In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder, [verzoekster], die was benoemd voor de rechthebbende. De kantonrechter had eerder, op 24 juli 2020, [verzoekster] ontslagen als bewindvoerder vanwege gewichtige redenen. Het hof oordeelde dat [verzoekster] onvoldoende zorg had gedragen voor het vermogen van de rechthebbende, dat meer dan € 50.000,- bedroeg. Het hof stelde vast dat [verzoekster] aanzienlijke bedragen uit het vermogen van de rechthebbende had onttrokken voor persoonlijke uitgaven, zoals vakanties en etentjes, en dat zij twee dure natuurgraven had aangeschaft, waarvan één voor zichzelf. Het hof benadrukte dat de bewindvoerder de plicht heeft om het vermogen van de rechthebbende te beschermen en dat de uitgaven die [verzoekster] had gedaan niet in lijn waren met deze verantwoordelijkheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2021 heeft [verzoekster] haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat er geen sprake was van een gewichtige reden voor haar ontslag. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [verzoekster]. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de noodzaak om het vermogen van de rechthebbende te beschermen.