ECLI:NL:GHSHE:2021:2069
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in drugszaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de productie en handel in synthetische drugs, alsook het medeplegen van export hiervan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 1 juni 2021 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 1 juli 2021 de zaak behandeld in raadkamer.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. Uit het dossier blijkt dat er nog steeds voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, vooral met betrekking tot de export van grote hoeveelheden drugs. Het hof oordeelt dat de rechtsorde ernstig is geschokt door de verweten feiten, die een gevangenisstraf van 12 jaar of meer met zich mee kunnen brengen. De verdediging heeft aangevoerd dat de geschokte rechtsorde inmiddels is verminderd, maar het hof is van mening dat de internationale opvattingen over drugshandel strenger zijn dan in Nederland en dat het onacceptabel zou zijn als de verdachte zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten.
Het hof concludeert dat er nog steeds gevaar voor herhaling bestaat, gezien de aard en ernst van de verweten gedragingen. De verdachte lijkt zich enkel te laten leiden door persoonlijk gewin, wat de kans op herhaling vergroot. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die het belang van de samenleving zouden doen wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.