ECLI:NL:GHSHE:2021:2073

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
20-001560-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 13 juli 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs en een wapen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar de verdediging voerde enkel verweer tegen de strafmaat. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. De tenlastelegging werd gewijzigd, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1.528 kilogram hasjiesj en een veerdrukwapen, dat leek op een vuurwapen. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging. De beslissing is gegrond op de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001560-20
Uitspraak : 17 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-075769-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring in het vonnis waarvan beroep, maar is uitsluitend een strafmaatverweer gevoerd
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2020 heeft de officier van justitie gevorderd dat de tenlastelegging wordt gewijzigd in die zin dat in het onder 2 tenlastegelegde feit wordt weggehaald de zinsnede “zijnde een voorwerp als bedoeld in artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling Wapens en Munitie” en dat daarvoor in de plaats wordt gesteld “(een Beretta, model 92)”. Genoemd proces-verbaal houdt niet in dat door de verdediging verweer is gevoerd tegen deze vordering. De politierechter heeft de vordering toegewezen en het onderzoek met toestemming van de verdediging aanstonds voortgezet. Het hof stelt echter vast dat de politierechter de wijziging niet heeft weergegeven in het vonnis onder het kopje ‘De tenlastelegging’ en voorts is de wijziging evenmin zichtbaar betrokken in de bewezenverklaring.
Het hof zal daarom thans recht doen op grond van de gewijzigde tenlastelegging, hetgeen de politierechter - kennelijk abusievelijk - heeft nagelaten.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.528 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 39,384 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukwapen, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen (een Beretta, model 92), voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 27 februari 2019 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.528 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 39,384 kilogram hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 27 februari 2019 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukwapen, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen (een Beretta, model 92), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna volgende bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaringen van de verdachte daaromtrent, met een opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Feit 1 [1]
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij het eens is met de bewezenverklaring van feit 1 zoals opgenomen in het vonnis van de politierechter;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 16 april 2019
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van [verbalisant 2] d.d. 28 februari 2019 [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] d.d. 21 november 2019 [4] .
Feit 2
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij het eens is met de bewezenverklaring van feit 2 zoals opgenomen in het vonnis van de politierechter (waarbij het hof dit aldus verstaat dat de verdachte het eens is met de bewezenverklaring van de gewijzigde tenlastelegging zoals hiervoor vermeld);
  • het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant 4] d.d. 28 februari 2019
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
  • de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2021 reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld;
  • de omstandigheid dat bij de verdachte ruim anderhalve kilogram hennep en bijna 40 kilogram hasjiesj zijn aangetroffen, aldus (zeer) grote hoeveelheden;
  • het gegeven dat het aanwezig hebben van dergelijke grote hoeveelheden hennep en hasjiesj doorgaans in relatie staan tot het telen van en de handel in softdrugs, wat allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten meebrengt, alsmede dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft, en
  • het gegeven dat het onbevoegd voorhanden hebben van een veerdrukwapen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich meebrengt, aangezien een dergelijk wapen geschikt is voor afdreiging of bedreiging.
Het hof heeft voorts gelet op de straffen die ter zake van overtreding van artikel 3 onder C van de Opiumwet plegen te worden opgelegd, waarbij het gewicht van de aangetroffen softdrugs tussen de 25 kilogram en 250 kilogram bedraagt. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wordt genoemd als uitgangspunt bij het aanwezig hebben van meer dan 25 kilogram softdrugs.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Hoewel het hof waardering heeft voor de wijze waarop de verdachte thans invulling aan zijn leven lijkt te geven, doet dat niets af aan de strafwaardigheid van zijn handelen. Wel geeft, onder meer de door de verdediging overgelegde schriftelijke informatie over die persoonlijke omstandigheden, aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr.drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Middelkoop, griffier,
en op 17 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr.drs. M.C.C. van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam ’s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2020012644, gesloten op 17 januari 2020 en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-90.
2.Dossierpagina’s 14-15.
3.Dossierpagina 36.
4.Dossierpagina 46.
5.Dossierpagina 40.