[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte integraal vrijgesproken. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen terzake het primair
ten laste gelegde (- kort gezegd - poging tot verkrachting) tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging geen inhoudelijk verweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij ingeval van een bewezenverklaring ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2018 tot en met 18 februari 2018 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- de borsten van die [benadeelde] heeft betast en/of geaaid en/of gestreeld en/of over de borsten van die [benadeelde] heeft gewreven en/of
- die [benadeelde] (bij een arm) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) naar/op de grond heeft getrokken en/of
- met zijn, verdachtes, handen, de keel/hals/nek van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de keel/hals/nek van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- het hoofd van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) het hoofd van die [benadeelde] naar/op/tegen zijn, verdachtes, penis en/of kruis heeft getrokken en/of geduwd en/of (daarbij) aan die [benadeelde] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Nu kun je me gaan pijpen." en/of "Dan begin maar met pijpen.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2018 tot en met 18 februari 2018 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- onverhoeds vastpakken en/of aanraken en/of betasten en/of aaien en/of strelen van en/of wrijven over de borsten van een persoon genaamd [benadeelde] (terwijl die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, te kennen gaf zulks niet te willen en/of te dulden en/of toe te staan) en/of
- ( bij een arm) vastpakken en/of vasthouden en/of (vervolgens) op/naar de grond trekken van een persoon genaamd [benadeelde] en/of
- met zijn, verdachtes, handen vastpakken en/of vasthouden van de keel/hals/nek van die [benadeelde] en/of (vervolgens) dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel/hals/nek van die [benadeelde] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en/of (vervolgens) trekken en/of duwen van het hoofd van die [benadeelde] naar/op/tegen zijn, verdachtes penis en/of kruis en/of (daarbij) aan die [benadeelde] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): "Nu kun je me gaan pijpen." en/of "Dan begin maar met pijpen.",
die [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- betasten en/of aaien en/of strelen van en/of wrijven over de borsten van die [benadeelde] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en/of (vervolgens) trekken en/of duwen van het hoofd van die [benadeelde] naar/op/tegen zijn, verdachtes penis en/of kruis;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2018 tot en met 18 februari 2018 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [benadeelde] (bij een arm) vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) naar/op de grond te trekken en/of
- met zijn, verdachtes, handen de keel/hals/nek van die [benadeelde] vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) de keel/hals/nek van die [benadeelde] dicht te knijpen/houden,
waardoor die [benadeelde] pijn en/of letsel heeft bekomen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof komt tot deze conclusie op grond van het volgende.
Anders dan de rechtbank en de verdediging acht het hof de verklaringen van aangeefster niet volstrekt onbetrouwbaar, ondanks dat deze op onderdelen wisselend en zelfs tegenstrijdig zijn. De kern van haar relaas is consistent: er is iets gebeurd tussen haar en de verdachte wat zij niet wilde. Het dossier bevat ook voldoende aanwijzingen dat in de ten laste gelegde periode iets is voorgevallen in de woning van de verdachte wat tegen de wil van de aangeefster is geweest.
Het hof kan echter niet vaststellen dat hetgeen zich tussen aangeefster en verdachte heeft afgespeeld past binnen de primair ten laste gelegde poging tot verkrachting dan wel binnen de subsidiair ten laste gelegde aanranding. Het zich in het dossier bevindende steunbewijs, te weten het bij het slachtoffer en de verdachte geconstateerde letsel, de verklaringen van buurtbewoners over een heftige ruzie tussen een man en een vrouw die zij die nacht hebben gehoord en het Whatsappbericht dat de aangeefster naar een vriend heeft gestuurd op een moment dat ze nog bij verdachte in zijn appartement was (“hij heeft me keel dicht geknepe”), is daarvoor onvoldoende. Het past naar het oordeel van het hof namelijk evenzeer in de lezing van verdachte van hetgeen die nacht zou zijn voorgevallen. De verdachte heeft verklaard dat het een leuke gezellige avond was, dat toen hij en de aangeefster naar zijn huis liepen er al gezoend werd, dat aangeefster met hem mee naar huis zou gaan, en dat ze daarom het hondje van aangeefster zijn gaan ophalen. Ook in de woning van de verdachte waren zij aan het zoenen, tot hij op enig moment door aangeefster werd geduwd, waardoor hij tegen de tafel viel en er een vaas omviel. De verdachte werd vanwege de rotzooi die daardoor was ontstaan, boos op aangeefster. Hij heeft haar toen stevig vastgepakt bij haar arm en, gezien de foto’s van het letsel bij aangeefster, mogelijk ook bij haar hals. Het geweld was echter volgens verdachte niet gericht op seksuele handelingen.
Nu het hof aldus bovendien niet kan uitsluiten dat de gewelddadige handelingen van de verdachte, te weten het vastpakken van de arm van aangeefster en het naar de grond trekken en het vastpakken en dichtknijpen van haar keel, vanuit boosheid zijn ontstaan (de vloer van de keuken en de woonkamer waren bevuild met potgrond en bladeren) en niet gericht waren op het bewerkstelligen van seksueel contact met aangeefster, komt het hof niet tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 februari 2018 tot en met 18 februari 2018 in de gemeente Heerlen, [benadeelde] heeft mishandeld door
- die [benadeelde] bij een arm vast te pakken en vast te houden en vervolgens naar de grond te trekken en
- met zijn, verdachtes, handen de keel van die [benadeelde] vast te pakken en vast te houden en vervolgens de keel van die [benadeelde] dicht te houden,
waardoor die [benadeelde] pijn en letsel heeft bekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de in eerste aanleg primair en subsidiar ten laste gelegde feiten.
De advocaat-generaal heeft, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, gevorderd dat het hof terzake het primair ten laste gelegde feit de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 18 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, alsmede tot een taakstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hof, ingeval van een bewezenverklaring van het in hoger beroep aanhangige meer subsidiair ten laste gelegde, aan de verdachte geen langere gevangenisstraf zal opleggen dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte heeft 12 dagen in voorarrest gezeten, waardoor hij voor een mishandeling reeds voldoende is gestraft. De detentieperiode heeft een zware wissel op de verdachte getrokken en hij heeft geleerd van hetgeen is voorgevallen. Thans heeft de verdachte zijn leven op de rit en is hij, ook emotioneel, in rustiger vaarwater gekomen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Voorts wordt rekening gehouden met de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van het slachtoffer na een uit de hand gelopen date, door haar vast te pakken bij de arm en haar naar beneden te duwen en haar vervolgens bij de keel vast te pakken en deze dicht te knijpen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat het bewezen verklaarde het slachtoffer hevig heeft geëmotioneerd. Zij heeft door de handelwijze van de verdachte pijn ondervonden en letsel bekomen. De foto’s van het letsel in het dossier laten bij het slachtoffer diverse striemen/krassen en blauwe plekken zien op de armen en op de borst en bij de keel. Zij was ook bang voor de verdachte. Een aantal buurtgenoten heeft verklaard over geschreeuw tussen een man en een vrouw in de nacht van 17 op 18 februari 2018, waarbij is waargenomen dat de stem van de vrouw angstig klonk. De getuige [getuige] heeft het slachtoffer die nacht bij haar thuis huilend aangetroffen. Hij heeft haar horen zeggen dat zij voor haar leven heeft gevochten en dat ze dacht dat ze er aan ging. De mishandeling heeft een grote impact gehad op het slachtoffer.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt het hof rekening met het volgende:
- uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 april 2021 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake strafbare feiten door de Nederlandse strafrechter onherroepelijk veroordeeld is;
- uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 7 november 2019 blijken geen zorgen te bestaan ten aanzien van de diverse leefgebieden van de verdachte; de verdachte heeft geleerd van hetgeen is voorgevallen en heeft de detentieperiode als zwaar ervaren;
- de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken; de verdachte heeft een baan en een woning en gaat binnenkort met zijn vriendin met wie hij anderhalf jaar een relatie heeft, samenwonen. De verdachte zit, onder meer vanwege medicatie voor ADD, thans beter in zijn vel.
Het is het hof voorts gebleken dat de verdachte spijt heeft van zijn handelen en dat hij beseft dat het bewezen verklaarde niet had mogen plaatsvinden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat te verwachten valt dat sprake is geweest van een eenmalige emotionele uitbarsting van de verdachte.
Alles overziende zal het hof aan de verdachte een taakstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het opleggen van een gevangenisstraf acht het hof in dit geval niet passend.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.515,94, bestaande uit een bedrag ad
€ 15,94 aan materiële schade (reis- en parkeerkosten gesprek slachtofferhulp) en een bedrag ad € 2.500,-- aan immateriële schade (fysiek letsel en psychische schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten naar het slachtofferloket Limburg voor het invullen van het verzoek tot schadevergoedingsformulier en het schade-onderbouwingsformulier, dat dit geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit betreft die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze kosten komen evenmin als proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De verdachte wordt vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde zedendelicten. Het door de benadeelde gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding wordt dan ook beoordeeld aan de bewezenverklaarde mishandeling.
Gelet op de aard en ernst van het door de verdachte toegepaste geweld, de heftigheid daarvan en de impact die het op de benadeelde partij heeft gehad, begroot het hof de immateriële schade die het slachtoffer rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid thans op een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien zonder verdergaand onderzoek - waarvoor het strafgeding zich niet leent - niet kan worden vastgesteld of de door benadeelde partij geleden immateriële schade een bedrag van € 1.000,-- te boven gaat.
De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in haar vordering niet worden ontvangen. Zij kan het overige gedeelte van haar vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.