In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vrouw moet betalen voor haar kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 augustus 2020. De vrouw, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt om wijziging van de door de rechtbank vastgestelde alimentatiebedragen, omdat zij van mening is dat haar draagkracht onvoldoende is om de vastgestelde bedragen te betalen. De man en de jongmeerderjarige hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet en dat zij vanwege medische redenen niet in staat is om te werken. De vrouw heeft een WSNP-traject doorlopen en is vrijgesteld van sollicitatieplicht. Het hof heeft de draagkracht van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat zij een minimale draagkracht heeft van € 50,- per maand. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.836,- per maand, waaruit zijn draagkracht is berekend op € 690,- per maand.
Na een zorgvuldige vergelijking van de draagkracht van beide ouders heeft het hof besloten dat de vrouw vanaf 1 juli 2021 een bijdrage van € 17,- per kind per maand moet betalen voor de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige en de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe alimentatiebedragen zijn vastgesteld, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de financiële situatie van beide ouders en de behoeften van de kinderen.