In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Laatsman, verzochten om de schriftelijke aanwijzing van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die op 15 januari 2021 was gegeven, vervallen te verklaren. Deze aanwijzing betrof de contactregeling tussen de ouders en hun kind, die op dat moment eenmaal per twee weken een begeleid contactmoment van één uur had. De ouders stelden dat deze regeling niet in het belang van [minderjarige] was en dat zij meer contact met hem dienden te hebben.
De GI, als verweerster in deze zaak, stelde dat de huidige regeling passend was en dat de ouders moesten wennen aan hun rol als ouders op afstand. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 juni 2021, waarbij de ouders en de GI werden gehoord. Het hof heeft de feiten en standpunten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat de ouders een goede band met [minderjarige] hebben en dat het in zijn belang is om deze band te behouden. Het hof heeft daarom besloten de schriftelijke aanwijzing van de GI te vernietigen voor zover het de contactregeling betreft en heeft bepaald dat de ouders met [minderjarige] eenmaal per week een begeleid contactmoment van één uur hebben, onder dezelfde voorwaarden als eerder vastgesteld.
De beslissing van het hof is op 8 juli 2021 uitgesproken en de ouders hebben nu recht op een contactmoment van één uur per week, met de mogelijkheid van vier extra contactmomenten per jaar, in overleg met de jeugdzorgwerker en pleegouders. De evaluatie van de contactmomenten blijft ook in stand, zodat indien nodig aanpassingen kunnen worden gemaakt in het belang van [minderjarige].