ECLI:NL:GHSHE:2021:2153
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016, tegen de beschikking van de rechtbank Limburg van 4 december 2020. De vader, vertegenwoordigd door mr. L. Windhorst, verzoekt de beschikking te vernietigen, terwijl de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (de gecertificeerde instelling) en de moeder, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, zich verzetten tegen dit beroep. De minderjarige staat sinds 14 maart 2018 onder toezicht van de GI en is sinds 19 augustus 2020 uit huis geplaatst in een pleeggezin. De rechtbank had de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing verleend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2021 zijn de vader, de GI, de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De vader stelt dat hij meer betrokken moet worden bij de opvoeding van de minderjarige en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig zou zijn. De moeder is het eens met de vader voor zover het de uithuisplaatsing betreft, maar betwist de noodzaak van een deeltijduithuisplaatsing. De GI wijst op de zorgen over de emotionele stabiliteit van de moeder en de geschiedenis van huiselijk geweld tussen de ouders.
Het hof oordeelt dat de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat de deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De grieven van de vader en de moeder worden verworpen, en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.