVM toe te rekenen coup.
9.7.2.
Het hof heeft in het tussenarrest van 4 augustus 2020 reeds overwogen dat het verwijt ten aanzien van het optreden van [geïntimeerden] in april 2017 toen dertien werknemers ontslag namen als zelfstandig verwijt door GVM ook – mede in het licht van het daartegen door [geïntimeerden] geformuleerde en niet, althans onvoldoende weersproken verweer – onvoldoende is onderbouwd. Dat werknemers bij [geïntimeerde sub 2] privé hun ontslag indienden en dat hij daarover met die werknemers in gesprek ging en afspraken maakte ter bescherming van het bedrijfsbelang, kan [geïntimeerden] niet als tekortschieten onder de Managementovereenkomst verweten worden, zo overwoog het hof verder in het tussenarrest. Evenmin is thans komen vast te staan dat [geïntimeerde sub 2] door aldus te handelen, onrechtmatig heeft gehandeld jegens GVM.
9.8.
Dit betekent dat alle grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
GVM zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, als gevorderd.

10.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt GVM in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] op € 741,00 aan griffierecht en op € 3.342,00 aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 163,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat de bedragen van € 741,00 en € 3.342,00 binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het bedrag van € 163,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het bedrag van € 248,-- vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en J.M.W. Werker en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 juli 2021.
griffier rolraadsheer