Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2013 tot en met december 2014 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een geldbedrag van in totaal 114.443 euro, althans (telkens) enig geldbedrag, dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde aan [zorgstichting 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking (van/als directievoerend medewerker en/of als feitelijk leidinggevende), in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
De activiteiten binnen [zorgstichting 2] werden gaandeweg afgebouwd en de intentie was de cliënten uiteindelijk onder de vleugels van [zorgstichting 1] te brengen. In dat kader moet ook het aanhouden van de bankrekening van [zorgstichting 2] na de ontbinding van die stichting worden gezien, aangezien [zorgstichting 2] nog geliquideerd moest worden, hetgeen enige tijd in beslag nam.
De verdachte stelt dag en nacht voor [zorgstichting 1] bezig te zijn geweest. Hij was bij [zorgstichting 1] in dienstbetrekking als beleidsadviseur.
Voor zijn werkzaamheden zou de verdachte een bruto maandsalaris van ongeveer € 5.000,00 ontvangen en daarnaast een autokosten- en onkostenvergoeding. Aanvankelijk was de bedoeling dat de werkzaamheden van de verdachte maandelijks verloond zouden worden, doch in de opstartfase van [zorgstichting 1] bleek dat die stichting daar niet altijd aan kon voldoen. Om die reden is een coulante betalingsregeling afgesproken, in die zin dat [zorgstichting 1] de salariscomponenten na verloop van tijd kon betalen. De salarisachterstanden die waren ontstaan konden derhalve gefaseerd worden ingelopen. De afspraak was dat ofwel het brutosalaris rechtstreeks op de privébankrekening van de verdachte werd overgemaakt, ofwel dat het nettosalaris op de bankrekening van [zorgstichting 2] werd overgemaakt. Dat laatste was voor [zorgstichting 1] volgens de verdachte fiscaal voordeliger, omdat pas loonheffing zou hoeven worden afgedragen op het moment dat [zorgstichting 2] het betreffende geldbedrag aan de verdachte bij wijze van salarisuitkering zou uitkeren. Op deze wijze kon volgens de verdachte eveneens rekening worden gehouden met de beperkte liquiditeiten die toentertijd in de opstartfase van [zorgstichting 1] aanwezig waren.
In voormeld kader heeft de verdachte notities weggelegd bij [betrokkene 2] teneinde deze (nadere) afspraken te effectueren, waarna door [betrokkene 2] de in kwestie zijnde geldbedragen, die derhalve volgens de verdachte betrekking hadden op salariscomponenten, van [zorgstichting 1] aan de verdachte in privé dan wel aan [zorgstichting 2] werden overgemaakt.