ECLI:NL:GHSHE:2021:2100

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
200.285.449_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en gezagswijziging in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de wijziging van het ouderlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, die voorheen alleen het gezag uitoefende, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, waarin het gezag aan de vader was toegewezen. De vader heeft verzocht om het gezag alleen te behouden, wat door het hof is bekrachtigd. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij samen met de vader het gezag wil uitoefenen, maar het hof heeft geoordeeld dat de onvoorspelbaarheid en instabiliteit van de moeder, voortkomend uit haar psychische problemen, niet in het belang van het kind zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, als hoofdverzorger, beter in staat is om beslissingen te nemen die in het belang van de minderjarige zijn. De moeder heeft in het verleden afstand gedaan van de minderjarige en heeft moeite om consistent voor haar te zorgen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 1 juli 2021
Zaaknummer: 200.285.449/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/347185 / FA RK 19-2699
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
in dit hoger beroep woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats],
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland,
locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het ouderlijk gezag van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 augustus 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 november 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking ten aanzien van de gezagsbeslissing te vernietigen en te bepalen dat het verzoek van de vader om uitsluitend het gezag over [minderjarige] uit te oefenen, alsnog wordt afgewezen en voorts te bepalen dat het subsidiaire verzoek van de vader waarin wordt verzocht dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over [minderjarige] en te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vader, zal worden toegewezen, subsidiair te bepalen de raad onderzoek dient uit te voeren of een gezagswijziging in het belang van [minderjarige] is.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 december 2020, heeft de vader verzocht het hoger beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Van Wijk, namens de moeder;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI];
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].
De moeder is niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 6 juli 2020;
- twee V-formulieren van de advocaat van de moeder die betrekking hebben op het verzoek van de moeder om digitaal te worden gehoord, van 25 mei 2021 en 26 mei 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats].
De moeder oefende vóór de bestreden beschikking alleen het gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 29 juni 2016 onder toezicht van de GI.
De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 29 juni 2021.
3.3.
[minderjarige] verblijft sinds 31 juli 2018 bij haar vader op basis van een daartoe strekkende machtiging tot uithuisplaatsing. Deze machtiging is sindsdien telkens verlengd.
De moeder ziet [minderjarige] iedere woensdag na school tot 19.00 uur en één weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met zondagavond.
Procedure bij de rechtbank
3.4.
De vader heeft de rechtbank verzocht om hem voortaan alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank dit verzoek toegewezen en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de vader toekomt.
Procedure bij het hof
3.5.
De moeder voert in haar beroepschrift, zoals tijdens de mondelinge behandeling door haar advocaat aangevuld, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder wil graag samen met de vader het gezag uitoefenen, zodat zij in staat is om bij personen of instanties rechtstreeks informatie te verkrijgen. Het is in het belang van [minderjarige] dat beide ouders een gelijkwaardige rol hebben.
De moeder wordt ten onrechte een verwijt gemaakt dat de schoolwisseling geruime tijd op zich heeft laten wachten. De moeder wilde eerst praten over de argumenten voor en tegen de schoolwisseling, maar zij heeft uiteindelijk haar toestemming gegeven voor de schoolwisseling. /
De moeder heeft maar eenmaal te kennen gegeven dat zij afstand wenste te nemen van [minderjarige]. Dat was in december 2019. De moeder heeft dat toen gedaan uit pure wanhoop, omdat er niet toegewerkt zou worden naar een co-ouderschapsregeling.
De moeder en de vader zijn in staat om samen afspraken te maken over de omgang of over andere aangelegenheden die met [minderjarige] te maken hebben. De ouders overleggen gemiddeld één à twee keer per week over [minderjarige]. Als het wat minder gaat met de moeder, zoals afgelopen najaar, maakt zij met de vader afspraken over de omgang. De moeder heeft al jaren straatvrees en paniekaanvallen. Dit mag niet van doorslaggevende betekenis zijn. De moeder heeft een terugval gehad in haar paniekaanvallen. De ouders hebben toen samen afgesproken dat [minderjarige] bij haar oma ging logeren en van daaruit naar de moeder zou gaan. [minderjarige] heeft een paar weekenden bij oma gelogeerd; nu slaapt ze weer bij de moeder thuis. De ouders wisselen ook wel eens een omgangsdag in onderling overleg. De moeder staat in contact met school en andere direct betrokkenen rondom [minderjarige]. De oudergesprekken doen zij samen. Het gaat erg goed tussen de ouders; er zijn geen spanningen of conflicten. Het gaat nu juist zo goed, omdat er niet meer wordt gewerkt aan een thuisplaatsing bij de moeder. De moeder accepteert volledig dat [minderjarige] bij de vader blijft wonen. Als zij haar gezag terugkrijgt, zal zij niet de verblijfplaats van [minderjarige] ter discussie stellen. De moeder is stabiel nu.
In eerste aanleg adviseerde de raad om onderzoek te doen. De rechtbank is ten onrechte aan dit advies voorbij gegaan.
3.6.
De vader heeft in zijn verweerschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende naar voren gebracht.
Het klopt dat de ouders nu goed met elkaar communiceren en er geen conflicten zijn. Dat komt omdat er geen gedoe meer is wie de belangrijke beslissingen neemt. Voorheen was dat anders. De vader had toen nog geen gezag over [minderjarige]. Alles ging moeizaam. De vader heeft [minderjarige] anderhalf jaar niet gezien; dit kwam door het ziektebeeld van de moeder. [minderjarige] ging ook heel lang niet naar school vanwege de straatvrees van de moeder. De vader heeft te vaak meegemaakt dat het bij de moeder op en af ging. Het lukte dan niet om overeenstemming te bereiken. De moeder ondersteunde meerdere beslissingen niet die voor [minderjarige] moesten worden genomen, zoals de schoolwisseling. Ze was ook heel wisselend in haar houding en uitspraken over [minderjarige]. Als het niet goed gaat met de moeder, verbreekt zij het contact met [minderjarige]. Dat heeft zij meerdere malen gedaan; zo heeft [minderjarige] haar moeder van december 2019 tot en met begin mei 2020 niet gezien.
[minderjarige] mag niet nogmaals worden teleurgesteld; ze heeft al veel meegemaakt. De vader geeft alle instanties toestemming om de moeder, gelijkwaardig aan de vader, te informeren over [minderjarige]. De vader wil alles delen. De vader zal [minderjarige] nooit weghouden bij de moeder en hij heeft haar altijd gesteund; zelfs toen zij [minderjarige] een tijdje niet wilde zien. Sinds [minderjarige] bij hem woont, stuurt hij de moeder iedere maand zeer uitgebreide e-mails met informatie over [minderjarige].
De vader had heel graag samen met de moeder het gezag willen uitoefenen, maar als er een moment komt waarop de ouders niet samen in staat zijn om te beslissen, is het het beste voor [minderjarige] als de vader de belangrijke beslissingen neemt. Er zijn op dit moment geen zorgen over [minderjarige] en de ondertoezichtstelling zal worden beëindigd. Er is nu duidelijkheid en stabiliteit voor [minderjarige]. De vader vreest dat er weer discussie komt als de moeder het gezag terugkrijgt en dat de ondertoezichtstelling dan weer nodig is. De vader vreest dat de moeder dan ook de verblijfplaats van [minderjarige] ter discussie gaat stellen. Dat is begrijpelijk, want de moeder wil ook voor [minderjarige] zorgen. De moeder bedoelt het goed, maar zij is erg onvoorspelbaar. Zij heeft nog steeds paniekaanvallen en de vader weet niet welke hulpverlening de moeder heeft. Het gaat nu al een tijdje goed met de moeder, maar de toekomst is ongewis. De moeder moet eerst werken aan haar eigen problematiek. Haar eigen problemen werken op dit moment nog teveel door in het leven van [minderjarige].
3.7.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort gezegd, verklaard dat het in het najaar altijd slechter gaat met de moeder en dat zij daarna weer opkrabbelt. De moeder heeft ook paniekaanvallen gehad waar [minderjarige] bij was. Daarom is [minderjarige] een tijdje naar haar oma gebracht in plaats van naar haar moeder. Als de moeder zich niet goed voelde, ging [minderjarige] even een kwartiertje langs bij oma en bleef de rest van de tijd bij haar. Begin 2021 werd voor ieder omgangsweekend eerst gekeken of de moeder zich goed genoeg voelde om [minderjarige] te ontvangen.
Sinds de vader eenhoofdig gezag heeft, is er meer rust gekomen voor de ouders en [minderjarige]. [minderjarige] weet dat ze op deze school kan blijven, dat ze bij papa blijft wonen en dat papa de beslissingen neemt. De ouders communiceren goed met elkaar. Er is nu rust. De ondertoezichtstelling wordt afgesloten met het idee dat de vader het eenhoofdig gezag over [minderjarige] houdt. Hij zal er geen misbruik van maken. De vader doet alles in overleg met de moeder en hij betrekt haar in alle keuzes die moeten worden gemaakt. Als de moeder niet lekker in haar vel zit, kan alles voor [minderjarige] nu wel doorlopen. Als de moeder zich slecht voelt, is zij namelijk niet beschikbaar voor [minderjarige] en kan [minderjarige] klem komen te zitten in belangrijke beslissingen die moeten worden genomen. De GI heeft geen zorgen meer en de school van [minderjarige] ook niet. De moeder wil het wel graag, maar ze is niet stabiel genoeg om het gezag te blijven dragen. Ze heeft wel vaker de omgang met [minderjarige] stopgezet; vaak gebeurde dit rondom verlengingen van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dat de vader nu alleen het gezag heeft, is een goede zaak voor [minderjarige]. Nu is het echt duidelijk waar [minderjarige] opgroeit en wie de beslissingen neemt.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Er is veel nodig geweest om de situatie stabiel en duidelijk te krijgen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. [minderjarige] heeft nu de meeste kansen om rustig op te groeien. De moeder kan er niets aan doen, maar zij is instabiel. Ieder najaar speelt het weer op. Het is verdrietig en pijnlijk dat de moeder niet voor [minderjarige] kan zorgen. Dit is een blijvende situatie. Nu gaat het even goed met de moeder en is zij stabiel. De vader snapt intrinsiek dat de moeder belangrijk is voor [minderjarige]. Dat stuk is geborgd. Het is knap hoe de vader de moeder bij alles betrekt. Deze moeder zal nooit buiten beeld raken.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Sinds de geboorte van [minderjarige] tot aan de bestreden beschikking heeft de moeder alleen het gezag over [minderjarige] gehad.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Dit verzoek wordt ingevolge artikel 1:253c lid 3 BW slechts ingewilligd, indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
3.9.3.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank het (primaire) verzoek van de vader om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast op goede gronden heeft toegewezen. Het hof verwijst naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over, maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
3.9.4.
Uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van kinderen is dat hun ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van de kinderen vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Van die uitzondering is hier sprake.
3.9.5.
De moeder kampt al jarenlang met paniekaanvallen en straatvrees die haar leven beheersen. In periodes waarin de moeder stabiel is, heeft [minderjarige] regelmatig contact met haar en logeert [minderjarige] ook bij de moeder. De ouders kunnen dan ook goed met elkaar communiceren en samen afspraken maken over de omgangsregeling. De afgelopen jaren is echter een patroon zichtbaar geworden dat wanneer het slechter gaat met de moeder (meestal in het najaar) zij niet voor [minderjarige] kan zorgen of zelfs geheel afstand van [minderjarige] neemt. Dan is het niet mogelijk om met de moeder samen te overleggen en beslissingen te nemen over [minderjarige]. Deze onvoorspelbaarheid en instabiliteit van de moeder is niet in het belang van [minderjarige]. De verantwoordelijkheid van het ouderlijk gezag betekent dat de moeder te allen tijde beschikbaar moet zijn voor [minderjarige]. Dat stukje kan de moeder niet waarmaken, niet uit onwil, maar uit onmacht voortkomende uit haar ziekte. Het is daarom voor [minderjarige] beter als de vader, als hoofdverzorger, alle beslissingen neemt. Hij heeft de dagelijkse zorg en weet het beste wat [minderjarige] nodig heeft voor haar ontwikkeling. Voor het hof is het voldoende aannemelijk geworden dat er een reëel risico bestaat dat de vader, als de moeder het gezag terugkrijgt, door het gezamenlijk gezag zal worden gehinderd in beslissingen die voor [minderjarige] genomen moeten worden. Dan herleeft het risico dat er vertragingen gaan ontstaan, als de moeder zich mentaal niet goed voelt op het moment dat er keuzes moeten worden gemaakt. Dit kan zich gaan voordoen wanneer [minderjarige] naar het vervolgonderwijs gaat. De basisschoolwissel heeft namelijk ook lang op zich laten wachten omdat de moeder pas na één jaar toestemming gaf om [minderjarige] op een andere school in te schrijven.
De vader betrekt de moeder overal bij en blijft dit ook doen. Het hof ziet een betrokken vader die veel begrip heeft voor de ziekte van de moeder en die zich realiseert dat de moeder belangrijk is voor [minderjarige]. Hij heeft alle instanties al toestemming gegeven om de moeder volledig te informeren. In die zin doet de vader er alles om aan tegemoet te komen aan de wens van de moeder om gelijkwaardig ouderschap over [minderjarige] te hebben. Gezien alles wat partijen met elkaar hebben meegemaakt, is dat bewonderenswaardig.
3.9.6.
Tot slot ziet het hof, evenals de rechtbank, geen aanleiding voor een raadsonderzoek. Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie voldoende voorgelicht om tot een beslissing te kunnen komen.
3.9.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders, en is op 1 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.