ECLI:NL:GHSHE:2021:2096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
20-000586-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [benadeelde], geboren in 2001. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar heeft aangemerkt. Het hof oordeelde dat de verdachte, door misbruik te maken van zijn overwicht, [benadeelde] heeft bewogen tot het dulden van seksuele handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil en dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.596,77, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000586-20
Uitspraak : 29 juni 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-860539-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1980,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder feit 2 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] deels zal toewijzen.
Namens verdachte is primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde op de gronden als weergegeven in de ter terechtzitting van 15 juni 2021 overgelegde pleitnota in hoger beroep. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij akte van 25 februari 2020 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis. Blijkens de appelschriftuur van 10 maart 2020 is het hoger beroep gericht tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 2.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2021 te kennen gegeven dat het hoger beroep inderdaad enkel is gericht tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 2.
Nu het hof ook ambtshalve geen gronden ziet om voor wat betreft het tenlastegelegde onder feit 1 tot onderzoek van de zaak over te gaan, zal het hof de officier van justitie op de voet van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, te weten het tenlastegelegde onder feit 2.
De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd zodat deze vordering in hoger beroep ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde aan de orde is.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog van belang, tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2018 te [locatie 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) één of meermalen door giften of beloften van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden,
immers heeft verdachte door goederen te beloven (te weten geld en/of een mobiele telefoon en/of een leuke dag te hebben) en/of door het feitelijke overwicht dat hij op haar had door het leeftijdsverschil en/of verschil in verstandelijk/geestelijk niveau en/of tegen die [benadeelde] te zeggen dat hij, verdachte, een boef/crimineel is en/of iemand heeft vermoord, die [benadeelde] bewogen te dulden/ondergaan dat hij, verdachte,
  • meerdere malen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht/gehouden en/of
  • meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde] een (tong)zoen heeft gegeven en/of
  • meerdere malen, althans eenmaal, de borsten van die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt en/of
  • meerdere malen, althans eenmaal, de billen van die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is geweest van giften of beloften van geld of goed op 17 juni 2018 waardoor [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001, die dag opzettelijk werd bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden. Het hof zal de verdachte in zoverre van het tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2018 te [locatie 2] door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001,
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden,
immers heeft verdachte door het feitelijke overwicht dat hij op haar had door het leeftijdsverschil en/of verschil in verstandelijk/geestelijk niveau
die [benadeelde] bewogen te dulden/ondergaan dat hij, verdachte,
  • meerdere malen zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht/gehouden en
  • meerdere malen die [benadeelde] een (tong)zoen heeft gegeven en
  • meerdere malen de borsten van die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt en
  • meerdere malen de billen van die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. [1]
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal relaas eind-dossier d.d. 27 november 2018 (pagina’s 3-7), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 3)
Op dinsdag 12 juni 2018 meldde [moeder benadeelde] bij de afdeling zedencriminaliteit van de politie eenheid Oost-Brabant dat haar 16-jarige dochter [benadeelde] bij zorginstelling [locatie 1] verblijft. [locatie 1] is een orthopedagogisch behandelinstituut dat zorg en ondersteuning biedt aan jongeren met een licht verstandelijke beperking, veelal gecombineerd met gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek. Op maandag 11 juni 2018 zou [benadeelde] zijn weggelopen en zou ze een volwassen man hebben ontmoet in [locatie 2] . De man zou haar geld hebben aangeboden en oneerbare voorstellen hebben gedaan. Toen [benadeelde] wegfietste zou de man haar tegen haar billen hebben getikt.
Op donderdag 21 juni 2018 belde [moeder benadeelde] wederom naar de afdeling zedencriminaliteit van de politie eenheid Oost-Brabant. [benadeelde] zou tegen de groepsleiding hebben verteld dat ze op zondag 17 juni 2018 seks had met de volwassen man die zij een week eerder in [locatie 2] had ontmoet.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. gesprek met slachtoffer [benadeelde] d.d. 22 juni 2018 (pagina’s 8-9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 8)
Op donderdag 21 juni 2018 waren wij in het Centrum Seksueel Geweld, gevestigd op de afdeling spoedeisende hulp van het Catharinaziekenhuis te Eindhoven. Wij bevonden ons in een gespreksruimte in het bijzijn van forensisch GGD-arts [arts] en benadeelde [benadeelde] .
(…)
Wij voerden een gesprek met [benadeelde] over wat haar was overkomen de afgelopen dagen. Ze vertelde dat ze pas geleden was weggelopen met [getuige 1] , die ook op [locatie 1] zit. Ze gingen naar het huis van [ex benadeelde] en ontmoetten op straat een man. De man nodigde [getuige 1] en [benadeelde] uit om met hem mee te lopen. Hij zei tegen [benadeelde] : “Je moet een echte man zoeken”. De man liet haar geld zien en beloofde geld als zij bij hem zou slapen. De man tikte tegen haar bil.
3.
Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag verbatim studioverhoor, d.d. 26 juli 2018, opgemaakt door [schrijftolk] , schrijftolk, (pagina’s 103-148):
(pagina 103)
Getuige: [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats 2] .
(pagina 104)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging de getuige bedoeld.
Met de letter V wordt in deze verslaglegging de verhoorster bedoeld.
(pagina 105)
V Wat is er gebeurd?
G Ik ging naar een ex van mij samen met [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1] ).
Op een gegeven moment liep er een man aan de overkant. Die man
(het hof begrijpt telkens: de verdachte)liep naar ons toe. Hij bleef staan en keek ons aan. Op een gegeven moment ging hij zich d’r mee bemoeien en vroeg hij: wie zoeken jullie? Hij zei tegen [getuige 1] : loop maar even mee, dan lopen we samen. Dus toen bleef ik daar staan met mijn fiets. En toen even later kwam die man terug en toen zei hij: loop maar mee, [getuige 1] komt er zo aan bij de bankjes iets verderop.
(pagina 106)
En hij zei ook dat [getuige 1] aan het praten was met de ouders van die ex. En toen even later liep ik dus met hem mee. Toen we op de plek stonden waar de man stilstond zei hij: ja, ik wil heus wel een paar dagen leuke dingen met jou doen. Hij liet mij geld zien. Hij zei: ik heb gewoon geld en een huisje, je kan wel mee als je wilt.
Even later, toen ik van mijn fiets stapte, gaf de man een tikje op mijn bil. Ja. Ik kon niet, ik wist niet echt goed hoe ik d’r op moest reageren dat ik ‘t. Ja, ik schrok d’r een beetje van. Toen zei die zo: ja, ik wacht hier wel op de bankjes. Dus ik ging naar [getuige 1] en ik vroeg wat heeft die tegen jou gezegd? Die zei dat ik
(het hof begrijpt: hij)hier moest wachten en hij liet zijn tanden zien. [getuige 1] zei dat op een van die tanden een geweer stond afgebeeld.
Dat was de eerste keer dat ik de man zag.
(pagina 107)
Een paar dagen later was ik weer met [getuige 1] buiten in [locatie 2] .
Op een gegeven moment liepen we langs dat veld waar ik met die man stond en waar hij zou wachten. Hij zat daar en riep naar ons. We liepen er met z’n tweeën naartoe. Op een gegeven moment begon hij dichter bij mij te staan. Hij wou gaan dansen
.Even later zoende hij mij ineens. Hij zei: loop je even mee. Tegenover de bankjes waren heel veel bomen, struikachtig, daar ging hij tussen staan en toen begon hij met z’n hand en kwam hij in mijn broek, bij mijn kont. Ook deed hij mijn beha omhoog en zat hij aan mijn tieten. Toen dacht ik, toen zei ik ook elke keer: dit kan toch niet, we zijn gewoon buiten. Even later zei hij: wil je dan even mee naar mij huis of zo. Toen zei die tegen [getuige 1] dat dat kon.
(pagina 108)
Toen liepen we de bosjes weer uit en zei de man tegen [getuige 1] en ook tegen mij: kom. Even later liepen we – [getuige 1] , die man en ik – richting zijn huis. Hij deed de tuindeur open en toen moesten we daar gaan zitten. Toen liep hij heel snel even naar binnen. Hij had drinken voor ons, Taksi. Daarna had hij ook koekjes aan ons gegeven.
(pagina 109)
Even later zei hij tegen [getuige 1] : ik moet eventjes iets halen. Toen vroeg de man aan mij of ik mee kon lopen. We liepen de deur van de tuin uit en toen gingen we naar de voordeur. Het gekste vond ik dat die voordeur al open stond. Ik moest stil zijn van hem. Toen liep hij naar boven en dus moest ik mee. Even later deed hij zijn kleren uit en op een gegeven moment zei hij tegen mij dat ook ik mijn kleren uit kon doen. Ik ben daar best lang binnen geweest. Toen we beiden naakt waren wees hij elke keer.
(pagina 110)
Toen fluisterde hij zachtjes en wees hij elke keer hoe ik moest liggen. Toen deed ik dat en toen hadden we dus seks. In de tussentijd zat [getuige 1] daar nog steeds in de tuin. Het was een paar keer achter elkaar dat we seks hadden en elke keer weer op een andere soort manier. Toen zei de man: zullen we meteen even douchen? Toen liep ik met hem mee de badkamer in, maar dat moest ook weer zachtjes. Toen ging ik mee douchen. Even later moest ik weer zo’n soort bukbeweging maken.
(pagina 111)
Daarna was het weer zo dat hij in me zat.
Hij keek ondertussen ook wel eens uit het raam om te kijken of [getuige 1] er nog zat. Dat was zo want hij zei: ik zie hem zitten.
Even later zijn we naar buiten gegaan en had hij ook weer koekjes en zakjes snoep. Hij ging elke keer even naar binnen, maar op een gegeven moment kwam hij niet meer terug. Ik stond daar met [getuige 1] even te wachten, maar het duurde zo lang dat ik dacht van: ik ga gewoon terug naar de groep.
(pagina 120)
Ik heb die man twee keer gezien.
(pagina 121)
Toen wij naar zijn huis liepen, toen zei de man: loop een beetje meer naar achteren, want anders denken mensen waarom loopt die man met zulke jonge kinderen.
(pagina 129)
V: Is er een condoom gebruikt?
G: Nee, en ’t erge eh. Ik zei: ja, ik eh ben ongesteld.
Hij zei: dat kan, dat is niet erg.
Hij zei: heb je ook iets in of zo. Toen zei ik: ja, ik heb een tampon in. Toen moest ik die eruit halen.
(pagina 131)
G Toen was ik nog zestien.
V Heb jij je leeftijd verteld tegen die man?
G Ja, ik zei dat op een gegeven moment, maar toen zei hij: je ziet er echt veel ouder uit.
V En wat had je gezegd hoe oud je was?
G Zestien.
V Zestien.
G Ja.
V Je had gewoon de waarheid verteld.
G Ja.
V Wat weet die, wist die nog meer van jou? (…) En waar jij verblijft of waar jij woont?
G Ja, volgens mij weet hij ook dat ik op [locatie 1] zit.
V En hoe weet hij dat dan?
G Omdat hij vroeg van: waar komen jullie vandaan? En toen zeiden we: [locatie 1] .
V En heb je ook verteld waarom je daar zit?
G Nee, hij sprak over de begeleiders. Dat hij vond dat het alleen over het geld gaat. Hij zei iets van: ja, dat is alleen geld verdienen, hoe langer je daar blijft, hoe meer ze verdienen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juli 2018 (pagina’s 36-43), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :
(pagina 36)
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
O: opmerking verbalisant
(pagina 37)
V: Waar werk je?
Ik werk op [locatie 1] op de Dominogroep. Dat is een ZIOB-groep: Zeer Intensieve Orthopedagogisch Behandelklimaat. Er zitten kinderen met orthopsychiatrische problemen.
V: Wat is jouw functie?
A: Ik ben gedragswetenschapper.
(pagina 38)
V: Wat is [benadeelde]
(het hof begrijpt: [benadeelde] )voor meisje?
A: [benadeelde] is een kwetsbaar meisje.
V: Waarom zit [benadeelde] op [locatie 1] ?
A: [benadeelde] had vergelijkbare problemen. Loverboy problemen zijn met haar in verband gebracht. Ze had bij [locatie 1] wat meer mogelijkheden om zich positief te gaan ontwikkelen. Er waren wel zorgen vanwege haar verleden en ons terrein. Vandaar dat er bewust voor ZIOB is gekozen. De verleidingen van externen is te groot.
V: Hoe functioneert [benadeelde] op cognitief gebied?
A: Laag, rond de 70. Haar sociaal emotionele ontwikkeling loopt erg achter. Sociaal emotioneel is [benadeelde] ruim onder de tien jaar. Ze stapt ergens in, voelt wel dat het niet goed gaat, maar heeft geen vaardigheden om anders te beslissen.
(pagina 39)
V: Hoe is het geheugen van [benadeelde] ?
A: Haar geheugen is in principe goed.
(…)
Ze liegt niet. Ze is betrouwbaar.
V: In hoeverre is [benadeelde] geneigd om te fantaseren?
A: Niet. Ik heb [benadeelde] leren kennen als een betrouwbare gesprekspartner.
(pagina 40)
Op maandag 11 juni 2018 kregen we de eerste signalen. Ze was met een jongen van [locatie 1] het terrein afgelopen en een man tegengekomen. De man sprak hen aan. De man heeft [benadeelde] twee keer aangeraakt: een keer op haar schouder en een keer op haar billen.
(pagina 41)
Van zondag 17 op maandag 18 juni 2018 is ze
(het hof begrijpt: [benadeelde] )weggelopen. Ze was op maandag 18 juni
(het hof begrijpt: 18 juni 2018)om 01.10 uur terug op de groep. De groepsleiding merkte dat er iets aan de hand was. Ze zei dat er iets was met een jongen. [benadeelde] zei dat er meer was gebeurd met een jongen. Het was de man die ze eerder buiten had ontmoet. Ze was bij de man thuis geweest waar ze stil moest zijn. Ze zijn naar het huis van de man geweest en hebben in de tuin gezeten. [benadeelde] moest mee naar binnen en moest stil zijn.
(…)
De man gebaarde dat [benadeelde] naar de slaapkamer moest gaan. In de slaapkamer hebben [benadeelde] en de man seks gehad. [benadeelde] zei dat ze die dag had afgesproken met die man. [benadeelde] heeft na de seks met de man gedoucht in zijn huis. Daar zijn ook seksuele handelingen gepleegd.
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag verbatim studioverhoor, opgemaakt door [schrijftolk] , schrijftolk, d.d. 23 juli 2018 (pagina’s 58-89):
(pagina 58)
Getuige: [getuige 1] , geboren op [geboortedag 3] 2002 te [geboorteplaats 3] .
(pagina 59)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging de getuige bedoeld.
Met de letter V wordt in deze verslaglegging de verhoorster bedoeld.
(pagina 60)
G We liepen naar een jongen toe die ik ken. Opeens kwam er een man en die vroeg: wie zoek je? Toen zei ik: [ex benadeelde] (fon)
(het hof begrijpt: fonetisch).
Toen vroeg die man iets aan [benadeelde] en liet hij opeens honderd euro zien.
(pagina 66)
V Want wie is [ex benadeelde] ?
Dat was onze goeie vriend.
V En waar ken je [ex benadeelde] van?
Van ’t terrein en buiten ’t terrein bij [locatie 1] .
Eerst zat [ex benadeelde] daar ook, maar nu woont die thuis.
(…)
V Wat vroeg die man aan [benadeelde] ?
G Dat weet ik niet. Want ik stond hier en [benadeelde] stond ergens bij de bosjes, dus ik kon niet vragen
(het hof begrijpt: horen)wat hij vroeg.
V En hoe komt het dat jij daar staat?
G Ik moest daar staan. Dat zei die man.
Ik was met [benadeelde] buiten en dan moet ik weg voor hem.
V En had jij die man al eerder gezien?
G Toen nog niet.
(pagina 67)
V: want wat zegt hij dan?
G: Ja, dat ik m’n mond en zo moet houden.
V En zei hij nog iets over die honderd euro?
G Dat hij leuke dingen ging doen met [benadeelde] .
En daarna liep hij weg.
(pagina 69)
V Maar wanneer gaan jullie dan naar zijn huis?
G De tweede keer kwamen we hem tegen.
Toen moesten we even praten en toen moesten we mee naar zijn huis.
(pagina 70)
V Je zegt: de tweede keer kwamen we hem tegen.
G Toen zagen we hem opeens zitten en toen zei die man: kom eens. Dus wij kwamen weer.
(pagina 71)
G Toen zei die weer dat ik mijn mond moest houden. Toen moesten wij mee naar zijn huis. Toen zei die: ik ga wel voor je zorgen [benadeelde] .
Toen ging die man opeens een beetje naar die kont toe en toen trok die man [benadeelde] mee in de bosjes en gingen ze opeens zoenen. Daarna gingen we naar dat huis.
V Waar is [benadeelde] dan als de man haar aanraakt?
G Op de bank. Die man stond een beetje achter haar.
V En waar raakt hij haar dan aan?
G Een beetje hier (getuige gaat met zijn rechterhand naar zijn rechterbil) en soms ook een beetje hier (getuige legt zijn beide handen tegen zijn
(pagina 72)
borst)
V En met wat raakt hij haar daar aan?
G Met de handen.
(getuige heeft zijn rechterhand op zijn linkerschouder. In eerste instantie schuift hij de hals van zijn T-shirt een stukje naar beneden richting zijn arm. Getuige legt daarna zijn rechterhand plat op zijn schouder).
V En wat doet hij met die hand op haar billen?
G Een beetje knijpen en voelen.
V Hoe weet je dat?
G Dat had ik gezien.
Toen gingen ze opeens in de bosjes zoenen en al.
V En wat doet hij bij haar borsten?
G Een beetje voelen.
(pagina 73)
G Toen ging hij best wel verder met voelen en daarna gingen ze zoenen.
V Wat doet hij dan?
G Een beetje zo (getuige gaat met zijn rechterhand naar zijn slaap aan de linkerkant van zijn gezicht en beweegt zijn hand naar beneden naar zijn hals)
V Dus hij heeft dan, toen zij
(het hof begrijpt: [benadeelde] )op dat bankje zat, aan haar billen, borsten en hoofd gezeten.
G Ja.
V Maar je zegt: [benadeelde] stond ineens op, hoe komt ’t dat ze opeens opstaat?
G Nou dat moest van die meneer.
V Want wat zei hij dan?
G Kom we gaan zoenen in de bosjes.
(pagina 74)
V En hoe zoenen ze?
G Tongzoenen.
(pagina 75)
G Toen zei [benadeelde] : ga je mee? Ik zei: waar naar toe? Naar dat huis. Ik zei: hoezo? Ja, want dan krijgen we eten en al.
Dus wij liepen daarheen. Ik kreeg allemaal eten en alles.
(pagina 76)
G We gingen eerst de tuin in en toen gingen [benadeelde] en die man weg. Ik zat daar twintig minuten, langer zelfs. Ik ging in het steegje staan, best wel lang.
V En waar gingen ze samen naar toe?
G Volgens mij naar voren ergens. Het bleek dat ze weer naar binnen zijn gegaan en toen naar boven.
V En hoe weet je dat?
G Dat heeft [benadeelde] gezegd.
En toen hadden ze seks gehad.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, zittingspaats ’s-Hertogenbosch, d.d. 29 januari 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
Het klopt dat [benadeelde] en ik seks met elkaar gehad hebben in mijn huis in [locatie 2] .
(…)
Ik heb [benadeelde] in totaal twee keer ontmoet.
(…)
We stonden buiten ergens op een pleintje. Er stonden wat struiken. We hebben wat gepraat en we zoenden elkaar. Het kan best zijn dat ik haar buiten al heb aangeraakt.
(…)
Er liep een jongen mee. Die jongen wachtte in de tuin, totdat [benadeelde] en ik klaar waren.
[benadeelde] en ik gingen naar de slaapkamer. We hebben ons eerst uitgekleed en toen seks gehad. Ik ben met mijn penis in haar vagina geweest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken, van hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder feit 2, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is – op de gronden als verwoord in de pleitnota overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep – aangevoerd dat de verdachte op geen enkele wijze kon weten of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer nog geen 18 jaar oud was. Zelfs al zou komen vast te staan dat verdachte wist dat [benadeelde] bij [locatie 1] verbleef, dan hoefde hij daaruit nog niet af te leiden dat zij nog geen 18 was, daar bij [locatie 1] jongeren tot 23 jaar verblijven. Voorts is bepleit dat geen sprake kan zijn van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op grond waarvan het slachtoffer is bewogen tot het plegen of dulden van seksuele handelingen waarvan verdachte zich tevens bewust is geweest. Louter een fors leeftijdsverschil is onvoldoende om te concluderen tot overwicht en hoewel de verstandelijke en sociale beperking van [benadeelde] niet wordt betwist, valt niet uit het dossier af te leiden hoe het met verdachtes sociale en emotionele ontwikkeling is gesteld. Niet kan worden afgeleid uit het substantiële leeftijdsverschil dat verdachte automatisch een hogere sociale en emotionele ontwikkeling heeft. Tot slot is verdachte zich niet ervan bewust geweest dat hij enig overwicht had op [benadeelde] en dat dat van invloed was op de seksuele handelingen, daar [benadeelde] zich volgens de deskundigen beter kan presenteren dan zij in de praktijk aankan, zij overkomt als iemand die bewust bezig is met seksualiteit en al ruim ervaren is op seksueel gebied. Bovendien lijkt [benadeelde] degene te zijn geweest die initiatief heeft genomen tot de seksuele handelingen buiten.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld ziet het hof geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaring van het slachtoffer, [benadeelde] , te twijfelen. Haar verklaring is consistent en wordt op essentiële punten bevestigd door getuige [getuige 1] en de verdachte. Het hof bezigt haar verklaring derhalve tot het bewijs.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat [benadeelde] samen met [getuige 1] , beiden 16 jaar, op maandag 11 juni 2018 is weggelopen van [locatie 1] – een orthopedagogisch behandel – en expertisecentrum voor jongeren – te [locatie 2] waar zij verbleven. Op straat kwamen zij die maandag de 38-jarige verdachte tegen die hen aansprak. Zij zagen de verdachte toen voor het eerst. De verdachte deed oneerbare voorstellen aan [benadeelde] . Hij liet geld zien en stelde aan [benadeelde] voor om leuke dingen te doen en met hem mee te gaan. Verdachte beloofde haar zelfs geld als zij bij hem bleef slapen. Even later gaf hij haar een tik tegen haar billen. Hij zei tegen [getuige 1] dat hij zijn mond moest houden. Ook heeft hij zijn tanden laten zien. Op een van de tanden staat een geweer afgebeeld.
Op zondag 17 juni 2018 liepen [benadeelde] en [getuige 1] wederom weg van het terrein van [locatie 1] . Dezelfde man, de verdachte, troffen zij weer. Hij riep naar [benadeelde] en [getuige 1] . Zij liepen vervolgens naar hem toe. Er werd wat gepraat en de verdachte kwam steeds dichter bij [benadeelde] staan en zoende haar. Op een bankje en in een bosje betastte hij haar billen en borsten. Hierna wilde de verdachte dat [benadeelde] en [getuige 1] met hem mee zouden gaan naar zijn woning. Toen de verdachte met [benadeelde] en [getuige 1] meeliep, zei hij dat zij achter hem moesten lopen omdat andere mensen zich mogelijk zouden afvragen waarom hij met zulke jonge kinderen liep. In de achtertuin van de verdachte gaf hij [benadeelde] en [getuige 1] koekjes en drinken van het merk Taksi. De verdachte liep vervolgens met [benadeelde] de tuin uit en via de voordeur de woning in, [getuige 1] in de tuin achterlatend. Eenmaal op een slaapkamer deed de verdachte zijn kleding uit en zei hij tegen [benadeelde] dat zij haar kleding ook uit kon doen. [benadeelde] mocht niet hardop praten. Eenmaal naakt fluisterde de verdachte zachtjes en wees hij telkens hoe [benadeelde] moest gaan liggen. Vervolgens hadden [benadeelde] en de man meerdere keren geslachtsgemeenschap. Even later hadden zij ook onder de douche geslachtsgemeenschap. In de tijd dat de man met [benadeelde] in de woning was, keek hij wel eens uit het raam om te kijken of [getuige 1] nog buiten stond te wachten. Enige tijd later zijn [benadeelde] en de verdachte naar buiten gegaan. De verdachte presenteerde wederom koekjes en snoep aan [benadeelde] en [getuige 1] .
Een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
De verdachte was ten tijde van het feit – op 17 juni 2018 – 38 jaar oud terwijl [benadeelde] 16 jaar oud was. Een leeftijdsverschil van 22 jaren. [benadeelde] heeft de verdachte verteld dat zij 16 jaar oud was. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat [benadeelde] tegen hem verteld had dat zij net 18 jaar oud was geworden. Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring, immers twijfelt het hof niet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] . [benadeelde] heeft niet alleen uitdrukkelijk tegenover de politie bevestigd dat zij de waarheid aangaande haar leeftijd had verteld tegen de verdachte, te weten dat zij 16 jaar was, maar [benadeelde] vertelde ook hoe verdachte daarop reageerde, namelijk dat zij er echt veel ouder uit zag toen hij haar leeftijd van haar vernam. Ook hebben [benadeelde] en [getuige 1] verdachte verteld dat zij van [locatie 1] kwamen, waarop verdachte sprak over de begeleiders van [locatie 1] en dat het alleen om geld gaat, waarmee hij zoiets bedoelde als hoe langer zij daar blijven, hoe meer de begeleiders verdienen. Verder heeft getuige [getuige 2] , gedragswetenschapper en werkzaam bij [locatie 1] , verklaard dat [benadeelde] een betrouwbare gesprekspartner is en niet liegt.
Bovendien geven naar het oordeel van het hof de volgende omstandigheden eveneens blijk ervan dat verdachte wist dat hij op 17 juni 2018 te maken had met een minderjarige [benadeelde] . Verdachte behandelde [benadeelde] , maar ook [getuige 1] als een kind. Hij gaf hen, zoals bij kinderen te doen gebruikelijk, koekjes, snoep en drinken van het merk Taksi, een drank die toch met name door jonge kinderen wordt gedronken. Verder is in dat verband opvallend zijn aanwijzing dat [benadeelde] en [getuige 1] niet direct naast hem mochten lopen toen zij onderweg waren naar zijn woning. Als reden daarvoor gaf hij aan dat andere mensen zich mogelijk anders zouden afvragen waarom hij met zulke jonge kinderen liep. Kennelijk wilde hij om hem moverende redenen niet met kinderen in de buurt gezien worden. Dit alles tezamen toont aan dat de verdachte wel degelijk wist dat hij op 17 juni 2018 te maken had met een minderjarig meisje.
Het verweer aangaande dat de verdachte op geen enkele wijze kon weten of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer nog geen 18 jaar oud was, wordt op grond van het bovenstaande verworpen.
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te dulden/ondergaan
De vraag is of de minderjarige [benadeelde] door de volwassen verdachte is bewogen om bepaalde ontuchtige handelingen toe te laten doordat verdachte als volwassen man misbruik heeft gemaakt van zijn bijzondere positie ten aanzien van de minderjarige [benadeelde] in de zin van zijn uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht.
De bewezenverklaarde seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [benadeelde] zijn in de gegeven omstandigheden in strijd met de sociaal-ethische norm. Er is derhalve sprake van ontuchtige handelingen.
Naar het oordeel van het hof was ook sprake van overwicht aan de zijde van de verdachte, voortvloeiend uit feitelijke verhoudingen. Daartoe acht het hof het volgende redengevend. Zoals hiervoor reeds overwogen, wist de verdachte dat er sprake was van een zeer groot leeftijdsverschil. Het kan niet anders dan dat hij zich daarvan ook bewust is geweest. Zoals hiervoor reeds is overwogen wist hij immers dat [benadeelde] 16 jaar en daarmee 22 jaar jonger was dan hij. Echter, naast dat grote leeftijdsverschil, was er ook sprake van verschil in verstandelijk/geestelijk niveau tussen hem en de minderjarige [benadeelde] . Uit de bewijsmiddelen volgt immers evenzeer dat verdachte wist dat de minderjarige [benadeelde] en [getuige 1] niet thuis bij hun ouders woonden, maar in een instelling, namelijk bij [locatie 1] , verbleven en dat zij daar werden begeleid, getuige zijn uitspraken tegen [benadeelde] over de begeleiders. Verdachte was aldus bekend met [locatie 1] en het feit dat daar jongeren worden begeleid. Dit betekent dat hij wist dat hij te maken had met kwetsbare jongeren die niet in een normale thuissituatie kunnen worden opgevoed. Het hof beschouwt het daarnaast als een feit van algemene bekendheid voor inwoners van [locatie 2] , zoals verdachte was, dat bij [locatie 1] kwetsbare jongeren verblijven die in verband met diverse problematieken intensieve begeleiding en behandeling behoeven die hen in een gewone thuissituatie niet (meer) kan worden geboden. Niet voor niets verblijven die jongeren in een als zodanig algemeen bekend staand orthopedagogisch behandel- en expertisecentrum. Dat [benadeelde] kampte met een verstandelijke en sociale beperking, blijkt verder onomstotelijk uit de zich in het dossier bevindende informatie over [benadeelde] . Dat er bij de verdachte daarentegen sprake was van een verminderd verstandelijk of geestelijk niveau, is gesteld noch gebleken.
De volgende vraag is of verdachtes gedragingen er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op waren gericht [benadeelde] opzettelijk ertoe te bewegen ontuchtige handelingen te dulden/ondergaan.
Uit de omstandigheden zoals die volgen uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte reeds op maandag 11 juni 2018 probeerde [benadeelde] te verleiden. Hij zocht toen contact met [benadeelde] , sprak haar aan, zorgde ervoor dat [getuige 1] bij haar uit de buurt was, toonde [getuige 1] geld, liet [getuige 1] zijn tanden zien waar op een van de tanden een geweer staat afgebeeld en zei tegen hem dat hij zijn mond moest houden, gaf aan dat hij leuke dingen met [benadeelde] wilde doen, liet ook aan [benadeelde] geld zien, beloofde haar zelfs geld als zij bij hem bleef slapen en gaf een tik op haar bil waar [benadeelde] niet op wist te reageren en een beetje van schrok. In plaats van [ex benadeelde] (“ [ex benadeelde] ” fonetisch) een voormalig bewoner van [locatie 1] , moest [benadeelde] een echte man zoeken, zoals verdachte. De daarop volgende zondag kwam [benadeelde] samen met [getuige 1] terug op de plek waar zij verdachte eerder had ontmoet. Deze zondag, 17 juni 2018, heeft verdachte zijn verleidingskunsten voortgezet bij de kwetsbare beperkte [benadeelde] , die gezien haar problematiek zeer gevoelig bleek voor zijn aandacht, en is het niet bij proberen aan de zijde van verdachte gebleven. Integendeel. Zijn initiatieven werden door [benadeelde] beantwoord, waardoor hij steeds een stapje verder ging, uitmondend in seksuele gedragingen. Ze waren eerst buiten, met [getuige 1] en een andere jongen. Verdachte had daar alleen maar oog voor [benadeelde] . Toen zij op een bankje zat, raakte hij haar billen en borsten aan. Daarna begon hij dichter tegen haar aan te staan, wilde met [benadeelde] dansen en zoende haar ineens. Ook zei hij: “loop je even mee” waarna hij haar tussen de struiken begon te betasten bij haar billen en borsten en haar (tong)zoende. [benadeelde] voelde zich daarbij niet op haar gemak en gaf dat aan. Vervolgens ging verdachte weer een stap verder, zei tegen [benadeelde] en [getuige 1] : “kom” en nam hen mee naar zijn woning, waar hij beiden eerst lekkers en drinken gaf in de tuin om vervolgens alleen [benadeelde] mee te nemen naar zijn slaapkamer waar hij meermalen geslachtsgemeenschap met haar had.
Het hof stelt vast dat ieder initiatief tot seksuele handelingen vanuit de verdachte kwam. Het is verdachte die in het openbaar dichter op haar gaat staan, haar begint te zoenen, haar meeneemt tussen de struiken en haar dan betast aan borsten en billen. Nadat [benadeelde] daarover haar ongemak heeft uitgesproken, neemt hij haar mee naar zijn woning. Hoewel [getuige 1] aanvankelijk ook mee mocht, moest hij buiten blijven wachten. Wel checkte verdachte met regelmaat of [getuige 1] nog in de tuin was. [benadeelde] ging op initiatief van verdachte met hem de woning in, mee naar zijn slaapkamer. Vervolgens was het ook daar de verdachte die het initiatief nam. Op zijn initiatief kleedde [benadeelde] zich uit en verwijderde zij haar tampon. De omstandigheid dat [benadeelde] aangaf ongesteld te zijn, weerhield de verdachte geenszins van zijn behoefte aan seks. Daarbij werd geen condoom gebruikt. Het was verdachte die zei dat [benadeelde] moest fluisteren. Vervolgens was het ook verdachte die bepaalde in welke posities [benadeelde] op zijn bed moest gaan liggen alvorens hij haar bij herhaling met zijn penis in haar vagina penetreerde. Ook daarna nam verdachte opnieuw het initiatief tot seksuele handelingen en stelde hij voor te gaan douchen, want onder de douche moest [benadeelde] bukken en opnieuw een penetratie van zijn penis in haar vagina dulden. Daarna bracht hij [benadeelde] weer naar de tuin, waar [getuige 1] op [benadeelde] wachtte en kregen zij nog snoep en wat te drinken. De stelling van de verdediging dat het initiatief tot de seksuele handelingen van [benadeelde] uitging, wordt door het hof dan ook verworpen.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze feiten en omstandigheden duidelijk dat sprake was van zodanig overwicht van verdachte waardoor [benadeelde] werd bewogen tot het dulden/ondergaan van de seksuele handelingen. Alles wijst erop dat verdachtes handelingen er van meet af aan op waren gericht om [benadeelde] , wetend van haar leeftijd en bekend met haar kwetsbaarheid gezien haar verblijf bij [locatie 1] , te verleiden seks met hem te hebben. Het hof leidt uit de gehele gang van zaken af dat verdachte aldus wist dat hij risicovolle seks ging hebben met dit kwetsbare minderjarige meisje en is van oordeel dat verdachte daarmee – minst genomen – de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het overwicht als vorenomschreven (mede) voor [benadeelde] een reden was voor het meedoen aan/dulden van de seks met de verdachte. Dat [benadeelde] zich aan hem in sociaal opzicht mogelijk beter presenteerde dan zij in praktijk aankan en in staat was om aan te geven dat ze verdachte desverzocht niet wilde pijpen, omdat ze pijpen vies vindt, en het pijpen ook niet heeft plaatsgehad, maakt al het vorenoverwogene niet anders en doet aan de bewezenverklaarde opzettelijke verleiding tot ontucht niets af.
Het verweer aangaande dat er geen sprake kan zijn van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op grond waarvan het slachtoffer is bewogen tot het plegen of dulden van seksuele handelingen waarvan verdachte zich tevens bewust is geweest, wordt op grond van het bovenstaande verworpen.
Het hof acht het tenlastegelegde op grond van het vorenstaande dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen vanhem te dulden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het feit tenlastegelegd onder 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat het tenlastegelegde bijna 3 jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat de verdachte en de verdediging op geen enkele wijze hebben bijgedragen aan het ruime tijdsverloop in de zaak die aanvankelijk was geseponeerd. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij wist dat zij nog maar 16 jaar oud was, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te dulden of te ondergaan, immers heeft verdachte door het feitelijke overwicht dat hij op haar had door het leeftijdsverschil van 22 jaren en verschil in verstandelijk/geestelijk niveau het minderjarige slachtoffer bewogen handelingen van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm te dulden/ondergaan. De verdachte is op straat met het verleiden gestart, heeft haar daar betast bij haar billen en borsten en ge(tong)zoend om haar vervolgens mee te nemen naar zijn huis waar hij meerdere malen seks met haar heeft gehad.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het slachtoffer destijds zestien jaren oud was en de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes en daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van het slachtoffer;
  • de omstandigheid dat de verdachte door het plegen van het bewezenverklaarde feit de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jeugdige slachtoffer heeft geschonden en een ongestoorde seksuele ontwikkeling van deze – vanwege haar beperking – nog zeer jonge puber, doorkruist; het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden;
  • de omstandigheid dat een dergelijk feit vaak groot persoonlijk leed toebrengt aan de ouders/verzorgers van het slachtoffer en bovendien leidt tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 9 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake zedendelicten;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Blijkens de in hoger beroep door de moeder van het slachtoffer voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring ondervindt het slachtoffer tot op de dag van vandaag nog de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ze heeft nachtmerries en is vaak in de war. Hieruit volgt dat het handelen van de verdachte een grote impact op het slachtoffer en haar familie heeft.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op dit alles niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 6 maanden met zich brengt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (gemachtigde: haar moeder [moeder benadeelde] )
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.379,85 bestaande uit € 2.879,85 aan materiële schade (kleding, oorbellen, medicatie, reiskosten en parkeerkosten) en € 3.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij is in deze vordering bij het vonnis waarvan beroep als gevolg van de integrale vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, met uitzondering van de reiskosten en de parkeerkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde materiële schade bepleit dat de reis- en parkeerkosten dienen te worden afgewezen nu dit geen rechtstreekse schade betreft als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Voor het overige gedeelte ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich aan het oordeel van het hof gerefereerd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien zonder verdergaand onderzoek niet kan worden vastgesteld of de door de benadeelde partij geleden immateriële schade is toe te schrijven aan het handelen van de verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 2.879,85 aan materiële schade gevorderd bestaande uit kleding (€ 47,00), oorbellen (€ 5,00), medicatie (€ 44,77), reiskosten (€ 2.763,48) en parkeerkosten (€ 19,60). De gevorderde kosten ter zake kleding, oorbellen en medicatie – welke rechtstreekse schade betreffen – zijn niet betwist en derhalve toewijsbaar.
Voor zover de laatste twee kostenposten zien op gemaakte reis- en parkeerkosten naar de politie voor het doen van aangifte en het afleggen van een nadere verklaring, overweegt het hof dat dit geen rechtstreekse materiële schade betreft die voor vergoeding in aanmerking komt. Evenmin zijn het toewijsbare proceskosten. Het hof zal derhalve het gevorderde bedrag met betrekking tot deze posten ter hoogte van € 60,76 afwijzen.
Ten aanzien van de overige gevorderde reiskosten acht het hof verdergaand onderzoek noodzakelijk om vast te stellen dat en/of in hoeverre deze kosten zijn te relateren aan het bewezenverklaarde feit. Het hof is van oordeel dat nader onderzoek naar dit onderdeel van de vordering evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat daarvoor in deze strafzaak geen plaats meer is. In zoverre is de vordering van de benadeelde partij daarom thans niet-ontvankelijk en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaliteit ligt daarmee een bedrag aan materiële schadevergoeding van € 96,77 (kleding, oorbellen en medicatie) voor toewijzing gereed.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2018, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 3.500,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd. Het hof acht deze gevorderde immateriële schade, welke rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is toegebracht, billijk en niet bovenmatig. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de benadeelde partij tot op de dag van vandaag nog de gevolgen van het bewezenverklaarde ondervindt. In de slachtofferverklaring heeft de benadeelde partij uiteengezet welke gevolgen het incident heeft teweeggebracht. Het impliceert dat zij geestelijk in een minder goede conditie verkeert dan voorafgaand aan het incident. Dat de benadeelde partij verstandelijk beperkt is, doet daaraan niet af.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 3.596,77. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.596,77 (drieduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit € 96,77 (zesennegentig euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2018 tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 60,76 (zestig euro en zesenzeventig cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.596,77 (drieduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit € 96,77 (zesennegentig euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en
€ 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2018 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 45 (vijfenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 29 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, registratienummer PL2100-2018115267, sluitingsdatum 27 november 2018, doorgenummerde pagina’s 1-163.