ECLI:NL:GHSHE:2021:218

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
20-003921-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontnemingsvordering in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1985, is vastgesteld op € 38.101,32. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die eerder dit bedrag had opgelegd als verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en het bedrag zou handhaven. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden vanwege de beperkte draagkracht van de betrokkene, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in de periode van 1 juni 2017 tot 9 november 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, wat heeft geleid tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de hoogte van het voordeel geschat op basis van de aangetroffen hennepplanten en de opbrengsten daarvan. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van het geschatte bedrag aan de Staat, met een maximale gijzeling van drie jaar indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003921-19 (OWV)
Uitspraak : 25 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven , van 12 april 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-166600-18 tegen:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 38.101,32 en is aan betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten op een bedrag van € 38.101,32 en aan hem de verplichting zal opleggen tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verdediging heeft primair bepleit dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen, gelet op de beperkte draagkracht van betrokkene. Subsidiair heeft de verdediging op de hiervoor genoemde grond bepleit dat het hof de betalingsverplichting zal matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt, voor zover niet anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven , basisteam Eindhoven -Noord, registratienummer PL2100-2017231294, sluitingsdatum 2 februari 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 1-285.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 januari 2018 (dossierpagina’s 24-29), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 24)
Aanleiding onderzoek en binnentreden woning
Op 9 november 2017 stelde ik naar aanleiding van een melding, inhoudende dat een persoon een hennepkwekerij aan het ruimen was, een onderzoek in op het adres [adres 2] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. In voornoemde woning werd op 9 november 2017 binnengetreden.
Omschrijving pand
Het bleek dat op het hiervoor genoemde adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand bestond uit drie woonlagen, waaronder de zolderverdieping. De zolder en de achterkamer op de eerste verdieping waren ingericht als hennepkwekerij. De woonkamer werd tevens gebruikt als slaapvertrek.
Kweekruimte 1
De ruimte betrof een slaapkamer op de eerste verdieping, gelegen aan de achterzijde van de woning. De afmetingen van de ruimte betroffen ongeveer 3 meter x 3 meter. In totaal stonden er 179 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 centimeter. De plantenbakken waren gevuld met steenwol. In totaal hingen er in de kweekruimte negen assimilatielampen.
(pagina 25)
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevond zich één koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(pagina 26)
Kweekruimte 2
De ruimte betrof een zolderkamer. De afmetingen van de ruimte betroffen ongeveer 4 meter x 3 meter. In totaal stonden er 209 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 centimeter. De plantenbakken waren gevuld met steenwol. In totaal hingen er in de kweekruimte twaalf assimilatielampen. Alle hennepplanen werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich twee koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er werd gebruik gemaakt van CO2-toevoeging.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Voorts constateerde ik gelet op de waargenomen uiterlijke kenmerken, zoals de kleur en vorm, en daarnaast gelet op de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
(pagina 27)
Verdachte
Als verdachte is aangemerkt [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985. Voornoemde verdachte was in de hiervoor genoemde woning aanwezig ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerij.
(pagina 29)
Wederrechtelijk verkregen voordeel door eerdere oogsten
Ik trof omstandigheden aan die duiden op één of meer eerdere opbrengsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. Er is een berekening gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Hiervan is een rapport opgemaakt
(hof: zie bewijsmiddel 2).
2.
Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 22 januari 2018 (dossierpagina’s 133-138), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur [verbalisant 1] :
(pagina 133)
Inleiding
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985.
Ontnemingsperiode
De ontnemingsperiode betreft de periode van 1 juni 2017 tot 9 november 2017.
Verdachte [betrokkene] was in de woning aanwezig. Uit het buurtonderzoek bleek dat deze verdachte zich al ruim zes maanden dagelijks in de woning ophield. De kwekerij was al geruime tijd in werking. Dit was duidelijk te zien aan de kalkafzetting in de kweekruimtes, de verkleuring van het gebruikte purschuim en het aantreffen van een ‘oude’ koolstoffilter, waarvan het doek was verkleurd.
(pagina 134)
Vaststelling opbrengst per oogst in de eerste kweekruimte
In de eerste kweekruimte stonden minimaal 179 hennepplanten en potten. Ik stelde dit vast door de hennepplanten en/of potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de eerste kweekruimte was negen vierkante meter.
Vaststelling eerdere oogsten in de eerste kweekruimte
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van één reeds eerder gerealiseerde oogst in de eerste kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. De vermelde eerdere oogst is vastgesteld op basis van onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
(pagina 135)
Kalkafzetting
In de eerste kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
Stof op koolstoffilters
De aangetroffen koolstoffilters waren in de eerste kweekruimte bevestigd door middel van kettingen. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde op de plaatsen waar deze bevestiging was aangebracht ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de eerste kweekruimte is opgetreden nadat de koolstoffilters in de eerste kweekruimte waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de eerste kweekruimte komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht.
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en de aanwezige elektra. Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
Verkleuring van houten latten
Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op de plaatsen waar de lampen niet aan de lat waren bevestigd.
Potgrond/wortelresten
In de al geoogste hennepkwekerij zijn potten met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten, wat erop duidt dat er sprake is geweest van een eerdere oogst.
(pagina 136)
Vaststelling opbrengst per oogst in de tweede kweekruimte
In de tweede kweekruimte stonden minimaal 209 hennepplanten en potten. Ik stelde dit vast door de hennepplanten en potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de tweede kweekruimte was twaalf vierkante meter.
Vaststelling eerdere oogsten in de tweede kweekruimte
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van één reeds eerder gerealiseerde oogst in de tweede kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. De vermelde eerdere oogst is vastgesteld op basis van onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
Kalkafzetting
In de tweede kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
Stof op koolstoffilters
De aangetroffen koolstoffilters waren in de tweede kweekruimte bevestigd door middel van kettingen. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde op de plaatsen waar deze bevestiging was aangebracht ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de tweede kweekruimte is opgetreden nadat de koolstoffilters in de tweede kweekruimte waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de tweede kweekruimte komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht.
(pagina 137)
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en de aanwezige elektra. Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
Verkleuring van houten latten
Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op de plaatsen waar de lampen niet aan de lat waren bevestigd.
Potgrond/wortelresten
In de al geoogste hennepkwekerij zijn potten met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten, wat erop duidt dat er sprake is geweest van een eerdere oogst.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017 (dossierpagina’s 73-75), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
(pagina 73)
Op 9 november 2017 kregen wij van de meldkamer de opdracht om te gaan naar de [adres 2] . Een melder had gezien dat er vanuit die woning goederen in een bestelbus werden geladen die vermoedelijk afkomstig waren van een hennepkwekerij. Toen wij ter plaatse kwamen zagen wij [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985, bij de achterzijde van een bestelbus staan. Wij zagen dat de deuren van de bestelbus aan de achterzijde waren geopend en dat de achterzijde van de bus volledig was volgestouwd met goederen. Toen wij uit ons voertuig stapten, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] , een voordeur sluiten. Ik klopte op het raam. Ik zag vervolgens de hiervoor genoemde verdachte van de trap naar beneden lopen en ik zag dat hij de voordeur opende. Ik vroeg of wij binnen mochten komen. Wij hoorden dat de verdachte zei dat wij gerust binnen mochten komen. Toen wij de woning betraden hoorden wij het gezoem van een afzuiginstallatie en roken wij de geur van hennep.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben de trap opgelopen naar de eerste verdieping. Op de overloop zag ik een bekisting staan die ik herkende als een afzuiginstallatie die wordt gebruikt bij een hennepkwekerij. Ik zag dat er een slaapkamerdeur op een kier stond. Ik zag door de kier hennepplanten staan. Ik ben vervolgens weer naar beneden gelopen en zei tegen mijn collega [verbalisant 1] dat het positief was.
(pagina 74)
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de verdachte naar de bestelbus liep. Ik vroeg aan hem wat hij ging doen. Ik hoorde hem zeggen dat hij de bus ging afsluiten en ik hoorde dat hij vroeg of dat mocht. Ik zei tegen hem dat hij dat mocht doen. Ik zag dat hij de achterdeuren dicht duwde en deze met een sleutel afsloot. Ik zag ook dat hij het portier met een sleutel afsloot.
Nadat de verdachte naar het politiebureau was vervoerd hebben wij verder onderzoek ingesteld in de woning. Wij zagen dat de slaapkamer aan de achterzijde van de woning volledig was ingericht als hennepkwekerij en dat deze was voorzien van hennepplanten. Wij zagen dat de afzuiging van de hennepkwekerij middels aluminiumbuizen naar de badkamer ging en dat het raam van de badkamer was geopend. Wij zagen in de kleine slaapkamer aan de achterzijde een gasfles staan. Op zolder zagen wij een met zeil afgedichte ruimte. Nadat wij dit zeil openden, zagen wij een ruimte die was ingericht als hennepkwekerij en die was voorzien van hennepplanten.
De schuurdeur was geopend. In de schuur troffen wij een grote zwarte vuilniszak aan. In deze vuilniszak zaten plastic bakken ten behoeve van hennepstekjes. Ook troffen wij in de vuilniszak meerdere lege flacons groeimiddel aan.
Het voertuig waarvan wij hadden gezien dat de verdachte deze had afgesloten, zijnde een Citroën Jumpy, werd door ons in beslag genomen. Dit voertuig staat op naam van [getuige]
4.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2017 (dossierpagina 76), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] :
Op 10 november 2017 hebben wij een buurtonderzoek verricht in de [adres 2] . Wij zijn aangegaan bij meerdere woningen in de hiervoor genoemde straat. De informatie die wij van de buurtbewoners verkregen hield in dat de persoon die was aangehouden op het adres [adres 2] de bewoner van het pand was en dat deze persoon sinds ongeveer zes maanden dagelijks in en nabij voornoemde woning werd gezien.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2018 (los opgenomen in het dossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In verband met het opgemaakte dossier kreeg ik onder andere de volgende aanvullende vraag vanuit het openbaar ministerie:
- Hoe is het buurtonderzoek verricht? Het buurtonderzoek is verricht door aan te gaan bij meerdere buurtbewoners. Bewoners vertelden dat zij de aangehouden persoon hebben gezien ten tijde dat wij, de politie, aanwezig waren. Zij verklaarden dat deze persoon, verdachte [betrokkene] , de hoofdbewoner van het pand was en dat hij dagelijks aanwezig was in de genoemde woning
(het hof begrijpt, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen 1 en 3: op het adres [adres 2] ).
6.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2017 (dossierpagina’s 78 en 79), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 78)
Op 9 november 2017 heb ik een onderzoek ingesteld naar de herkomst van een voertuig, zijnde een Citroën Jumpy. Dit voertuig stond op naam van [getuige] Vervolgens heb ik een onderzoek ingesteld in de cabine van het voertuig. In het opbergvak tegen het dak van de cabine zag ik een flacon liggen van een plantengroeimiddel. Tevens trof ik een grote gripzak aan met hierin een tiental gedroogde henneptoppen. Ik herken deze toppen ambtshalve als toppen die afkomstig zijn van een hennepplant. Ook de geur die van deze toppen af kwam was een specifieke geur die ik herkende als de geur van hennep.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2017 (dossierpagina’s 94 en 95), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
(pagina’s 94 en 95)
Ik heb mijn auto, een Citroën Jumpy, uitgeleend aan een vriend van mij. Zijn naam is [betrokkene]
(het hof begrijpt: betrokkene). Ik heb de auto in de ochtend van 9 november 2017 aan hem uitgeleend.
Nadere overwegingen
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen, gelet op de beperkte draagkracht van betrokkene.
In het voorgaande ziet het hof geen aanleiding de ontnemingsvordering af te wijzen. Het hof merkt daarbij op dat een verweer met betrekking tot de draagkracht van een betrokkene in beginsel niet kan leiden tot afwijzing van de ontnemingsvordering, doch veeleer tot matiging van de op te leggen betalingsverplichting of in uitzonderlijke gevallen tot het op nihil stellen daarvan.
Het hof verwerpt mitsdien het hiervoor weergegeven verweer van de verdediging.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 januari 2021 (parketnummer 20-003922-19) veroordeeld tot straf. Het hof heeft in voornoemd arrest onder andere bewezen verklaard dat betrokkene op 9 november 2017 in een pand aan de [adres 2] opzettelijk een grote hoeveelheid van in totaal 388 hennepplanten heeft geteeld.
Wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen het oordeel dat betrokkene uit een ander strafbaar feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat het door betrokkene is begaan (te weten: het telen van hennepplanten in de periode voorafgaand aan 9 november 2017), een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en dat dit voordeel als volgt moet worden geschat.
Bronnen
Het hof neemt – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – voor de schatting van bedoeld voordeel tot uitgangspunt het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (registratienummer PL2100-2017231294-1), op 22 januari 2018 opgemaakt door rapporteur [verbalisant 1] .
Tevens neemt het hof tot uitgangspunt het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken, editie 1 juni 2016 (hierna te noemen: het BOOM-rapport).
Schatting van het voordeel
A.Ten aanzien van de kweekruimte op de eerste verdieping (hierna: kweekruimte 1)
A1. Opbrengsten
Gelet op hetgeen de politie op 9 november 2017 op de eerste verdieping van het pand gelegen op het adres [adres 2] heeft aangetroffen kan het hof bij de schatting redelijkerwijze uitgaan van één oogst van 179 hennepplanten in kweekruimte 1. Voornoemde kweekruimte had een oppervlakte van negen vierkante meter. Het aantal hennepplanten per vierkante meter in kweekruimte 1 bedraagt derhalve (afgerond in het voordeel van betrokkene) twintig hennepplanten. Volgens het BOOM-rapport resulteert een dergelijke opstelling in een opbrengst van 25,70 gram per plant en dus in een totale opbrengst van 179 hennepplanten x 25,70 gram = 4.600,30 gram hennep. Het hof stelt de opbrengst, overeenkomstig het BOOM-rapport, op € 4,07 per gram.
Het hof stelt aan de hand van het BOOM-rapport vast dat betrokkene in kweekruimte 1 een opbrengst heeft behaald van één oogst van 4.600,30 gram x € 4,07 per gram =
€ 18.723,22.
A2. Kosten
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag ten aanzien van kweekruimte 1 derhalve de navolgende kosten, die in directe relatie staan met het delict en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Het hof zal overeenkomstig de opgave in het hiervoor vermelde BOOM-rapport de kosten als volgt vaststellen:
  • Afschrijvingskosten bij een hennepkwekerij van 179 hennepplanten, uitgaande van één oogst: € 150,00;
  • Inkoopprijs van de stekken à € 3,81 per hennepplant, uitgaande van één oogst van 179 hennepplanten: € 681,99;
  • Overige variabele kosten (waaronder kosten in verband met kweekmedium, water en voedingsstoffen) à € 3,88 per hennepplant, uitgaande van één oogst van 179 hennepplanten: € 694,52.
In totaal dient derhalve in mindering op de opbrengst van kweekruimte 1 te worden gebracht een bedrag van € 150,00 + € 681,99 + € 694,52 =
€ 1.526,51.
A3. Netto wederrechtelijk verkregen voordeel van kweekruimte 1
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van kweekruimte 1 van de onderhavige hennepkwekerij wordt op grond van het bovenstaande geschat op € 18.723,22 minus
€ 1.526,51 =
€ 17.196,71.
B.Ten aanzien van de kweekruimte op de zolderverdieping (hierna: kweekruimte 2)
B1. Opbrengsten
Gelet op hetgeen de politie op 9 november 2017 op de zolderverdieping van het pand gelegen op het adres [adres 2] heeft aangetroffen kan het hof bij de schatting redelijkerwijze uitgaan van één oogst van 209 hennepplanten in kweekruimte 2. Voornoemde kweekruimte had een oppervlakte van twaalf vierkante meter. Het aantal hennepplanten per vierkante meter in kweekruimte 2 bedraagt derhalve (afgerond in het voordeel van betrokkene) achttien hennepplanten. Volgens het BOOM-rapport resulteert een dergelijke opstelling in een opbrengst van 26,70 gram per plant en dus in een totale opbrengst van 209 hennepplanten x 26,70 gram = 5.580,30 gram hennep. Het hof stelt de opbrengst, overeenkomstig het BOOM-rapport, op € 4,07 per gram.
Het hof stelt aan de hand van het BOOM-rapport vast dat betrokkene in kweekruimte 2 een opbrengst heeft behaald van één oogst van 5.580,30 gram x € 4,07 per gram =
€ 22.711,82.
B2. Kosten
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag ten aanzien van kweekruimte 2 derhalve de navolgende kosten, die in directe relatie staan met het delict en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Het hof zal overeenkomstig de opgave in het hiervoor vermelde BOOM-rapport de kosten als volgt vaststellen:
  • Afschrijvingskosten bij een hennepkwekerij van 209 hennepplanten, uitgaande van één oogst: € 200,00;
  • Inkoopprijs van de stekken à € 3,81 per hennepplant, uitgaande van één oogst van 209 hennepplanten: € 796,29;
  • Overige variabele kosten (waaronder kosten in verband met kweekmedium, water en voedingsstoffen) à € 3,88 per hennepplant, uitgaande van één oogst van 209 hennepplanten: € 810,92.
In totaal dient derhalve in mindering op de opbrengst van kweekruimte 2 te worden gebracht een bedrag van € 200,00 + € 796,29 + € 810,92 =
€ 1.807,21.
B3. Netto wederrechtelijk verkregen voordeel van kweekruimte 2
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van kweekruimte 2 van de onderhavige hennepkwekerij wordt op grond van het bovenstaande geschat op € 22.711,82 minus
€ 1.807,21 =
€ 20.904,61.

C. Totaalbedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op het vorenstaande wordt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel uit de onderhavige hennepkwekerij geschat op € 17.196,71 + € 20.904,61 =
€ 38.101,32.
Op te leggen betalingsverplichting
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de betalingsverplichting dient te worden gematigd, gelet op de beperkte draagkracht van betrokkene.
Het hof overweegt dienaangaande dat, gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van betrokkene is gebleken, voorshands niet aannemelijk is geworden dat betrokkene thans, dan wel op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Daarbij is gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting, terwijl het openbaar ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Ook hetgeen overigens uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, brengt het hof niet tot het oordeel dat de op te leggen betalingsverplichting dient te worden vastgesteld op een lager bedrag dan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, zodat het hof aan betrokkene de verplichting zal opleggen tot betaling van een bedrag van € 38.101,32 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd. Ingevolge artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt bij het bepalen van de duur van de gijzeling voor elke volle € 25,00 van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend en beloopt de duur van de gijzeling ten hoogste 3 jaren.
In de onderhavige zaak heeft het hof de betalingsverplichting vastgesteld op een bedrag van € 38.101,32. Uitgaande van één dag gijzeling per volle € 25,00, zou dit bedrag in beginsel resulteren in een maximale duur van de gijzeling die de hierboven genoemde drie jaren (ruim) overschrijdt. Gelet daarop zal het hof de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd conform de hiervoor genoemde geldende wettekst op 3 jaren bepalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het verkrijgen van het wederrechtelijk voordeel rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
38.101,32 (achtendertigduizend honderdéén euro en tweeëndertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 38.101,32 (achtendertigduizend honderdéén euro en tweeëndertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
3 jaren.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Verhoeven, griffier,
en op 25 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.